Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van lid Bromet over het bericht “Zware kritiek van oud-directeur Staatsbosbeheer op houtkap”
Vragen van het lid Bromet (GroenLinks) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Zware kritiek van oud-directeur Staatsbosbeheer op houtkap» (ingezonden 12 april 2019).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 13 juni
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2635.
Vraag 1
Kent u het bericht «Zware kritiek van oud-directeur Staatsbosbeheer op houtkap»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Aangezien u in uw vorige beantwoording op vragen over dit artikel stelt dat «er enkele
jaren iets meer dan de gebruikelijke 1% de oppervlakte per jaar is verjongd», hoe
beoordeelt u dan dat uit cijfers van Staatsbosbeheer blijkt dat er al vijf jaar gestreefd
wordt naar 2% kaalkap van het multifunctionele bos?2 3
Antwoord 2
In deze vraag wordt verwezen naar een rapportage over 2012. Staatsbosbeheer constateerde
toen op basis van de gegevens van de zesde nationale bosinventarisatie dat de bijgroei
in het Nederlandse bos terugliep. Er was een aantal decennia weinig aan bosverjonging
gedaan en het bos verouderde. In 2012 heeft Staatsbosbeheer vervolgens besloten een
verjongingsimpuls voor enkele jaren te starten. Zoals vermeld in de beantwoording
op de eerdere vragen van het lid Bromet (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019,
nr. 2036) is als gevolg daarvan enkele jaren iets meer dan de gebruikelijke één procent van
de oppervlakte per jaar verjongd. Tegenwoordig hanteert Staatsbosbeheer kleinschaligere
groepenkap (een halve hectare of kleiner) of boomsgewijze kap. Er zijn echter specifieke
situaties waarin tot maximaal één hectare gewerkt kan worden, bijvoorbeeld in populierenbossen.
In het geval van calamiteiten waarbij de veiligheid in het geding kan zijn, als gevolg
van bijvoorbeeld de essentaksterfte, worden deze grenzen niet gehanteerd.
Vraag 3
Deelt u het oordeel dat dit een stuk langer en meer is dan «gebruikelijk» en vindt
u dat ook een zorgelijke ontwikkeling?
Antwoord 3
Zoals ik in antwoord op vraag 1 aangeef, klopt het niet dat Staatsbosbeheer al langer
dan vijf jaar streeft naar twee procent kaalkap. Wel begrijp ik heel goed dat het
kappen van bomen vragen en emoties oproept. Dit onderstreept de noodzaak van actieve
communicatie en transparantie. Staatsbosbeheer geeft hier invulling aan via bijvoorbeeld
een uitgebreid dossier «bos en hout» op zijn website en via rondleidingen en bijeenkomsten
voor omwonenden en gebruikers van het bos. Daarnaast is steeds zorgvuldigheid geboden
bij het maken van afwegingen in het beheer. Op 20 mei 2019 heb ik u geïnformeerd over
mijn voornemen om een bossenstrategie te ontwikkelen waarin de diverse functies van
het bos worden geplaatst in het licht van onze natuur-en klimaatdoelstellingen. In
deze brief ga ik, op verzoek van de vaste commissie voor LNV van uw Kamer, ook nader
in op de overwegingen die Staatsbosbeheer hanteert bij het al dan niet kiezen voor
houtkap.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat «verjonging van het bos» eigenlijk betekent dat er stukken oud
bos volledig zijn kaalgekapt om jong bos te doen ontstaan?
Antwoord 4
In het algemeen betekent verjonging van bos geen kaalkap. Die term komt nog uit het
oude vlaktegewijs beheer. In de bosbouw zijn verschillende kapsystemen beschikbaar
voor verjonging: kaalkap, schermkap, zoomkap, coulissenkap, groepenkap en uitkap.
Daarnaast bestaan ook nog hakhoutbeheer en grienden. Kaalkap is dus slechts een van
de methoden om ervoor te zorgen dat bosverjonging de ruimte krijgt.
Vraag 5
Klopt het dat bosverjonging ook op andere manieren tot stand kan worden gebracht dan
kaalkap, bijvoorbeeld door de spontane vestiging van jonge bomen te faciliteren?
Antwoord 5
Ja. Bosverjonging kan met verschillende kapsystemen tot stand worden gebracht. Ik
verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 4. Overigens sluit kaalkap spontane verjonging
niet uit. Bij de keus voor een bepaald kapsysteem kan een beheerder nog steeds kiezen
voor twee manieren van verjonging: natuurlijke/spontane verjonging of aanplant/kunstmatige
bezaaiing.
Vraag 6
Klopt het dat het vóór 2010 juist gebruikelijk was om het bos alleen uit te dunnen
(voor houtproductie), ook wel natuurvolgend bosbeheer, in plaats van kaal te kappen?
Antwoord 6
Die stelling klopt niet in zijn algemeenheid. Het bosbeheer was tot in de jaren tachtig
juist voor een groot deel gericht op kaalkap. Op een beperkt areaal was er ook uitkapbos.
In de jaren tachtig hebben zich andere beheerbenaderingen ontwikkeld waaronder Pro-Silva-beheer
en geïntegreerd bosbeheer en zijn deze geleidelijk aan gangbaar geworden. Deze benaderingen
kenmerken zich door kleinschaligheid en inspelen op natuurlijke processen. Dat is
na 2010 niet veranderd.
Vraag 7
Wist u dat natuurvolgend bosbeheer, in tegenstelling tot kaalkap en heraanleg, op
termijn minder kosten met zich meebrengt en tegelijkertijd leidt tot veel meer biodiversiteit
en meer opslag van CO2? Zo ja, waarom wordt dat type bosbeheer niet standaard gehanteerd?
Antwoord 7
Om beoogde doelen zoals biodiversiteit en klimaat te bereiken staan verschillende
beheermethodes ter beschikking. Natuurvolgend bosbeheer is er daar zeker een van.
Het is van belang dat beheerders daarmee op grond van hun professionaliteit een optimale
keus in kunnen te maken. Via de Klimaatenveloppe ondersteunen we hen daarbij met pilots
en de ontwikkeling van de gereedschapskist natuurslim bos- en natuurbeheer. Ook in
de totstandkoming van de bossenstrategie zullen we in overleg met beheerders aandacht
hebben voor vormen van bosbeheer.
Vraag 8
Klopt het dat de kapvlaktes van de eerste jaren bijna continue twee hectares groot
waren en niet slechts «tussen de één en twee hectare», zoals u in uw eerdere beantwoording
heeft verwoord?4
Antwoord 8
Tijdens de kortdurende verjongingsimpuls hanteerde Staatsbosbeheer een bovengrens
van 2 hectare. In de praktijk was ook toen een groot deel van de kapvlakten kleiner
dan 1 hectare. De stelling klopt dus niet. Dit werd voor Staatsbosbeheer vanwege het
FSC-keurmerk voor duurzaam bosbeheer ook jaarlijks gecontroleerd. Zie verder het antwoord
op vraag 2.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat de totale oppervlakte bosvernieling alsnog gelijk is gebleven
ten opzichte van voorgaande jaren, ondanks het feit dat Staatsbosbeheer de kapvlaktes
nu kleiner houdt (rond de ½ hectare)?
Antwoord 9
Van bosvernieling is bij Staatsbosbeheer geen sprake. Staatsbosbeheer houdt zich aan
de randvoorwaarden die de provincies in hun financiering van het bosbeheer stellen,
aan nationale en internationale wettelijke verplichtingen en aan de voorwaarden zoals
gesteld in de FSC-certificering.
De cijfers voor de houtoogst bij Staatsbosbeheer, inclusief landschappelijke beplantingen,
over de laatste drie jaar geven het volgende beeld:
2016 318.000 m3 regulier bosbeheer
2017 271.000 m3 regulier bosbeheer en 42.000 m3 essentaksterfte
2018 247.000 m3 regulier bosbeheer en 85.000 m3 essentaksterfte
De reguliere oogst is in deze periode dus afgenomen.
Vraag 10
Klopt het dat de Wet natuurbescherming momenteel wordt omzeild omdat er nog geen nieuwe
Gedragscode bosbeheer is die aansluit op deze wet?
Antwoord 10
De gedragscode Bosbeheer is opgesteld in het kader van de toenmalige Flora- en faunawet
en gericht op het verkrijgen van vrijstelling van de soortenbeschermingsbepalingen
daarvan en is wat dat betreft ook in overeenstemming met de huidige Wet natuurbescherming.
De gedragscode Bosbeheer is op 1 november 2017 verlopen. Op grond van het overgangsrecht
is de geldigheidsduur van de gedragscode per die datum verlengd tot het moment dat
er een nieuwe gedragscode is goedgekeurd. Van omzeilen van de Wet natuurbescherming
is dan ook geen sprake. Ik voer momenteel overleg met de Vereniging van Bos-en Natuureigenaren
(VBNE) over de actualisatie van de huidige gedragscode en verwacht dit jaar tot overeenstemming
te komen.
Vraag 11
Kunt u toelichten hoe het komt dat er nog geen nieuwe Gedragscode bosbeheer is ontwikkeld
die aansluit op de Wet natuurbescherming ondanks het feit dat de oude Gedragscode
al in 2015 is verlopen?
Antwoord 11
De gedragscode is op 1 november 2017 verlopen. In het antwoord op vraag 10 heb ik
al toegelicht dat ik momenteel overleg met de Vereniging van Bos-en Natuureigenaren
(VBNE) over de actualisatie van de huidige gedragscode en verwacht dit jaar tot overeenstemming
te komen.
Vraag 12
Klopt het dat de FSC-criteria (Forest Stewardship Council) per land worden onderhandeld
en dat daaruit is gekomen dat kapvlaktes wel twee hectare mogen zijn en dat er geen
bepaling is opgenomen over de schadelijke effecten van bodembewerking in Nederland?
Antwoord 12
De FSC-criteria gelden wereldwijd. Wel wordt per land een FSC-standaard opgesteld
door een werkgroep, waarin vertegenwoordigers van bosbeheerders, bosaannemers, vakbeweging
en natuurorganisaties zitting hebben. De standaard wordt getoetst aan de 68 wereldwijde
criteria.
Het klopt dat FSC een maximale grootte van twee hectare noemt. Bodems worden in algemene
bepalingen beschermd. Ook het bewerken van de bodem dient voorkomen te worden, tenzij
men exoten probeert te verwijderen of dit noodzakelijk is voor de ontkieming van soorten.
Vraag 13
Kunt u bevestigen dat de ecologische schade die het maken van zulke kapvlaktes- en
de verlaging van de bodemvruchtbaarheid door bodembewerking teweegbrengt enorm is?
Antwoord 13
Zoals in het antwoord op vraag 7 vermeld zal de bosbeheerder bij de verjongingsvorm
steeds in de specifieke situatie een afweging moeten maken op basis van effecten op
verschillende functies, waaronder biodiversiteit, en op basis van een beoordeling
van de kansen op een succesvolle verjonging. De keuze valt dan vaak op kleinschalige
beheermethoden zonder grondbewerking. Grotere kapvlakten en bodembewerking zijn uitzonderingen.
Voor sommige bostypen kan een tijdelijke en plaatselijke lichte bodemverwonding noodzakelijk
zijn voor het laten slagen van een nieuwe generatie jonge bomen. Intensief klepelen
en ploegen komt vrijwel niet meer voor. Ik kan dat dus niet in algemene zin bevestigen.
Vraag 14
Wat is daarmee uw oordeel over de duurzaamheid van de FSC-criteria?
Antwoord 14
FSC is een privaat initiatief, net als PEFC, een ander keurmerk voor duurzame bossen.
Beide keurmerken zijn algemeen aanvaarde normen voor het privaat aantonen van duurzaam
bosbeheer. De keuze voor FSC- of PEFC-certificering is een keuze van Staatsbosbeheer
en andere bosbeheerders, en geen voorwaarde die de overheid aan het bosbeheer stelt.
Ik zie private certificering als marktinstrument dat een goede toevoeging is op door
de overheden gestelde regels.
Vraag 15
Gezien het feit dat de Wet natuurbescherming stelt dat «de grond waarop herbeplanting
plaatsvindt ten minste dezelfde kwaliteit heeft als de grond waarop de gevelde houtopstand
zich bevond», bent u dan nog steeds van mening dat Staatsbosbeheer niet in strijd
handelt met deze wet ondanks het feit dat bodembewerking de bodemkwaliteit ernstig
aantast? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Antwoord 15
Ja. Zoals gemeld in mijn beantwoording op de eerdere vragen van het lid Bromet (vraag
3) ben ik van oordeel dat Staatsbosbeheer zorgvuldig en in lijn met de betreffende
wet- en regelgeving handelt. Dit wetsartikel wordt overigens gebruikt om te bepalen
of een gedragscode de wijze van vellen en herbeplanten zo beschrijft dat hij kan worden
goedgekeurd. De bepaling is dus niet rechtstreeks gericht op het handelen van de beheerder.
Vraag 16
Bent u nog steeds van mening dat Staatsbosbeheer bodemleven, biodiversiteit en andere
natuurwaarden niet in het geding brengt ondanks het feit dat ecologen en bosbeheerders
onomstotelijk vaststellen het huidige kaalkapbeheer, in tegenstelling tot natuurvolgend
bosbeheer, het bodemleven ernstig schaden? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Antwoord 16
Uiteraard heb ik begrip voor de zorgen en emoties die het kappen van bos met zich
meebrengt, maar ik blijf van mening dat er bij Staatsbosbeheer geen sprake is van
«huidig kaalkapbeheer». In mijn antwoord op vraag 2 heb ik gemeld dat Staatsbosbeheer
in zijn multifunctionele bossen, behoudens calamiteiten, alleen nog in specifiek situaties
waar dat verantwoord is kap groter dan een halve hectare uitvoert.
Het is gezien de lange groeitijd van bossen essentieel dat bosbeheerders, niet alleen
Staatsbosbeheer, doordachte beheerbeslissingen nemen. Ze zullen daarbij moeten letten
op bodemleven en biodiversiteit, maar ook op andere factoren zoals de kans van slagen
van de verjonging, de behoefte van bepaalde plant- en diersoorten aan open plekken,
en de vitaliteit en de genetische kwaliteit van het bestaande bos.
Vraag 17
Bent u bereid om concrete acties te formuleren waarmee de toenemende houtkap in Nederland
een halt wordt toegeroepen en bent u bereid de Kamer hierover spoedig te informeren?
Antwoord 17
Zoals ik u per brief van 20 mei 2019 heb gemeld werk ik met de provincies, bosbeheerders
en andere maatschappelijke partijen aan een bossenstrategie.
Ik streef ernaar deze voor het einde van het jaar naar uw Kamer te sturen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.