Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Karabulut en Ploumen over maatregelen tegen Amerikaanse sancties tegen Iran
Vragen van de leden Karabulut (SP) en Ploumen (PvdA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over maatregelen tegen Amerikaanse sancties tegen Iran (ingezonden 20 mei 2019).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) en van Minister Kaag (Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 14 juni 2019)
Vraag 1 en 2
Kent u het bericht «VPRO: EU doet niets om gevolgen Amerikaans sanctieregime tegen
Iran af te zwakken»?1 Kunt u bevestigen dat van het door de EU ingestelde Blokkadestatuut tot op heden
nauwelijks gebruik is gemaakt en Nederland nog niet is begonnen met handhaving op
grond van de Europese verordening? Zo nee, wat zijn dan de feiten en cijfers?
Kunt u toelichten hoe dit statuut werkt dan wel behoort te werken? Hoe kan bijstand
verleend worden aan bedrijven die last hebben van Amerikaanse sancties tegen Iran?
Hoe wordt voorkomen dat bedrijven handel met Iran stoppen vanwege (dreiging van) Amerikaanse
sancties?
Antwoord 1 en 2
Ja, het bericht is bekend. De Europese Unie erkent de onrechtmatige extraterritoriale
werking van Amerikaanse sanctiewetgeving niet en heeft om het effect hiervan binnen
de EU te beperken de antiboycotverordening ingesteld. In deze verordening is een verbod
opgenomen om administratieve besluiten en uitspraken van Amerikaanse rechtbanken die
uitvoering geven aan Amerikaanse sanctiewetgeving (zoals opgenomen in de bijlage van
de antiboycotverordening) te erkennen of uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast is er
een verbod om gevolg te geven aan eisen of verboden, met inbegrip van verzoeken van
buitenlandse rechters, die gebaseerd zijn op de in de bijlage van de antiboycotverordening
genoemde Amerikaanse sanctiewetgeving. De antiboycotverordening biedt Europese bedrijven
ook een rechtsbasis om schade die het gevolg is van de toepassing van de Amerikaanse
sanctiewetgeving opgenomen in de bijlage van de antiboycotverordening te verhalen
op de veroorzaker, bijvoorbeeld wanneer een andere partij vanwege VS-sancties een
contract beëindigt. Nederlandse bedrijven hebben nog geen gebruik gemaakt van deze
mogelijkheid.
Wanneer de gelegenheid zich voordoet wordt de antiboycotverordening besproken met
Nederlandse bedrijven. In Nederland is de Douane op grond van de Wet uitvoering antiboycotverordening
en de Wet Economische Delicten (WED) bevoegd tot handhaving van de antiboycotverordening.
Als ons signalen bereiken over Nederlandse bedrijven die de verordening overtreden
wordt dit aan de Douane doorgegeven. Dit is nog niet voorgekomen. Als een bedrijf
kan aantonen dat naleving van de antiboycotverordening de eigen belangen of die van
de Unie als geheel ernstig zou schaden, kan bij de Europese Commissie een uitzonderingsverzoek
worden ingediend.
De antiboycotverordening staat niet in de weg dat bedrijven omwille van andere overwegingen,
bijvoorbeeld van commerciële aard, besluiten om niet langer zaken te doen met bedrijven
in Iran. Dat is een zelfstandig oordeel van bedrijven waar het kabinet niet in wenst
te treden.
Om verder bijstand te kunnen geven aan bedrijven die legitieme handel willen drijven
met Iran hebben het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk het initiatief genomen
om een Special Purpose Vehicle (het Instrument for Supporting Trade Exchanges, INSTEX) op te richten. INSTEX is onder andere opgericht om betalingsverkeer met
Iran te kunnen faciliteren, vooralsnog voor goederen die buiten de Amerikaanse sancties
vallen (zoals humanitaire goederen). Het is tevens een signaal dat onrechtmatige extraterritoriale
werking van de Amerikaanse sancties in de EU niet erkend wordt. Nederland heeft consequent
steun voor INSTEX uitgesproken en daarnaast aangegeven voornemens te zijn aandeelhouder
te worden. Alvorens Nederland daadwerkelijk tot aandeelhouderschap kan overgaan, moet
INSTEX eerst goed zijn uitgewerkt. Een definitief besluit zal nog enige tijd in beslag
nemen. Uw Kamer zal hierover op de hoogte worden gehouden.
Vraag 3
Acht u deze Amerikaanse sancties illegaal, aangezien ze een extraterritoriale werking
hebben? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Onder internationaal recht is de rechtsmacht van staten beperkt en is de uitoefening
van wetgevende en rechtsprekende rechtsmacht over bedrijven zonder aanknopingspunt
verboden. Toepassing van een sanctieregime door een staat buiten zijn grondgebied
op activiteiten die geen wezenlijk verband houden met die staat is derhalve niet toegestaan.
Hetzelfde geldt voor het door een staat entameren van juridische procedures bij handhavende
instanties, waaronder ook nationale autoriteiten die toezien op sanctieregelingen,
tegen bedrijven of andere entiteiten in het kader van activiteiten die geen wezenlijk
verband houden met die staat. Daarnaast beperkt internationaal recht de handhavende
bevoegdheden van staten tot hun eigen territoir.
Nederland is tegenstander van unilateraal ingestelde extraterritoriale werking van
wetgeving van andere landen die in strijd is met internationaal recht. Dit is bijvoorbeeld
het geval indien zij Nederlandse bedrijven raken terwijl deze in lijn met Nederlandse
en Europese wetgeving handelen en er geen wezenlijk verband bestaat tussen deze bedrijven
en, in dit geval, de VS. Ook de EU heeft herhaaldelijk zorgen richting VS uitgesproken
over deze extraterritoriale toepassing van sancties.
Vraag 4
Kunt u aangeven welke invloed de Amerikaanse sancties tegen Iran hebben op Europese
handel met dat land? Hoeveel (ongeveer) en welke bedrijven zijn gestopt met handel
met Iran of hebben anderszins de economische betrekkingen met het land teruggeschroefd
of beëindigd?
Antwoord 4
Sinds de inwerkingtreding van het JCPOA versterkte Nederland stapsgewijs de handelsbetrekkingen
met Iran en steeg de Nederlandse export naar dit land van € 376 miljoen (2014) naar
€ 1,06 miljard (2017). In welke mate de huidige situatie effect heeft op Nederlandse
bedrijven zal per geval verschillen; het kabinet heeft geen cijfers over de handelsactiviteiten
van individuele Nederlandse bedrijven met Iran. Met name een aantal grote bedrijven
heeft de activiteiten in Iran afgelopen jaar opgeschort. Daarnaast blijven er grotere
en kleinere Nederlandse bedrijven actief op de Iraanse markt, hetzij in de vorm van
daadwerkelijke handel, hetzij door het onderhouden van contacten. De Nederlandse export
naar Iran liep daarbij afgelopen jaar terug naar € 718 miljoen. Ook op Europees niveau
is deze trend zichtbaar: de goederenexport van de EU naar Iran nam tussen 2017 en
2018 af van € 10,8 miljard naar € 8,9 miljard.
Vraag 5
Herkent u zich in de analyse dat het statuut, door een interne tegenstrijdigheid,
«onmogelijk om uit te voeren» is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Zie antwoorden op vraag 2 en 3 over de uitvoering van de antiboycotverordening.
Vraag 6
Deelt u de opvatting dat het van groot belang is, zeker tegen de achtergrond van snel
escalerende spanningen tussen de VS en Iran, om het nucleaire akkoord met Iran overeind
te houden?
Antwoord 6
Ja. Het bestendigen van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) blijft van belang voor Nederlandse en Europese veiligheid, omdat het effectief
de ontwikkeling van een Iraans kernwapen voorkomt. Zolang het Internationaal Atoomagentschap
(IAEA) geen Iraanse schendingen rapporteert, zal Nederland zich inzetten om het JCPOA
te behouden. Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen dat dit het geval is.
Vraag 7
Kunt u zich extra inspannen om het akkoord met Iran overeind te houden? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Nederland blijft zich onverminderd inspannen voor behoud van het JCPOA, zolang Iran
zich aan zijn verplichtingen houdt. Het behoud van het JCPOA is in het veiligheidsbelang
van Nederland, omdat het de beste manier is om een Iraans kernwapen te voorkomen,
op basis van strikte verificatie door het Internationaal Atoom Energie Agentschap.
Wel verwerpt het kabinet het ultimatum dat Iran aan de overige ondertekenaars van
de nucleaire deal, waaronder de EU, heeft gesteld. Dit is een onbehulpzame stap zijdens
Iran. De Hoge Vertegenwoordiger Mogherini zal in EU-verband verder in blijven zetten
op diplomatieke oplossingen.
Vraag 8
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg over de Raad
Buitenlandse Zaken van 5 juni 2019?
Antwoord 8
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.