Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Diks over omgang van Defensie met getraumatiseerde veteranen
Vragen van het lid Diks (GroenLinks) aan de Minister van Defensie over de omgang van defensie met getraumatiseerde veteranen (ingezonden 16 mei 2019).
Antwoord van Minister Bijleveld-Schouten (Defensie) (ontvangen 14 juni 2019)
Vraag 1 en 2
Bent u bekend met het bericht «Defensie zet veteranen met rug tegen de muur»?1
Herkent u het beeld dat bij genoemde veteranen leeft dat bij de toetsing voor het
Militair Invaliditeitspensioen (MIP) suggestieve vragen worden gesteld, klachten worden
gebagatelliseerd en relevante informatie terzijde wordt geschoven? Kunt u verklaren
waarom dit zo ervaren wordt door de veteranen?
Antwoord 1 en 2
Nee. De verzekeringsartsen zijn aangesteld om te beoordelen of de beperkingen van
cliënten (in enige mate) verband houden met de uitoefening van de militaire dienst.
Om dit te kunnen bepalen worden er tijdens een uitgebreid spreekuur ook vragen gesteld
over de jeugd van de cliënt en zijn/haar leven na de diensttijd. Dit is noodzakelijk
voor de arts om een compleet beeld te krijgen van het leven van de cliënt. Hiermee
kan hij een adequaat advies uit brengen. In de uitnodiging voor het spreekuur wordt
dit aangegeven bij de cliënten. De verzekeringsarts is gehouden uit te vragen op basis
van Protocollen, waaronder het PTSS-Protocol.
Bij alle cliënten wordt de relevante (behandel-) informatie opgevraagd om een zo volledig
mogelijk beeld te krijgen bij de toetsing voor het MIP. De partijen die benaderd worden,
worden door de cliënt zelf aangedragen. Ook kan de verzekeringsarts naar aanleiding
van het spreekuur met de cliënt nog besluiten aanvullende informatie op te vragen.
Al deze informatie moet worden meegewogen in het advies dat de verzekeringsarts uitbrengt.
De adviezen worden voordat ze worden uitgebracht geviseerd door de Pensioen- en Verzekeringsautoriteit.
Dit is een onafhankelijke partij gecontracteerd door Defensie.
Het Klantonderzoek ABP laat zien dat het overgrote deel van de klanten die op spreekuur
zijn geweest het contact met Sociaal Medische Onderzoek van ABP als prettig en vriendelijk
ervaart en vindt dat er voldoende ruimte is om de eigen situatie met de verzekeringsarts
te bespreken.
Vraag 3
Klopt het dat Defensie schade pas berekent vanaf het moment van vaststelling van die
schade, en niet vanaf het moment van ontstaan van die schade, zoals bijvoorbeeld PTSS
als gevolg van een missie?
Antwoord 3
De datum waarop de schade is ontstaan en vanaf wanneer deze berekend wordt, wordt
aan de hand van de gegevens uit het dossier en in samenspraak met de belangenbehartiger
van de veteraan vastgesteld. Dit als onderdeel van het gezamenlijk te bewandelen schaderegelingstraject.
Als deze datum in het verleden ligt, dan wordt daar met de berekening uiteraard van
uitgegaan. Specifiek voor PTSS geldt dat de oorzaak hiervan gelegen kan zijn in een
uitzending, doch dat de PTSS zich later pas openbaart. Het komt voor dat een militair
geruime tijd normaal heeft gefunctioneerd voordat de effecten op de gezondheid (en
daarmee schade) zich openbaarden.
Vraag 4
Op welke wijze wordt toezicht gehouden op de beoordelingen voor het MIP, die door
de ABP-verzekeringsartsen namens Defensie worden gemaakt? Worden bij dit toezicht
ook de ervaringen van gekeurde veteranen betrokken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
De eerder genoemde Pensioen- en Verzekeringsautoriteit is door Defensie gecontracteerd
om een 100% controle te doen op alle uitgebrachte adviezen bij de beoordelingen voor
het MIP en rapporteert dit aan Defensie. Dit zijn ook verzekeringsartsen maar zij
hebben geen relatie met het ABP. De ervaringen van veteranen worden niet bij dit toezicht
betrokken. De Pensioen- en Verzekeringsautoriteit is een onafhankelijke partij.
Vraag 5
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat veteranen minder lang met Defensie
hoeven te twisten om tot een rechtvaardige regeling te komen?
Antwoord 5
In 2018 was er behoefte aan twee extra verzekeringsgeneeskundige artsen. De eerste
hiervan is op per 1 september 2018 in dienst getreden bij het Bedrijf Sociaal Medisch
Onderzoek van het ABP. Per 1 januari 2019 is de capaciteit met nog een tweede verzekeringsarts
uitgebreid.
De komst van deze twee artsen betekent niet dat de achterstanden snel kunnen worden
ingelopen. Nieuwe krachten moeten worden ingewerkt; dat vergt tijd en capaciteit van
de zittende bezetting. Gemiddeld bedraagt de inwerkperiode voor nieuwe verzekeringsartsen
6 tot 8 maanden. Pas daarna draaien zij volledig mee.
Het bedrijf Bijzondere Medische Beoordelingen (BMB) van Defensie heeft om die reden
aangeboden verzekeringsgeneeskundige capaciteit in te zetten om keuringen voor het
Bedrijf Sociaal Medisch Onderzoek van het ABP uit te voeren. Het gaat om 9 keuringen
op maandbasis. Van dit aanbod wordt dankbaar gebruik gemaakt en inmiddels is het Bedrijf
Sociaal Medische Onderzoek van het ABP gestart met het aanleveren van de eerste dossiers
aan BMB.
Vraag 6
Deelt u de mening dat een standaard terugkeergesprek met uitgezonden militairen én
hun gezin nuttig kan zijn om direct na uitzending psychische problemen vroegtijdig
actief te signaleren? Zo ja, wat is er voor nodig qua middelen om dit standaard mogelijk
te maken en op welke termijn zou dit te realiseren zijn?
Antwoord 6
Ongeveer 3 maanden na terugkeer van de uitzending vindt het terugkeergesprek plaats
tussen een bedrijfsmaatschappelijk werker van Defensie en de veteraan. In 2017 is
Defensie begonnen met een pilotproject, waarin is gekeken naar de meerwaarde van een
terugkeergesprek waarbij naast de militair ook diens partner aanwezig is. Uit de pilot
bleek dat het terugkeergesprek waarbij de partner aanwezig is, een beter zicht geeft
van het persoonlijk functioneren van de militair binnen het gezin en ook kunnen problemen
beter worden onderkend. Daarnaast biedt het terugkeergesprek met militairen en partners
de mogelijkheid om erkenning en waardering te geven aan de partners. De pilot is vanwege
de positieve bevindingen in 2018 voortgezet en uitgebreid. Momenteel wordt bezien
of het wenselijk is om standaard aan de veteraan aan te bieden dat de partner aan
het terugkeergesprek van de militair kan deelnemen.
Vraag 7
Bent u bereid deze vragen vooraf aan of gelijktijdig met het publiceren van de Veteranennota
te beantwoorden?
Antwoord 7
Ja.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Bruins Slot
(CDA), ingezonden 14 mei 2019 (vraagnummer 2019Z09397) en van het lid Kerstens (PvdA), ingezonden 16 mei 2019 (vraagnummer 2019Z09729)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.