Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018 bij het Ministerie van Defensie (X)
35 200 X Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2018
Nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 5 juni 2019
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene
Rekenkamer over de brief van 15 mei 2019 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek
2018 bij het Ministerie van Defensie (X) (Kamerstuk 35 200 X, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2019. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
Adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
Vraag 1
Het Resultaten Verantwoordingsonderzoek vermeldt dat Defensie alleen met een goed
functionerende bedrijfsvoering in staat zal zijn om de extra beschikbaar gekomen gelden
doeltreffend en doelmatig uit te geven. Kunt u aangeven hoe Defensie een goed functionerende
bedrijfsvoering kan bereiken, zolang de verantwoordelijken onbestraft blijven, materiaal
niet in stand wordt gehouden en de Minister en Staatssecretaris van Defensie dramatisch
scoorden bij de BNR-enquête? Zo nee, waarom niet?
Uit ons onderzoek blijkt dat de Minister op een aantal van de door ons onderkende
onvolkomenheden in de bedrijfsvoering vooruitgang boekt. De door u gestelde vraag
kan alleen door het parlement beantwoord worden.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoe de individuele personele gereedheid kan worden verbeterd, zolang
Defensie blijft aanmodderen in het cao-overleg, keuringsartsen onbetrouwbaar zijn,
minderheden de voorkeur krijgen boven getalenteerd defensiepersoneel en geen veilig
materiaal beschikbaar is? Zo nee, waarom niet?
De in de vraag genoemde zaken zijn niet in ons onderzoek naar voren gekomen. Wij hebben
geconstateerd dat met het programma Kwaliteit in Beeld de Minister van Defensie meer
zicht krijgt op de kennis en kunde van individuele medewerkers en op hoe recent die
zijn getoetst. Dit inzicht is noodzakelijk om de personele gereedheid te verbeteren.
Onvoldoende kwantitatief en kwalitatief personeel is een strategisch toprisico voor
het Ministerie van Defensie.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoe het vastgoedvraagstuk kan worden opgelost, zolang geen woord wordt
gerept over het aanpakken van ziekmakende hygiëneproblemen in kazernes en de vele
bezwaren over de geplande verhuizing van de marinierskazerne van Doorn naar Vlissingen?
De problemen in het vastgoedmanagement zijn dusdanig groot dat ze niet op korte termijn
opgelost kunnen worden. Daarbij dient te allen tijde de veiligheid van het personeel
te worden gewaarborgd. Wij bevelen de Minister aan om alle tekortkomingen in de totale
problematiek van het vastgoed beter in kaart te brengen, waaronder een overzicht van
de stand van het vastgoed(beheer) per object. Met het adequate inzicht en overzicht
van de staat van het vastgoed kan de Minister van Defensie komen tot een integraal
plan van aanpak om de vastgoedportefeuille te sturen én te beheersen, inclusief prioritering
van projecten. Gegeven de vele betrokken objecten en de diversiteit ervan, is dit
een niet te onderschatten opgave.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de puinhopen van de laatste jaren en de resterende puinhopen
bewijzen dat Defensie zich niet laat sturen door een bureaucratisch organisatiemodel
met fancy managementtaal maar door beleidsverantwoordelijken met ervaring binnen het
krijgsmachtswezen en/of het veld binnen een systeem waarbij men leert van fouten en
hierdoor zichzelf verder ontwikkelt en de rotte appels uit het systeem gooit.
In het verantwoordingsonderzoek 2018 is geen onderzoek verricht naar het organisatiemodel
van het Ministerie van Defensie.
Vraag 5
Kunt u begrijpen dat het voor defensiepersoneel onbegrijpelijk is dat u gehakt maakt
van het defensiebeleid en de Minister en Staatssecretaris aanblijven? Zo nee, waarom
niet?
Uit ons onderzoek blijkt dat de Minister op een aantal van de door ons onderkende
onvolkomenheden vooruitgang boekt. Daarnaast hebben wij geconstateerd dat de diverse
onderkende problemen onderling afhankelijk zijn. Wij hebben u er bij de aanbieding
van ons onderzoek op gewezen dat verantwoord extra geld besteden tijd mag kosten.
Vraag 6
Bent u, in het licht van de personeelstekorten en de onderlinge afhankelijkheid van
de problemen bij Defensie, bereid onderzoek te doen naar het personeelsbeleid- en
management bij Defensie, juist omdat de personele component cruciaal is voor de oplossing
van de problemen op diverse deelgebieden?
De personele problemen waar het Ministerie van Defensie mee kampt blijven net als
voorgaande jaren onze aandacht houden.
Vraag 7
Kunt u nader ingaan op uw constatering dat de realisatie van de investeringsquote
al bijna tien jaar onder de ramingen ervan blijven? In hoeverre kan volgens u het
nieuwe materieelbegrotingsfonds in combinatie met over-programmering soelaas bieden?
Het aandeel van de investeringen in de totale defensie-uitgaven wordt aangeduid met
de term «investeringsquote». Binnen de NAVO is afgesproken dat dit aandeel ten minste
20% moet zijn. In 2018 kwam de «investeringsquote» uit op 18,9%. Dit is een stijging
ten opzichte van het voorgaande jaar.
Wij hebben in het verantwoordingsonderzoek 2018 geen onderzoek verricht naar de vraag
of het materieelbegrotingsfonds in combinatie met overprogrammering soelaas gaat bieden,
zoals de Minister in haar begroting voor 2019 stelt.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u het doorschuiven van maar liefst 1,2 miljard euro aan investeringen
naar latere jaren, tot zelfs over de huidige kabinetsperiode heen, nadat de realisatie
van de investeringsquote al bijna tien jaar onder de ramingen ervan blijven? Acht
u de bestaande planning van de realisatie van de investeringsplannen bij Defensie
haalbaar?
Wij hebben u er bij de aanbieding van ons onderzoek op gewezen dat het nemen van tijd
niet nadelig hoeft te zijn: verantwoord extra geld besteden mag tijd kosten en kan
zelfs verstandig zijn.
Vraag 9
In hoeverre hangt de genoemde accreditatieproblematiek samen met de accreditatieproblematiek
bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
In nationale en internationale regelgeving (EU en NAVO) is vastgesteld dat toestemming
is vereist, voordat een informatiesysteem met gerubriceerde informatie in gebruik
kan worden genomen (accreditatie). Dit geldt voor zowel de Ministeries van Buitenlandse
Zaken als Defensie. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is het coördinerende ministerie
voor alle gerubriceerde civiele informatie die Nederland met de EU en de NAVO digitaal
uitwisselt. Indien er geen accreditatie kan worden verleend, kan en mag deze informatie
niet via het netwerk van het ministerie gedistribueerd worden. Gevolg is dat niet
alleen het ministerie zelf van noodzakelijke EU- en NAVO-informatie blijft verstoken,
ook de andere ministeries krijgen deze informatie dan niet meer. Aangezien naar verwachting
eind 2019 de EU- en NAVO-inspecties gaan plaatsvinden is het van belang om de verlopen
accreditaties voor die tijd te verlengen.
De eis dat de kritieke systemen geaccrediteerd moeten worden, gaat verder dan de Baseline
Informatiebeveiliging Rijksdienst en is gebaseerd op een NAVO-richtlijn waar het Ministerie
van Defensie zich naar eigen beleid aan dient te houden. Het Ministerie van Defensie
moet nog invulling geven aan de resterende verbeterplannen om kwetsbaarheden te verhelpen
en de sturing aantoonbaar in de praktijk te laten werken. De nog te zetten stappen
voor de kritieke systemen, zoals het uitvoeren van controlerapportages en zorgdragen
voor accreditering conform het eigen beveiligingsbeleid, zouden bijdragen aan die
werking.
Het Ministerie van Defensie heeft voor de kritieke systemen – indien nodig – verbeterplannen
opgesteld. Verder is het overzicht van de kritieke systemen gecompleteerd, maar komen
de verbeterplannen veelal voort uit beveiligingsonderzoeken en vragen deze om een
reactieve verbeteractie. Het proces van de accreditering van de kritieke systemen
is nog niet afgerond. Het Ministerie van Defensie heeft een goed onderbouwde aanpak
laten zien en is hiermee voortvarend aan de slag gegaan. De afronding hiervan wordt
door het Ministerie van Defensie verwacht in 2019.
Vraag 10
Kunt u toelichten waarom het beleidskader en de toepassing van het dynamisch aankoopsysteem
(DAS) niet voldoen aan de geldende Europese aanbestedingswetgeving?
Het beleidskader met betrekking tot het gebruik van het DAS van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geeft (ten onrechte) aan dat bij toepassing
van de DAS voor de inhuur van personeel interviews mogen worden gehouden. Volgens
de Europese aanbestedingswetgeving en de Aanbestedingswet 2012 is het houden van interviews
(en andere vormen van mondelinge communicatie) bij het toepassen van een DAS bij de
inhuur van personeel immers niet toegestaan. Bovendien mag een DAS alleen worden gebruikt
voor gangbare diensten, leveringen of werken die vanwege de algemene beschikbaarheid
op de markt zonder modificaties of toelichtingen eenvoudig zijn aan te schaffen. Daar
is bij inhuur van personeel in meeste gevallen geen sprake.
Het sluiten van raamovereenkomsten is een goed alternatief voor de inhuur van tijdelijk
personeel. Dan is het mogelijk om het interview als gunningscriterium te hanteren.
Inmiddels heeft het Ministerie van Defensie raamcontracten afgesloten.
Vraag 11
Kunt u een voorbeeld geven van het vooropstellen van de instroom van een nieuw wapensysteem,
waarbij onvoldoende invulling is gegeven aan de randvoorwaarden voor instroom, gebruik
en onderhoud?
We hebben in ons onderzoek diverse voorbeelden gezien. Zo zagen wij bij de marine
de keuze voor een vaartuigmotor die niet past bij de langdurige zware belasting die
de marine nodig heeft, waardoor relatief veel reserveonderdelen en onderhoud benodigd
zijn. In de onderhoudshal – die gebouwd is voor een inmiddels niet meer in gebruik
zijnd kleiner voertuig – is er onvoldoende ruimte om het vervangende grotere nieuwe
voertuig optimaal te kunnen onderhouden. Voor een ander nieuw pantservoertuig zijn
onvoldoende gereedschapsuitrustingen aangekocht.
Vraag 12
Bent u van mening dat de deugdelijke systeemlogistiek en aanpak van de ketenlogistiek
bij de Luchtmacht hoofdzakelijk samenhangt met externe luchtvaarteisen? Of zijn er
nog andere verklaringen denkbaar?
Het klopt dat de luchtmacht te maken heeft met zeer stringente luchtvaarteisen. Bovendien
wordt hier ook intensief op getoetst door de Militaire Luchtvaartautoriteit. De verschillen
in inrichting van de systeem- en ketenlogistiek ten opzichte van andere operationele
commando’s hangen hier ook mee samen. Zo is bij de Luchtmacht de systeem- en ketenlogistiek
de verantwoordelijkheid van een apart daarvoor ingerichte afdeling Programmamanagement,
waar een breed samengestelde groep samen het wapensysteem beheert en er veel aandacht
voor het wapensysteem mogelijk is. Daarnaast zien wij dat als gevolg van de stringente
luchtvaarteisen bij de luchtmacht relatief meer informatie beschikbaar is over aanwezige
(repareerbare) reserveonderdelen in wapensystemen.
Vraag 13
Hoe kan Defensie invulling geven aan de aanbeveling om operationele commando's beter
van elkaar(s oplossingen) te laten leren?
Wij hebben in ons onderzoek geconstateerd dat de aard en ernst van de problematiek
verschilt per operationeel commando. In ons rapport benoemen wij deze verschillen.
Dit kan als input dienen voor een operationeel commando om te leren van een ander
operationeel commando waar de ervaren problematiek niet of veel minder aanwezig is.
Het is aan de Minister van Defensie om invulling te geven aan onze aanbeveling.
Vraag 14
Welk operationele commando heeft de systeem- en ketenlogistiek het minst goed op orde?
Wij zien dat de luchtmacht de systeem- en ketenlogistiek op veel onderdelen beter
op orde heeft dan de marine en de landmacht. De aard en ernst van de problematiek
van de Marine en de Landmacht verschillen per onderdeel van de systeem- en ketenlogistiek.
Vraag 15
Waarom is het contractenregister nog niet volledig?
Wij hebben geen onderzoek verricht naar de achterliggende oorzaken. Voor het antwoord
op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijke bewindspersonen.
Vraag 16
Wat bedoelt u met de volgende opmerking: «Men moet zich er echter ook bewust van zijn
dat dit instrument bedoeld is voor uitzonderingssituaties»?
Bij aanbestedingen dienen de Aanbestedingswet 2012 en de Europese aanbestedingswetgeving
te worden gevolgd. Indien de escalatieprocedure wordt toegepast, wordt bewust afgeweken
van deze wet- en regelgeving en leidt dit tot onrechtmatigheden. De stelregel is te
voldoen aan de relevante wet- en regelgeving en derhalve de escalatieprocedure prudent
(in uitzonderingssituaties) toe te passen.
Vraag 17
Beschikt u over aanwijzingen dat bij de totstandkoming van gereedheidsinformatie subjectieve
elementen zijn toegevoegd aan de feitelijke informatie, of houdt u slechts rekening
met de mogelijkheid?
Een element van de totstandkoming van gereedheidsinformatie van een eenheid wordt
gevormd door het oordeel (assessment) van de commandant. Een dergelijk oordeel is
een subjectief element. Zie hiervoor ook onze verantwoordingsrapportage 2016 (Kamerstuk
34 725 X, nr. 2).
Vraag 18
Hoe kan Defensie de gereedheidsinformatie inzichtelijker maken en beter op elkaar
laten aansluiten?
De gereedheidsinformatie op het laagste niveau in de organisatie is gerelateerd aan
organieke eenheden, terwijl de gereedheidsinformatie zoals gepresenteerd in de vertrouwelijke
bijlage van het jaarverslag gerelateerd is aan capaciteiten en doelstellingen van
de gehele Defensieorganisatie (vertrouwelijke bijlage bij Kamerstuk 35 200 X, nr. 2). Wij vragen aandacht voor een meer inzichtelijke aansluiting tussen de verschillende
vormen van gereedheidsinformatie. We hebben u aanbevolen om met de Minister in gesprek
te gaan over uw informatiebehoefte. Daarbinnen kan de wijze van weergave van de informatie
een onderdeel van het gesprek zijn. Wij wijzen u er daarbij op dat continuïteit van
de wijze van weergeven noodzakelijk is om de ontwikkeling van de gereedheid langjarig
te kunnen volgen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.H. Mittendorff, adjunct-griffier