Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Raan, Kröger en Laçin over ongerustheid over een grote militaire oefenzone
Vragen van de leden Van Raan (PvdD), Kröger (GroenLinks) en Laçin (SP) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Defensie over ongerustheid over een grote militaire oefenzone (ingezonden 10 mei 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Visser (Defensie) en van Minister Van Nieuwenhuizen
            Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 20 juni 2019).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het artikel «Ongerust over grote militaire oefenzone. Wat zijn de
               gevolgen voor Friesland»?1
Antwoord 1
            
Ja, wij zijn bekend met het artikel. De gevolgen van een militair oefengebied voor
               Friesland hangen af van de afmetingen en invulling van dat gebied. Zoals u bent geïnformeerd
               in de Startbeslissing Luchtruimherziening van 18 april jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 590), is de verdere invulling van dit gebied onderdeel van de nu gestarte verkenningsfase
               van het programma luchtruimherziening. Die fase mondt uit in de door het Kabinet te
               nemen Voorkeursbeslissing in 2020.
            
Vraag 2
            
Wat is de precieze rolverdeling tussen de provinciale geluidshindercommissie en de
               betrokken ministeries inzake de Startbeslissing voor het programma Luchtruimherziening,
               waarin a) het uitgangspunt is losgelaten dat er geen interferentie met Schiphol-verkeer
               mag zijn, b) staat dat er standaard gebruik gemaakt mag worden van luchtruim dat primair
               is ingericht voor de afhandeling van militair verkeer en c) waar het inpassen van
               een militair oefengebied in het noorden van Nederland deel van uitmaakt?
            
Antwoord 2
            
De Commissie Overleg & Voorlichting Milieu (COVM) is een adviescommissie van de Minister
               van Defensie. De commissie is ingesteld op grond van de Wet luchtvaart en heeft twee
               belangrijke taken: overleg en voorlichting over milieu (doorgaans geluid) rondom de
               militaire luchthavens. De COVM Leeuwarden is in het programma Luchtruimherziening
               een overlegtafel met maatschappelijke stakeholders die worden betrokken in het participatieproces.
               Concreet betekent dit dat:
            
– het COVM Leeuwarden tijdens haar reguliere vergaderingen – zoals op 6 mei jl. – wordt
                     geïnformeerd over de laatste stand van zaken van het programma Luchtruimherziening;
                  
– het COVM Leeuwarden via de provinciale kerngroep haar inbreng kan hebben op het proces
                     van participatie en inhoudelijke aandachtspunten vanuit de regio kan adresseren. De
                     COVM-leden van de provincie Friesland en de gemeente Leeuwarden zijn vertegenwoordigd
                     in de kerngroep Friesland;
                  
– de partijen in de COVM-Leeuwarden, net als eenieder, in de gelegenheid zijn een zienswijze
                     in te dienen tijdens de inspraakprocedures die plaatsvinden ten behoeve van de Plan-MER
                     procedure die het programma Luchtruimherziening volgt.
                  
Vraag 3
            
Wat is de precieze verdeling in beslissingsbevoegdheid tussen de provinciale geluidshindercommissie
               en de betrokken ministeries in deze verandering?
            
Antwoord 3
            
De beslissingsbevoegdheid over het programma Luchtruimherziening ligt bij de rijksoverheid,
               bij de verantwoordelijke bewindspersonen van het Ministerie van IenW en het Ministerie
               van Defensie. De COVM Leeuwarden wordt betrokken in het maatschappelijke participatieproces
               van het programma. In de huidige fase van het programma, de Verkenningsfase, hebben
               maatschappelijke stakeholders een adviserende rol. Dit is nader gespecificeerd in
               Hoofdstuk 6 – Participatie van de Startbeslissing Luchtruimherziening (Kamerstuk 31 936, nr. 595). Zie ook het antwoord op vraag 2.
            
Vraag 4
            
Bent u voornemens de geest van de aangenomen motie-Van Raan c.s. over hinder als criterium
               breder te definiëren dan alleen geluidshinder, reeds toe te passen bij de besluitvorming
               inzake deze verandering die tijdens de totstandkoming van de luchtvaartnota wordt
               gemaakt?2 Zo nee, zijn er zaken die u iets in de weg staan om gebruik te maken van hetgeen
               in deze motie staat vermeld? Indien u wel gebruik mag maken van hetgeen in deze motie
               staat vermeld, waarom doet u dat dan niet?
            
Antwoord 4
            
Als onderdeel van de onderzoeksfase van de luchtruimherziening is een aantal perspectieven
               voor het toekomstig luchtruim ontwikkeld, waaronder een perspectief dat zich richt
               op het minimaliseren van geluid en een perspectief gericht op het minimaliseren van
               de uitstoot van CO2 en (ultra)fijnstof. Deze perspectieven worden betrokken bij het opstellen van varianten
               ten behoeve van de Voorkeursbeslissing in 2020. Het kunnen invullen van de grondwettelijke
               taken door Defensie blijft daarbij leidend. Voor de Luchtruimherziening wordt een
               Plan-MER procedure doorlopen. Dat proces start met het opstellen van de Notitie Reikwijdte
               en Detailniveau (NRD). Daarin wordt ook het beoordelingskader voor de luchtruimherziening
               bepaald, waaronder ook geluid en emissies. Over de NRD zal een participatieproces
               worden opgezet en er zal ruimte worden geboden voor het indienen van zienswijzen.
            
Het pleidooi in de motie voor een breder hinderbegrip wordt betrokken bij het opstellen
               van de nieuwe Luchtvaartnota waarin het civiele luchtvaartbeleid wordt vastgelegd.
               Tot die tijd geldt het vigerende beleid.
            
Vraag 5
            
Wie zijn precies de betrokken vergunningverleners alvorens het militaire oefengebied
               zoals beschreven in het artikel wordt gerealiseerd? Kunt u per noodzakelijke vergunning
               aangeven welke vergunning het betreft en wie de vergunningverlener is?
            
Antwoord 5
            
De militaire luchtverkeersdienstverlening is gecertificeerd door de Militaire Luchtvaartautoriteit
               (MLA). Een aanpassing van oefengebieden en bijbehorende procedures is een wijziging
               die binnen de voorwaarden van deze certificering mogelijk is. De belangrijkste voorwaarde
               voor een dergelijke wijziging is het opstellen van een door de Militaire Luchtvaartautoriteit
               goed te keuren veiligheidsstudie. Daarnaast doorlopen luchtruimwijzigingen een formeel
               vaststellingsproces waar consultatie van belanghebbenden onderdeel van uitmaakt. Het
               traject voor participatie en consultatie wordt binnen het programma Luchtruimherziening
               vormgegeven (zie ook het antwoord op vraag3.
            
Vraag 6
            
Is hier sprake van uitbreiding van het bestaande militaire oefengebied en/of intensivering
               daarvan?4 Kunt u in alle gevallen waarin sprake is van een intensivering de aantallen weergeven
               uitgezet tegen de tijd? Kunt u in alle gevallen waarin sprake is van een uitbreiding
               van het bestaande militaire oefengebied op de kaart aangeven wat de eerste gedachten
               zijn, inclusief de aantallen uitgezet tegen de tijd?
            
Antwoord 6
            
Vanwege onder andere de komst van de F-35 heeft Defensie behoefte aan nieuwe oefenmogelijkheden.
               Hierbij gaat het in veel gevallen om een toegenomen afstand tussen de aan de oefening
               deelnemende luchtvaartuigen, waardoor er behoefte is aan een groter aaneengesloten
               oefengebied dan nu beschikbaar is. Het betreft in mindere mate oefeningen met meer
               luchtvaartuigen op hetzelfde moment, hetgeen intensiever luchtruimgebruik zou betekenen.
               De intensiteit waarmee wordt gevlogen is daarbij sterk afhankelijk van keuzes op het
               gebied van operationele gereedstelling en de bijbehorende vlieguren. Het is te vroeg
               in het nog te doorlopen ontwerpproces om al duidelijkheid te geven over de positionering
               van het oefengebied en de gevolgen hiervan voor het luchtruimgebruik.
            
Vraag 7
            
In het geval van uitbreiding en/of intensivering, hoe verhoudt zich dat tot het beschermingsregime
               van de Waddenzee?5
Antwoord 7
            
Het is te vroeg in het ontwerpproces om al duidelijkheid te geven over de positionering
               van het oefengebied en, als gevolg daarvan, in welke mate het militair oefengebied
               in het noorden boven zee zal liggen. Het vigerende beleid ten aanzien van de vlieghoogte
               boven de Waddenzee (minimaal 1.500 voet) wordt integraal betrokken in het ontwerpproces
               van het oefengebied.
            
Vraag 8
            
Aan welke inspraakkaders (waaronder, maar niet beperkt tot de indiening van zienswijzen)
               is de verandering onderhevig? Kunt u hiervan een volledig overzicht geven?
            
Antwoord 8
            
In hoofdstuk 6 van de Startbeslissing hebben wij uiteengezet welke stakeholders worden
               betrokken en op welke wijze dat zal gebeuren. Daarmee is in de voorbije onderzoeksfase
               van het programma luchtruimherziening reeds een start gemaakt. Hierbij wordt gebruik
               gemaakt van de zogeheten participatieladder waarin meerdere niveaus van participatie
               worden onderscheiden. De mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen op onder meer
               de Notitie Reikwijdte en Detailniveau en de Plan-MER is een belangrijk onderdeel van
               deze aanpak, maar zeker niet de enige. Op meerdere momenten in de verkenningsfase
               worden stakeholders gericht uitgenodigd om mee te denken en mee te doen.
            
Vraag 9
            
Aan welke toetsingskaders is de verandering onderhevig? Kunt u hiervan een volledig
               overzicht geven?
            
Antwoord 9
            
Zoals beschreven in hoofdstuk 5 van de Startbeslissing wordt in de verkenningsfase
               van de luchtruimherziening een integraal beoordelingskader uitgewerkt om varianten
               tegen elkaar af te wegen. Het beoordelingskader wordt gebruikt voor de selectie van
               kansrijke varianten en is nodig bij het trechteren tot de voorkeursvariant. Het beoordelingskader
               is onderdeel van de NRD. Deze wordt opgesteld met inbreng van onafhankelijke expertise
               van buiten en in afstemming met de Commissie MER.
            
Vraag 10
            
Is de voorgenomen verandering van het militaire oefengebied (hetzij intensiveren,
               hetzij uitbreiden, hetzij beiden) een noodzakelijke voorwaarde om Lelystad Airport
               te kunnen openen in 2021 of kan Lelystad Airport openen zonder dat deze verandering
               wordt doorgevoerd? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
            
Antwoord 10
            
Nee, de huidige luchtruimindeling en de voor Lelystad Airport ontwikkelde routes voldoen
               aan alle voorwaarden om Lelystad Airport in 2020 open te stellen voor groothandelsverkeer
               met een maximum van 10.000 vliegbewegingen. Om zoveel mogelijk ongehinderd doorklimmen
               vanaf Lelystad Airport mogelijk te maken (conform de motie Amhaouch/Dijkstra 35 000 XII, nr. 66) kan vanaf de winter van 2021/2022 standaard gebruik gemaakt worden van luchtruim
               dat primair is ingericht voor de afhandeling van militair verkeer. Hierbij geldt enkel
               een hoogtebeperking voor het Lelystad verkeer op die momenten dat het binnen dit luchtruim
               gelegen oefengebied nodig is voor militair gebruik. Dit heeft geen effect op de afhandeling
               van militair verkeer in dat luchtruim.
            
Vanwege onder andere de komst van de F-35 heeft Defensie wel behoefte aan nieuwe oefenmogelijkheden
               waarvoor een groter aaneengesloten oefengebied nodig is. Tegelijkertijd is herinrichting
               van het oosten en zuidoosten van het Nederlandse luchtruim nodig om voldoende capaciteit
               voor de civiele luchtvaart te kunnen accommoderen en de ontsluiting voor het civiele
               verkeer van en naar Nederlandse luchthavens (Schiphol, Eindhoven Airport, Lelystad)
               te verbeteren. Vanwege deze ontwikkelingen hebben wij gekozen voor een uitbreiding
               van de oefengebieden in het noorden om de veranderende behoefte van Defensie aan luchtruim
               te kunnen accommoderen.
            
Vraag 11
            
Sluit u uit dat aan het einde van de besluitvorming over deze verandering dieren zullen
               worden opgeschrikt, verjaagd of gedood? Zo nee, gaat u gedurende het besluitvormingsproces
               alvast een (indicatieve) lijst opstellen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 11
            
Het is op dit moment te vroeg om de gevolgen van een militair oefengebied in het noorden
               van het Nederlandse luchtruim te kunnen aangeven. Die gevolgen worden inzichtelijk
               gedurende het te doorlopen ontwerpproces tijdens de verkenningsfase. Dat omvat ook
               de eventuele gevolgen voor de flora en fauna. De op te stellen Plan-MER zal op alle
               relevante onderwerpen nader zicht bieden en dient als onderbouwing van de besluitvorming
               over de Voorkeursbeslissing in 2020.
            
Vraag 12
            
Op welke manier vindt u het, in een tijd waarin duidelijk geworden is dat elke extra
               ton CO2 die vermeden kan worden steeds zwaarder meetelt in het leefbaar houden van de planeet,
               nog verantwoord de opening van een vliegveld te faciliteren en deze extra tonnen voornamelijk
               in te zetten voor pret- en pleziervluchten?
            
Antwoord 12
            
In 2012 heeft het Kabinet besloten om Lelystad Airport te ontwikkelen teneinde op
               deze wijze bij te dragen aan het ontlasten van Schiphol wat betreft het niet mainport-gebonden
               verkeer. Dit laat onverlet dat de luchtvaart een bijdrage moet leveren aan de doelstellingen
               van het klimaatbeleid. Over het klimaatbeleid voor de civiele luchtvaart bent u op
               27 maart jl. geïnformeerd en heeft u ook in het AO van 4 april jl. gedebatteerd. Duurzaamheid
               vormt ook een belangrijk thema in de nieuwe luchtvaartnota.
            
Vraag 13
            
Op welke manier sluit u met de huidige kennis van zaken uit dat over het huidige luchtvaartbeleid
               later geen aansprakelijkheidsvragen worden gesteld met betrekking tot het bewust meewerken
               aan de grootschalige destructie van de leefomgeving?
            
Antwoord 13
            
De luchtruimherziening doorloopt een zorgvuldig proces geënt op de MIRT-aanpak. Stap
               voor stap wordt gewerkt aan de contouren van een nieuw luchtruim met inbreng en afweging
               van alle relevante expertise. Onderdeel van dit proces is het opstellen van varianten
               zodat de verschillende opties voor herziening en de te maken afwegingen open op tafel
               komen. Daartoe wordt onder meer een Plan-MER opgesteld die de daarbij behorende procedure
               zal doorlopen.
            
Vraag 14
            
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Antwoord 14
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie - 
              
                  Mede ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.