Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Özütok over examens op Aruba, Bonaire en Curaçao
Vragen van de leden Westerveld en Özütok (beiden GroenLinks) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over examens op Aruba, Bonaire en Curaçao (ingezonden 24 mei 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 12 juni
2019)
Vraag 1
Bent u zich ervan bewust dat leerlingen op Aruba, Bonaire en Curaçao thuis voornamelijk
Papiamento, Engels of Spaans spreken en slechts ongeveer 6 procent van de leerlingen
thuis Nederlands spreekt?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u hierover weleens in gesprek gegaan met het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap
en Duurzame ontwikkeling op Aruba, Bonaire en Curaçao? Zo ja, hoe denken zij over
deze kwestie?
Antwoord 2
Ik ben bekend met het feit dat het Nederlands de instructie- en examentaal van het
voortgezet onderwijs is op Bonaire en dat dit in Aruba en Curaçao op de reguliere
scholen over het algemeen ook het geval is. De enige instelling voor voortgezet onderwijs
die Bonaire kent, hanteert Nederlands als instructie- en examentaal. Dit uitgangspunt
is wettelijk vastgelegd in artikel 8 van de WVO BES. Hiermee is na de staatkundige
transitie aangesloten bij de praktijk en de wetgeving die op Bonaire onder het Land
Nederlandse Antillen gold. De Bonairiaanse scholen zijn zich ervan bewust dat het
lastig kan zijn voor leerlingen dat er een verschil is in de instructie- en examentaal
op school en de taal thuis. Daarom geven zij momenteel uitvoering aan een gezamenlijke
aanpak voor effectiever taalbeleid. Hiervoor heb ik tot en met kalenderjaar 2020 extra
middelen aan deze scholen toegekend.
Aruba en Curaçao zijn zelfstandige landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. De
keuze voor onderwijs en examinering in het Nederlands is een keuze die deze landen
zelf maken. Ook hier geldt dat er sprake is van een voortzetting van een langjarige
praktijk die als achtergrond kent dat veel leerlingen doorstromen naar het vervolgonderwijs
in Europees Nederland. Voor Curaçao en Aruba geldt dat een met goed gevolg afgeronde
havo- of vwo-opleiding een diploma oplevert dat toegang geeft tot het hoger onderwijs
in Nederland. Vanwege de vergelijkbaarheid van het voortgezet onderwijs in het Caribisch
en het Europees deel van het Koninkrijk wordt een deel van de vakken op de eilanden
afgesloten met hetzelfde centraal eindexamen als in Europees Nederland.
Vraag 3
Heeft u een overzicht van de slagingspercentages van Nederland en Aruba, Bonaire en
Curaçao van de afgelopen jaren? Klopt het dat er drastische verschillen zijn tussen
de slagingspercentages? Klopt het dat het verschil voor een groot deel te wijten is
aan de Nederlandse taal?
Antwoord 3
In het Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur voert Minister van Engelshoven gesprekken
met de ministers van onderwijs van Aruba en Curaçao. Eén van de gespreksonderwerpen
is de doorstroom van het Caribisch onderwijs naar het vervolgonderwijs in Europees
Nederland en het studiesucces van de Caribische studenten in Nederland. Tijdens het
Vierlandenoverleg in februari 2019 hebben de ministers onder meer een afspraak gemaakt
over het inwerkstellen van een ambtelijke werkgroep die zich gaat buigen over dit
thema. De Caribische landen maken gezamenlijk een kwantitatieve en kwalitatieve analyse
van deze aansluitingsproblematiek, waarbij ondersteuning vanuit OCW wordt verleend.
Daarbij wordt ook een focus gelegd op het succes van studeren in de regio. De ingestelde
werkgroep brengt in het najaar verslag uit. Ook de aansluiting van het onderwijs op
Bonaire op vervolgonderwijs zal daarbij aandacht krijgen. Voor de Benedenwindse eilanden
kan wel gezegd worden dat het taalbeleid een belangrijk, maar gevoelig thema is. In
Aruba en Curaçao worden pilots uitgevoerd met meertalig, tweetalig onderwijs of het
onderwijs af te sluiten met het Engelstalige examen van de Caribbean Examination Council.
Tijdens het Vierlandenoverleg is door Aruba en Curaçao (en Sint Maarten) met de Nederlandse
Taalunie een intentieverklaring getekend om gezamenlijk te werken aan een goed onderwijsaanbod
Nederlands als Vreemde Taal in het onderwijs op de zes eilanden in het Caribisch deel
van het Koninkrijk.
Vraag 4
Deelt u de mening dat behalve de taal, ook de Nederlandse context in de vraagstellingen
van de eindexamens een rol kan spelen? Deelt u de mening dat van een leerling op Aruba,
Bonaire en Curaçao niet verwacht kan worden dat hij of zij de politieke of maatschappelijke
Nederlandse context kent en dat dit het extra moeilijk kan maken om de aard van de
vragen goed te kunnen begrijpen binnen de vakken waar de context niet is aangepast?
Antwoord 4
Ik beschik alleen over gegevens, zoals slaagpercentages, van de school op Bonaire
waar het Nederlandse eindexamen wordt afgenomen. Hieronder heb ik een tabel opgenomen
waarin de slaagpercentages vanaf schooljaar 2015/2016 tot en met 2017/2018 vermeld
staan. Daaronder zijn de slaagpercentages van Europees Nederland vermeld. Ik merk
in de eerste plaats op dat het op Bonaire om zeer kleine aantallen leerlingen gaat
die jaarlijks examen doen. Bij kleine aantallen leerlingen, kan één geslaagde leerling
meer of minder percentueel een groot verschil opleveren. Op Bonaire betreft het iets
meer dan 100 leerlingen per jaar. In Europees Nederland gaat het om meer dan 100.000
leerlingen. Dat neemt niet weg dat de slaagpercentages in het voortgezet onderwijs
op Bonaire een behoorlijk stuk lager liggen. Dat is ook niet zo vreemd als bedacht
wordt dat de basiskwaliteit door de Scholengemeenschap Bonaire pas in 2018 behaald
is. De slaagpercentages in 2018 laten voor vwo en mavo al een flinke verbetering zien
ten opzichte van 2017. Een van de verklaringen voor het nog tegenvallende cijfer voor
het havo is dat er nog een onvoldoende goede determinatie plaatsvindt waardoor leerlingen
niet altijd naar de voor hen meest passende soort onderwijs doorstromen. Bekend is
daarnaast dat veel leerlingen toch graag een poging doen om het havo-diploma te halen
omdat dit hun de mogelijkheid biedt om hoger onderwijs in Nederland te gaan volgen.
Ik heb geen aanwijzingen dat het verschil in slaagpercentages voor een groot deel
te wijten is aan het gebruik van de Nederlandse taal in het onderwijs.
Scholengemeenschap Bonaire examenuitslagen in percentages %
2015/20161
2016/20172
2017/20183
Vwo
67%
68%
83%
Havo
64%
59%
60%
Mavo / Vmbo (tl)
73%
66%
86%
X Noot
1
Bron: Inspectie van het onderwijs, Kwaliteitsonderzoek Voortgezet Onderwijs bij Scholengemeenschap
Bonaire, rapport van bevindingen, vastgesteld op 23 januari 2018, https://www.onderwijsinspectie.nl/onderwijssectoren/caribisch-nederland…
X Noot
2
Bron: idem
X Noot
3
Bron: Schoolgids SGB 2018/2019
Slaagpercentages Europees Nederland1
2015/2016
2016/2017
2017/2018
Vwo
91,2%
91,0%
91,9%
Havo
88,6%
87,2%
88,1%
Vmbo (tl)
94,8%
92,9%
92,5%
X Noot
1
Examenmonitor vo 2018
Vraag 5 en 6
Kunt u zich voorstellen dat de volgende vraag tijdens het havo-examen Nederlands van
dit jaar voor leerlingen uit Aruba, Bonaire en Curaçao extra moeilijk kan zijn, omdat
het Nederlands niet hun moedertaal is: «Tekst 3 wordt vooral in het begin gekenmerkt
door een spottende toon. Dat blijkt uit woordgroepen als: «verdraaid goed nieuws»
(regel 1), «naast een uitstekend scrabblewoord» (regels 8–9) en «een voxpopje bij
met blije sportschoolsenioren» (regel 17–18). Vraag 25 luidt als volgt: Citeer uit
alinea’s 2 en 3 vier andere voorbeelden van woorden en woordgroepen die qua toon in
dit rijtje passen»?
Bent u bereid om dit dilemma met het College van Toetsen en Examens te bespreken?
Bent u bereid om examenvragen voor leerlingen op Aruba, Bonaire en Curaçao meer toe
te spitsen op de context van de eilanden en dus vragen over het Nederlandse klimaat,
politiek en maatschappij waar mogelijk te verminderen?
Antwoord 5 en 6
Bij de constructie van de examens wordt gecheckt of een tekst of context passend is
voor de regionale omgeving. Eén van de richtlijnen is om hierbij aan de leerlingen
op Caribisch Nederland te denken. Dit gebeurt aan de voorkant van het proces. Bij
de constructie van de examens, wordt aandacht gegeven aan de geschiktheid van context
en tekst voor de bedoelde doelgroep.
Vraag 7
Is het een optie om leerlingen op Aruba, Bonaire en Curaçao in de eigen taal of in
het Engels onderwijs aan te bieden en Nederlands aan te bieden als een moderne vreemde
taal? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is er nodig om dit te realiseren?
Antwoord 7
Zie antwoord op vraag 6.
Vraag 8
Is het een optie om examens op Aruba, Bonaire en Curaçao ook aan te bieden in het
Engels? Zo nee, kunt u motiveren waarom niet?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 2 en 3. Dat het Nederlands de instructie- en examentaal
is op Bonaire laat onverlet dat het in praktijk is toegestaan dat een docent af en
toe gebruik maakt van het Papiaments, Engels of Spaans als steuntaal. Dat Nederlands
op de benedenwindse eilanden een vreemde taal is, wordt ook op Bonaire onderkend en
wordt meegenomen bij het verbeteren van het taalbeleid in de scholen.
Vraag 9
Is het een optie om lesmethoden beter toe te spitsen op de lokale situatie, waar dat
nog niet gedaan is? Wilt u hierover met uitgeverijen en andere aanbieders in gesprek?
Antwoord 9
Ik sta in zijn algemeenheid niet positief tegenover het aanbieden van de centraal
eindexamens in meerdere talen. Examens in een vreemde taal kunnen niet simpelweg worden
gerealiseerd door het vertalen van Nederlandse examens. Het College voor Toetsen en
Examens voorziet dat het moeilijk wordt om de vereiste gelijkwaardigheid van deze
examens ten opzichte van Nederlandse examens te garanderen. Daarnaast zou de examenproductie
in het Engels voor alle examenvakken van verschillende schoolsoorten moeten worden
uitgevoerd. Daardoor ontstaat een parallelle examineringsstructuur, waardoor hetzelfde
niveau van dezelfde examens in de verschillende talen niet kan worden gegarandeerd.
Ik vind deze uitvoeringsconsequenties te groot. Zowel principieel omdat de vergelijkbaarheid
van examens in het geding komt, als financieel omdat er voor een relatief kleine groep
leerlingen hoge kosten moeten worden gemaakt om de administratieve ondersteuningsstructuur
in het examenstelsel aan te passen.
Vraag 10
Bent u bereid om scholieren op Aruba, Bonaire en Curaçao, voor wie Nederlands niet
de moedertaal is, extra tijd te geven bij hun examens? Zo niet, kunt u motiveren waarom
deze scholieren met een taalbarrière geen, maar scholieren met bijvoorbeeld dyslexie
wel extra tijd krijgen?
Antwoord 10
De markt voor lesmethoden die toegespitst is op de lokale situatie van de Benedenwindse
eilanden is zodanig klein dat uitgeverijen en andere aanbieders in de praktijk dergelijke
methoden over het algemeen niet ontwikkelen en dus ook niet aanbieden. Dat geldt met
name voor Bonaire dat het enige van de drie Benedenwindse eilanden is waarvoor ik
verantwoordelijkheid draag. De overheden van Aruba en Curaçao maken op zeer beperkte
schaal methoden voor het onderwijs in eigen beheer. Met deze landen wordt bezien of
deze methoden beschikbaar kunnen komen voor het onderwijs op Bonaire. Eveneens beziet
de uitgever van de methode Nederlands Onder de Zon, die ontwikkeld is voor het onderwijs
in het Nederlands als Vreemde Taal op de Bovenwindse eilanden, of deze methode geschikt
kan worden gemaakt voor het onderwijs op de Benedenwindse eilanden. Daarnaast zijn
er lesmethoden beschikbaar voor tweetalig onderwijs waar scholen desgewenst gebruik
van kunnen maken. Uiteindelijk is het aan de scholen zelf om te bepalen welke methoden
zij aanschaffen.
Vraag 11
Klopt het dat de scores van leerlingen uit Aruba, Bonaire en Curaçao worden meegenomen
in de berekening van de N-term?
Antwoord 11
Nee. Aruba en Curaçao bepalen hun eigen onderwijs- en examineringsbeleid. Voor Bonaire
geldt dat een eventuele taalbarrière van een andere orde is dan een beperking zoals
dyslexie waarvoor het objectief gerechtvaardigd is dat een leerling extra tijd krijgt.
Ik heb geen aanwijzingen dat het geven van extra tijd noodzakelijk zou zijn om er
voor te zorgen dat examens voor de leerlingen op de Benedenwindse eilanden op een
gelijke wijze de beheersing van de examenstof toetsen als in Nederland. Daar komt
bij dat, zoals in beantwoording op vraag 5 is aangegeven, bij de examinering wel degelijk
rekening is gehouden met de context en de vraagstelling in de examens.
Vraag 12
Mocht het examen hetzelfde blijven, is het dan mogelijk dat voor Aruba, Bonaire en
Curaçao een andere N-term wordt gebruikt bij examens zoals Nederlands (waar Nederlandse
leerlingen een voordeel hebben), maar ook Spaans (waarbij leerlingen uit Aruba, Bonaire
en Curaçao in het voordeel zijn) die aansluit bij de capaciteiten van leerlingen uit
Aruba, Bonaire en Curaçao?
Antwoord 12
Nee, dat klopt niet. Aruba en Curaçao stellen hun eigen N-termen vast. Bonaire wordt
niet meegenomen bij de vaststelling van de N-term in Europees Nederland omdat de Scholengemeenschap
Bonaire niet is aangesloten op het systeem voor het aanleveren van de gegevens.
Vraag 13
Mocht het examen hetzelfde blijven, is het dan mogelijk dat voor Aruba, Bonaire en
Curaçao een andere N-term wordt gebruikt bij examens zoals Nederlands (waar Nederlandse
leerlingen een voordeel hebben), maar ook Spaans (waarbij leerlingen uit Aruba, Bonaire
en Curaçao in het voordeel zijn) die aansluit bij de capaciteiten van leerlingen uit
Aruba, Bonaire en Curaçao?
Antwoord 13
Zoals uit het antwoord op vraag 11 blijkt, kunnen Aruba en Curaçao een andere N-term
vaststellen. Voor Bonaire wordt uitgegaan van de N-term van Europees Nederland, maar
deze kan op beperkte schaal worden aangepast.
Vraag 14
Kunt u deze vragen vóór het algemeen overleg examens op 12 juni 2019 te beantwoorden?
Antwoord 14
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.