Schriftelijke vragen : Het bericht dat ING betaalgegevens gebruikt voor persoonlijke reclame
Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Financiƫn over het bericht dat ING betaalgegevens gebruikt voor persoonlijke reclame. (ingezonden 12 juni 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat ING betaalgegevens wil gaan gebruiken voor persoonlijke
reclame?1 Wat is ING precies van plan?
Vraag 2
In hoeverre is de werkwijze van ING in overeenstemming met privacywetgeving en gedragscodes?
Kunt u daarbij, in aanvulling op uw brief van 11 juni 20192, een specifiek inhoudelijke analyse bieden ten aanzien van de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG) en de Europese richtlijn voor betaaldiensten (PSD2)?
Vraag 3
Wat vindt u van de afweging die ING heeft gemaakt met betrekking tot haar eigenbelang
en het klantenbelang?
Vraag 4
Deelt u de mening dat betaalgegevens in handen van banken zijn vanuit de nutsfunctie
van het betalingsverkeer, en dat daarmee deze gegevens niet voor marketingdoeleinden
gebruikt zouden moeten worden?
Vraag 5
Waarom heeft de Autoriteit Persoonsgegevens hierover vragen gesteld en wat houden
die vragen in?
Vraag 6
Vindt u dat banken de betaalgegevens van klanten moeten kunnen gebruiken voor advertentiedoeleinden,
ook als de klantgegevens niet bij derden terechtkomen? Deelt u de mening dat dit onwenselijk
is, ook als dit op basis van bestaande wetgeving toegestaan is?
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat ING dit gebruik van gegevens als standaardinstelling hanteert
(opt-out), in plaats van klanten zelf actief te laten aangeven dat hun gegevens voor
marketingdoeleinden mogen worden gebruikt (opt-in)? Deelt u de mening dat privacy
standaard zou moeten zijn met betrekking tot betalingsgegevens? Bent u bereid om privacy
als standaardinstelling vast te leggen voor betaalgegevens?
Vraag 8
Acht u deze stap van ING behulpzaam bij het herstel van het vertrouwen in de bankensector?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Nijboer, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.