Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tellegen over het bericht 'De jacht op het 'zelfdodingspoeder' gaat door, maar nu ondergronds'
Vragen van het lid Tellegen (VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «De jacht op het «zelfdodingspoeder» gaat door, maar nu ondergronds» (ingezonden 29 mei 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 12 juni
            2019).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «De jacht op het «zelfdodingspoeder» gaat door, maar
               nu ondergronds»?1
Antwoord 1
            
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Vraag 2
            
Kunt u aangeven wat u vindt van het bestaan van de Coöperatie Laatste Wil (CLW)?
Antwoord 2
            
De eerder voorgenomen activiteiten van de Coöperatie Laatste Wil om zelf een middel
               ter zelfdoding beschikbaar te stellen aan de leden, beschouw ik als zeer onwenselijk.
               Ik ben dan ook opgelucht dat de CLW deze plannen heeft gestaakt. Ik heb begrepen dat
               de CLW inmiddels optreedt als belangenbehartiger voor de groep mensen die zelf het
               leven willen beëindigen. In het debat en in de maatschappij moet ruimte zijn voor
               verschillende opvattingen; in die zin begrijp ik het bestaan van de CLW.
            
Ik heb echter ook begrepen dat de CLW haar leden informeert over hoe zij het door
               hen zogenoemde Middel X kunnen verkrijgen. Dit vind ik zorgelijk. Deze activiteiten
               dragen bij aan het beschikbaar maken van stoffen waarvan het beeld is ontstaan dat
               deze geschikt zouden zijn om het leven mee te beëindigen. Dergelijke chemische stoffen
               zijn niet bedoeld of geschikt om op een menswaardige wijze een einde aan het leven
               te maken. Van deze stoffen is geen eenduidig beeld over de werking op het menselijk
               lichaam. Daarbij geldt dat suïcide zoveel mogelijk moet worden voorkomen, ongeacht
               welk middel hiervoor wordt gebruikt.
            
Zoals ik in mijn eerdere Kamerbrief2 over de beschikbaarheid van deze chemische stoffen aan uw Kamer heb aangegeven, dienen
               we met beslissingen over leven en dood niet lichtvoetig om te gaan. De Wet toetsing
               levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) vormt het wettelijk kader
               voor de voorwaarden waaronder euthanasie of hulp bij zelfdoding mogelijk is. De richtlijnen
               van de beroepsgroep (KNMG/KNMP) bieden een kader voor de middelen die gebruikt kunnen
               worden. Buiten dit wettelijk kader is actieve levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding,
               zoals het verschaffen van middelen daartoe, strafbaar.3
Vraag 3
            
Wat vindt u ervan dat steeds meer mensen die de wens meer zelfbeschikking en regie
               op en rond het sterfbed te hebben mogelijk op illegale wijze een zelfdodingsmiddel
               in huis halen?
            
Antwoord 3
            
Zie antwoord vraag 5.
Vraag 4
            
Bent u bekend met de recente enquête die de Coöperatie Laatste Wil onder hun 22.000
               leden heeft gehouden?
            
Antwoord 4
            
Ja, ik ben bekend met de enquête.
Vraag 5
            
Wat is uw visie op de uitkomsten van deze enquête?
Antwoord 3 en 5
            
Vooreerst is de inzet van dit kabinet om het aantal suïcides terug te dringen. Dit
               neemt niet weg dat ik de wens van mensen om zelfbeschikking en regie te hebben in
               de laatste levensfase invoelbaar acht. Zoals u weet biedt de Wtl een kader voor euthanasie
               of hulp bij zelfdoding door een arts, wanneer een patiënt hier zelf om vraagt en er
               sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden met een medische oorzaak. Een arts
               mag pas de euthanasie uitvoeren of hulp bij zelfdoding bieden, indien is voldaan aan
               de zes wettelijke zorgvuldigheidseisen. In de Wtl is een balans gebracht tussen waarden
               als autonomie, maar ook barmhartigheid en de beschermingswaardigheid van het leven.
            
Op dit moment ontbreekt het aan voldoende kennis over en inzicht in de groep mensen
               die hulp bij zelfdoding wensen omdat zij hun leven voltooid achten en geen gebruik
               kunnen maken van de mogelijkheden van de Wtl. Ik vind dat we dit thema als samenleving
               zorgvuldig moeten behandelen. Daarom heb ik een onderzoek naar de omvang en omstandigheden
               van deze groep gestart, waarop ik in mijn antwoord op uw zesde vraag meer in zal gaan.
               Zoals ik hierboven heb aangegeven maak ik mij zorgen om de verspreiding van informatie
               over ongeschikte middelen ten behoeve van zelfdoding, in het bijzonder een dergelijk
               conserveringsmiddel, zeker voor kwetsbare mensen. Nogmaals benadruk ik dat deze stof
               niet geschikt of bedoeld is om het leven te beëindigen. Voor een zorgvuldig en verantwoord
               levenseinde vind ik de betrokkenheid van een arts, binnen de kaders van de Wtl noodzakelijk.
            
Uit de uitkomsten van de enquête lees ik tevens dat mensen de stof in huis halen,
               ter geruststelling om later eventueel zelf het leven te beëindigen. Een voorbeeld
               dat daarbij in het artikel wordt aangehaald is een mevrouw die bang is dat ze geen
               euthanasie zal krijgen indien ze dement wordt. Haar huisarts heeft immers al aangegeven
               geen euthanasie te zullen verlenen. De Wtl laat toe dat mensen voor hun euthanasiewens
               een andere arts zoeken, al dan niet met behulp van hun eigen arts. Ik haal dit voorbeeld
               aan, omdat het mij toont dat een deel van de zorgen van deze mensen wellicht weggenomen
               kan worden met meer kennis over de mogelijkheden die de Wtl biedt. Het is dan ook
               één van mijn speerpunten om de informatievoorziening over de Wtl te verbeteren. In
               de Voortgangrapportage Medische Ethiek, die ik u zeer binnenkort stuur, zal ik verder
               ingaan op de activiteiten die ik hierop onderneem.
            
Vraag 6
            
Deelt u de mening dat het belangrijk is om ook de zorgen van deze mensen serieus te
               nemen? Kunt u aangeven of u bereid bent, en zo ja, hoe u deze groep gaat betrekken
               bij het onderzoek rondom het vraagstuk van voltooid leven?
            
Antwoord 6
            
Ik deel de mening dat we de zorgen van de groep mensen die meer eigen regie wensen
               in het levenseinde, serieus moeten nemen. Hoe we moeten omgaan met een stervenswens
               buiten de kaders van de Wtl is een thema waar de meningen over verdeeld zijn en dat
               we met grote zorgvuldigheid willen benaderen. Daartoe is het onderzoek gestart naar
               de omvang en omstandigheden van de groep mensen met een stervenswens, waar geen medische
               oorzaak aan ten grondslag ligt en die dus buiten de reikwijdte van de Wtl vallen.
            
In dit onderzoek wordt gekeken naar mensen die hun leven als voltooid beschouwen en
               een persisterende en – al dan – niet acute stervenswens hebben, maar buiten de reikwijdte
               van de Wtl vallen. In het onderzoek zullen onder andere 20.000 burgers van 55 jaar
               en ouder gevraagd worden een vragenlijst in te vullen en zal diepgravend kwalitatief
               onderzoek plaatsvinden. Daarmee wordt de groep mensen die meer eigen regie in het
               levenseinde dus betrokken bij het onderzoek.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.