Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de regering, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV)
35 200 XV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2018
Nr. 10
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 6 juni 2019
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief
van 15 mei 2019 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018 bij het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) (Kamerstuk 35 200 XV, nr. 2).
De Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben deze vragen
beantwoord bij brief van 5 juni 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Rog
De griffier van de commissie, Esmeijer
Vraag 1
Waarom ontbrak de kennis om WGA-gerechtigden te ondersteunen? Was dit niet eerder
bekend? Waarom is hier niet eerder op ingespeeld? Wanneer wordt verwacht dat er door
experimenteren voldoende kennis is vergaard voor gerichte, effectieve ondersteuning
van WGA-gerechtigden?
Antwoord 1
Bij UWV is kennis en expertise beschikbaar om WGA-gerechtigden passend te ondersteunen.
Professionals die deze ondersteuning bieden, zijn opgeleid om mensen met een arbeidshandicap
te begeleiden naar werkhervatting. We hebben echter onvoldoende zicht op welke vorm
van ondersteuning het beste werkt in specifieke situaties. Activeren van mensen met
een arbeidshandicap is maatwerk. Daarnaast willen we meer inzicht in de effectiviteit
van interventies die UWV doet. Om meer zicht te krijgen op de relatie tussen dienstverlening,
kenmerken van WGA-gerechtigden en werkhervatting is de Minister een kennisprogramma
gestart. Dit najaar start het effectonderzoek naar de WGA-dienstverlening1 In 2021 geeft een tussenrapportage een eerste zicht op de effectiviteit en doelmatigheid
ervan2.
Vraag 2
Deelt u de conclusie van de Algemene Rekenkamer (ARK) dat u in 2018 te weinig aandacht
heeft besteed aan risico's op misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen van
de sociale zekerheid? Zo ja, waarom is er in het verleden onvoldoende aandacht besteed
aan risico's van misbruik van uitkeringen? Waarom had dit misbruik niet meer prioriteit
in het beleid?
Antwoord 2
In juni 2015 is het project Extra Impuls M&O gestart. Dit heeft geleid tot nieuwe
maatregelen om het MenO-beleid van SZW te versterken. Het misbruik van de Werkloosheidswet
(WW) door Poolse arbeidsmigranten heeft geleid tot de conclusie dat risico’s op misbruik
zich ontwikkelen, waardoor het huidige MenO-beleid hierop kan worden geïntensiveerd.
In de reactie op het verantwoordingsonderzoek 2018 wordt daarom de aanbeveling om
meer aandacht te hebben voor explicitering van de risico’s op misbruik en oneigenlijk
gebruik en de doorontwikkeling van MenO-risicobeheersing onderschreven. SZW werkt
in 2019 aan de verdere verbetering van het MenO-beleid in de organisatie langs deze
lijn en geeft hiermee ook meer prioriteit aan het MenO-beleid.
Vraag 3
Wat zijn de gevolgen geweest van bezuinigingen voor de aandacht voor risico's op misbruik
en oneigenlijk gebruik van uitkeringen van de sociale zekerheid? Heeft het UWV gewezen
op mogelijke nadelige gevolgen van bezuinigingen op het UWV-budget voor controle en
handhaving? Zo ja, hoe en wanneer?
Antwoord 3
De aandacht voor misbruik en oneigenlijk gebruik in relatie tot dienstverlening moet
in een breder kader worden gezien. Niet alleen verdubbelde het aantal WW-aanvragen
gedurende de crisis tot circa 700.000 per jaar, ook werd de dienstverlening op ingrijpende
wijze geautomatiseerd (Redesign). Als gevolg van bezuinigingen werd het persoonlijk
contact in de eerste drie maanden van de WW-uitkering vrijwel geheel afgeschaft. Prioriteit
voor UWV en bij SZW lag in deze crisistijd bij het op peil houden van de dienstverlening.
Dit had ook gevolgen voor de vormgeving van handhaving en controle. In de memorie
van toelichting bij het wetsvoorstel Redesign is aangegeven dat UWV de handhaving
zal baseren op een preventieve en risicogestuurde aanpak op basis van klantprofielen
en door middel van steekproefsgewijze controle. De handelwijze van UWV was in lijn
hiermee. Wel is extra capaciteit en middelen voor handhaving in de periode daarna
vaker aan de orde geweest in het gesprek tussen UWV en SZW. Onderdeel van het gesprek
betrof de onderbouwing voor meer inzet. In 2018 was sprake van een beperkt tekort
van € 2 miljoen van het handhavingsbudget dat UWV heeft opgevangen via een herschikking
binnen de eigen middelen3.
Vraag 4
Kan alsnog verduidelijkt worden wat exact de gevolgen zijn geweest van bezuinigingen
op het UWV-budget?
Antwoord 4
Als gevolg van taakstellingen is de dienstverlening bij UWV op ingrijpende wijze geautomatiseerd
(Redesign) en werd het persoonlijk contact in de eerste drie maanden van de WW-uitkering
vrijwel geheel afgeschaft. De taakstellingen hebben druk gelegd op de uitvoering en
dienstverlening van UWV. De Algemene Rekenkamer constateerde begin 2017 wel dat UWV
de opgedragen kerntaken in de afgelopen jaren adequaat heeft uitgevoerd. Een deel
van de taakstellingen is inmiddels teruggedraaid. UWV heeft meer ruimte gekregen voor
persoonlijke dienstverlening. Ook zijn er voor de projectportfolio in het UWV informatieplan
afspraken gemaakt over passende structurele financiering.
De prioriteit voor het UWV en bij SZW lag gedurende de crisisjaren, waarin het aantal
WW-aanvragen verdubbelde, bij het op peil houden van de dienstverlening. In mijn brief
van 1 oktober 2018 over fraude met WW-uitkeringen heb ik aangegeven dat aan grotere
aanpassingen in processen geen prioriteit werd gegeven om te voorkomen dat processen
te veel werden verstoord en de kwaliteit van de dienstverlening verder onder druk
kwam te staan. Door het hoge tempo van bezuinigingen en beleidswijzigingen (zoals
Redesign en de Wet Werk en Zekerheid) is UWV onvoldoende toegekomen aan de noodzakelijke
vereenvoudiging en modernisering van zijn ICT-landschap.
Politieke en maatschappelijke wensen ten aanzien van nieuw beleid, het doorvoeren
van noodzakelijke vernieuwing en het borgen van de continuïteit leiden tot stevige
uitdagingen voor uitvoeringsorganisaties. In de voorjaarsnota is gemeld dat de Ministeries
van SZW, Financiën en BZK het initiatief nemen om een taakopdracht te formuleren voor
een probleemanalyse, gericht op de grote uitvoeringsorganisaties en dat uw Kamer hierover
voor Prinsjesdag nader over wordt geïnformeerd.
Vraag 5
Hoe gaat u de prestaties van het UWV «meten» en hoe gaat u de informatiepositie van
de Kamer met betrekking tot het UWV verbeteren?
Antwoord 5
De prestaties van UWV en SVB worden jaarlijks gemeten aan de hand van een set prestatie-indicatoren,
die zoveel mogelijk gerelateerd is aan de strategische doelen en beleidsprioriteiten.
Deze set prestatie-indicatoren wordt periodiek herijkt, in 2020/2021 gaan we werken
met herijkte prestatie-indicatoren. Daarnaast vindt er in de reguliere overleggen
op expert en bestuurlijk niveau continue overleg plaats tussen SZW en UWV waarbij
de voortgang van diverse thema’s en opdrachten wordt besproken.
Uw Kamer wordt periodiek geïnformeerd over UWV als onderdeel van de planning en control
cyclus zoals wettelijk bepaald in de Kaderwet zbo’s en de Wet SUWI. Naast deze wettelijke
informatieverplichting is de informatievoorziening aan uw Kamer vorig jaar uitgebreid
met de brieven over de stand van de uitvoering die uw Kamer twee keer per jaar worden
aangeboden. Vanaf dit jaar wordt deze informatievoorziening structureel uitgebreid
met de jaarlijks aangeboden signaleringsbrieven. Tot slot wil ik u wijzen op mijn
aanbod uw Kamer te informeren over de uitvoering door middel van technische briefings
evenals op de mogelijkheid om een werkbezoek af te leggen.
Vraag 6
Hoe gaat u de aansturing van en het toezicht op de uitvoerders UWV en Sociale Verzekeringsbank
(SVB) versterken?
Antwoord 6
Toezicht vindt zowel intern bij UWV en SVB plaats als door mijn ministerie. In mijn
brief van 7 maart jl.4 heb ik uw Kamer medegedeeld dat ik een aantal maatregelen heb genomen om het toezicht
en de sturing te versterken, waaronder de versterking van het bestaande Audit Committee
door UWV. Over de voortgang informeer ik u via de stand van de uitvoering, die ik
voor de zomer aan uw Kamer stuur. Daarnaast wordt een deel van de evaluatie van de
Wet SUWI en de evaluatie van het toezichtsbeleid vervroegd naar dit jaar. Tevens is
met het UWV de frequentie van overleggen geïntensiveerd, en worden er gezamenlijke
risicosessies met UWV en SVB georganiseerd.
Vraag 7
Hoe gaat u het financieel beheer van de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) versterken,
om er zo voor te zorgen dat de RSO de groei – en ook de nog beoogde groei – aankan?
Antwoord 7
In 2019 wordt, aan de hand van een verbeterplan, het financieel beheer stap voor stap
structureel versterkt. Het verbeterplan richt zich op het goed uitwerken, beschrijven
en implementeren van de administratieve processen, waarbij de interne beheersingsmaatregelen
op deze processen een prominente rol krijgen. Dit biedt een toekomstbestendige solide
basis voor financieel beheer.
Specifieke onderdelen van dit verbetertraject zijn bijvoorbeeld het implementeren
van een gedegen verplichtingenadministratie en de implementatie en optimalisatie van
het ondersteunend digitaal platform.
Vraag 8
Hoe worden de problemen opgelost die zijn ontstaan bij het uitbetalen van het kindgebonden
budget, waardoor 300.000 tot 400.000 ouders onterecht geen kindgebonden budget hebben
ontvangen? Zijn er door deze fout mensen in financiële problemen of in de schulden
gekomen? Hoe kunnen dergelijke problemen in de toekomst voorkomen worden?
Antwoord 8
Op dit moment wordt de hersteloperatie vormgegeven. De Staatssecretaris van Financiën
en de Staatssecretaris van SZW zullen naar verwachting voor het zomerreces de Kamers
nader informeren. Op de website van de Belastingdienst/Toeslagen is voor ouders informatie
te vinden, die binnenkort zal worden uitgebreid. Daarnaast beantwoordt de Belastingtelefoon
vragen van ouders. De ouders die te zijner tijd een nabetaling ontvangen worden daarvan
in een brief op de hoogte gebracht.
Samen met de Staatssecretaris van Financiën heeft de Staatssecretaris van SZW uw Kamer
op 19 februari 2019 gemeld dat de systematiek van de Wet op het Kindgebonden Budget
(WKB) op het punt van de rechtstreeks uit de wet vloeiende aanvragen uniek is. Het
is bovendien uitzonderlijk dat achteraf bezien sinds het begin van de WKB sprake is
geweest van een omissie in de uitvoering. De Belastingdienst/Toeslagen richt zich
op het zo goed mogelijk herstellen van deze fout voor de betreffende ouders vanaf
toeslagjaar 2013. Om naar de toekomst toe vergelijkbare omissies te voorkomen wordt
de vaktechnische inbedding van Toeslagen versterkt, dit is ook relevant waar het gaat
om de implementatie van nieuwe wetgeving. Zie daarvoor ook de brief van de Staatssecretaris
van Financiën van 11 oktober 20185. Daarnaast moet ook het proces dat thans is ingericht voor uitvoeringstoetsen bijdragen
aan het op juiste wijze invoeren van wetswijzigingen.
Onbekend is in hoeverre er door deze omissie mensen in financiële problemen of in
de schulden zijn gekomen. Ouders die zonder onderbreking in aanmerking kwamen voor
kindgebonden budget en bij aanvang een andere toeslag ontvingen, hebben wel automatisch
kindgebonden budget ontvangen. Dit betreft in veel gevallen de mensen met de laagste
inkomens. Belangrijk is nu dat ouders die ook na een onderbreking recht hadden op
automatische toekenning van het kindgebonden budget en het niet zelf opnieuw aangevraagd
hebben, dat nu alsnog ontvangen.
Vraag 9
Bent u bereid ervoor te zorgen dat alle WGA-gerechtigden persoonlijke dienstverlening
gaan krijgen, gericht op werkhervatting? Zo nee, waarom niet? Op welke termijn gaat
u de nodige persoonlijke dienstverlening realiseren, en hoe hoog worden de kosten
hiervoor ingeschat?
Antwoord 9
Alle publiek verzekerde WGA-gerechtigden hebben recht op ondersteuning van UWV bij
werkhervatting. Na een WIA-beoordeling wordt het grootste deel door het Werkbedrijf
van UWV opgeroepen voor persoonlijke dienstverlening. Zolang WGA-gerechtigden om medische
redenen nog niet in staat zijn het werk te hervatten, roept UWV hen nog niet op voor
re-integratiedienstverlening. Wanneer vijf jaar re-integratieondersteuning niet heeft
geleid tot werkhervatting, stopt de actieve ondersteuning in beginsel en zet UWV enkel
op verzoek van een WGA-gerechtigde verdere re-integratiedienstverlening in.
Sinds 2017 ontvangen alle mensen die de WIA/WGA instromen en arbeidsmogelijkheden
hebben gedurende vijf jaar persoonlijke dienstverlening. UWV heeft geleidelijk aan
ook de mensen uit de cohorten 2013–2016 die eerder nog geen persoonlijke dienstverlening
kregen, in dienstverlening opgenomen. De persoonlijke dienstverlening bestaat op dit
moment uit basale dienstverlening: gemiddeld twee en minimaal één contactmoment per
WGA-gerechtigde per jaar, inkoop van re-integratietrajecten en inzet van voorzieningen.
Opdat UWV alle WGA-gerechtigden met arbeidsvermogen vijf jaar persoonlijke dienstverlening
kan bieden, is met het regeerakkoord vanaf 2019 structureel € 10 miljoen per jaar
extra beschikbaar gekomen. Daarnaast heeft UWV tijdelijk € 15 miljoen vrij kunnen
spelen uit de reserves voor een effectonderzoek naar meer persoonlijke dienstverlening.
Het totale budget voor de UWV-dienstverlening bedraagt in 2019 circa € 50 miljoen.
Mede op basis van de inzichten uit het effectenonderzoek zal de Minister samen met
UWV bezien welk dienstverleningsmodel passend is en hierover met uw Kamer in overleg
treden. Voor de zomer informeert de Minister de Tweede Kamer hier nader over in de
stand van de uitvoering.
Vraag 10
Waarom is er nog niet gestart met experimenten bij de WGA-dienstverlening?
Antwoord 10
In het verleden is de WGA-dienstverlening onder druk komen te staan, mede door budgettaire
taakstellingen. UWV levert grote inspanningen om de dienstverlening op een basaal
peil te brengen. Daar komt vanaf 2019 de intensivering van de dienstverlening bij,
nu er vanaf dit jaar extra budget beschikbaar is gekomen. Dit najaar start met een
grootschalig onderzoek naar het effect van meer persoonlijke dienstverlening. Dit
vereist de nodige voorbereiding en die is in volle gang. Bij UWV is een projectteam
ingericht om ervoor te zorgen dat de intensievere dienstverlening straks in regiokantoren
geleverd kan worden in aanvulling op de reguliere taken. Bovendien werkt dit team
nu aan de voorbereiding van het evaluatieonderzoek, waarmee de effecten van de dienstverlening
in kaart worden gebracht.
Vraag 11
Heeft u eerder dan in dit rapport van de ARK het advies gekregen de aansturing van
en het toezicht op uitvoeringsorganisaties te versterken? Zo ja, wat heeft u met dat
advies gedaan?
Antwoord 11
In 2017 heeft de Algemene Rekenkamer het rapport «Balanceren tussen ambities en middelen»
uitgebracht, in dat rapport wordt de aanbeveling gedaan het eigenaarschap te versterken
en duurzame afspraken te maken over ICT. Tevens heeft de Algemene Rekenkamer in zijn
verantwoordingsonderzoek over 2016 aanbevolen om het toezicht op de uitvoeringsorganisaties
te versterken. Deze adviezen zijn overgenomen en vertaald in acties om de rol van
de eigenaar richting de zbo’s te versterken. Daartoe heeft er een nieuwe indeling
van de gesprekscyclus met de zbo’s plaatsgevonden, zijn de KPI’s aangescherpt, wordt
er gewerkt met benchmarks en is er met beide zbo’s een strategische agenda opgesteld.
In december 2017 bent u geïnformeerd over de voortgang van de door SZW en UWV ingezette
activiteiten naar aanleiding van dit rapport6.
Vraag 12
Welke conclusie verbindt u aan de herhaalde opmerking van de ARK dat de opgave voor
de Minister om sturing te geven aan en toezicht te houden op de SVB en UWV groot is?
Vindt u dat u in zekere zin «misleid» danwel onvolledig geïnformeerd bent door de
betreffende ZBO's? Hebben deze niet de plicht om mogelijke (grote) problemen en (vermoedens
van) fraude actief te melden? Is het vertrouwen voldoende aanwezig dat dit in de toekomst
wel goed en volledig zal gebeuren?
Antwoord 12
De SVB en het UWV zijn organisaties die middenin de samenleving staan. Zij zien zich
voortdurend gesteld voor de opgave om haar dienstverlening aan te laten sluiten aan
de steeds veranderende wensen en eisen van de maatschappij. De focus ligt daarbij
op het werken aan een toekomstbestendige dienstverlening en het moderniseren van de
interne processen en ICT-systemen. Deze organisaties kennen daarmee grote verantwoordelijkheden
in een complexe omgeving en staan voor complexe opgaven. Sturing en toezicht vanuit
de ZBO’s en SZW is daarmee ook een complexe opgave. Er is ruimte om afwegingen in
de praktijk eerder en explicieter ook op bestuurlijk niveau te delen en daarmee ook
uw Kamer ruimer inzage te kunnen bieden hierin. Via de signaleringsbrief zal dit vanaf
juni structureel gebeuren.
Met het UWV zijn verschillende maatregelen getroffen om de sturing en het toezicht
te verbeteren. Zo wordt de positie van het Audit Committee versterkt zodat dilemma’s
en risico’s in de uitvoering eerder zichtbaar en besproken worden. Ook worden er periodiek
risicosessies georganiseerd met het UWV en is er aandacht voor risico’s in de reguliere
gesprekscyclus met UWV. Op basis van deze maatregelen en het aanwezige onderlinge
vertrouwen verwacht de Minister voldoende geborgd te hebben dat we elkaar goed, tijdig
en volledig informeren.
Vraag 13
Op welke wijze gaat u zelfstandig informatie verzamelen, zoals aanbevolen door de
ARK, teneinde te voorkomen dat u te afhankelijk wordt van informatie die de uitvoeringsinstellingen
zelf aanleveren? Zal u niet onder alle omstandigheden uiteindelijk toch afhankelijk
blijven van informatie die uitvoeringsinstellingen aanleveren?
Antwoord 13
De belangrijkste bron van informatie vormt het zelfstandig bestuursorgaan. Het toezicht
vanuit SZW op de SVB en UWV wordt verstevigd, onder meer op basis van de uitkomsten
van de reeds uitgevoerde zelf-evaluatie. Hierbij geven wij aandacht aan de aanbeveling
om naast de informatie die wordt geleverd vanuit de zbo’s te kijken naar de zelfstandige
verzameling van informatie. Ook wordt ingezet op het versterken van het risicomanagement
en het meer in samenhang oppakken hiervan. Daarnaast wordt een deel van de evaluatie
van de Wet SUWI en de evaluatie van het toezichtsbeleid vervroegd naar dit jaar.
Vraag 14
Wat is de oorzaak van de tekortkomingen bij de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO)? Welke
structurele verbeteringen moeten er nog plaatsvinden?
Antwoord 14
De RSO heeft in de periode van 2016 tot en met 2018 een grote groei in het aantal
opdrachtgevers en het aantal in dienst genomen medewerkers doorgemaakt. In dit traject
heeft de RSO veel bereikt waarmee een grote stap richting verdere volwassenheid van
de organisatie is gezet.
Er staat een organisatie waarbij de inrichting van de operationele kolom past bij
de missie en de visie van de RSO (goed werkgeverschap) en de gevraagde flexibiliteit
van de organisatie.
De structurele verbeteringen die moeten plaatsvinden, liggen op het gebied van financieel
beheer. Dit is bij de groei van de organisatie achtergebleven. Inmiddels is hier volop
op ingezet door middel van een verbetertraject. In het antwoord op vraag 7 wordt dit
verder beschreven.
Vraag 15
Welke acties zijn ondernomen om beschrijvingen van administratieve processen bij de
RSO op te stellen? Is de verwachting dat in 2019 de organisatie van de RSO wel op
orde zal zijn?
Antwoord 15
Er is extra capaciteit en expertise ingezet voor het verder beschrijven en implementeren
van de administratieve processen. Het financieel beheer van RSO wordt structureel
versterkt door de administratieve processen, afgestemd met de betrokkenen, te (her)beschrijven,
(voor zover nog niet gedaan) in te richten en te implementeren. Ook wordt geïnvesteerd
in het doorvoeren van procesmatig werken als brede werkwijze binnen de backoffice
van de RSO.
Tevens wordt de kwaliteit van het financieel beheer verder geborgd door gebruik te
gaan maken van een (ondersteunend) digitaal systeem. De focus ligt hiermee in 2019
op het borgen van het financieel beheer. Dit betekent wel dat tot het moment dat het
financieel beheer «in control» is gebracht, de kans op fouten aanwezig is ondanks
dat de organisatie bewust is van de Rijksbrede kaders rondom de administratieve processen.
Streven is dat in 2019 de beschrijving en werking van de administratieve processen
dermate verbeterd zijn dit op orde is.
Vraag 16
Wanneer beoogt u duidelijkheid te verschaffen over de (on)mogelijkheden van sturing
en toezicht op grote uitvoeringsorganisaties als SVB en UWV?
Antwoord 16
In de brief aan de Tweede Kamer van 7 maart jl. heeft de Minister medegedeeld een
deel van de evaluatie van de Wet SUWI over sturing en toezicht te vervroegen naar
dit jaar. De resultaten van deze evaluatie zullen aanleiding bieden uw Kamer te informeren
over de mogelijkheden die er zijn om de sturing en toezicht op de grote uitvoeringsorganisaties
verder te verbeteren. Dit zal vermoedelijk begin 2020 gebeuren.
Vraag 17
Bent u bereid de momenten van verzending van signaleringsbrieven aan het parlement
zodanig te kiezen dat deze betrokken kunnen worden bij de behandeling van de ontwerpbegrotingen
en het Jaarverslag SZW?
Antwoord 17
De signaleringsbrieven hebben tot doel de Kamer te informeren over fraudefenomenen
die zich in het voorgaande jaar hebben voorgedaan in de sociale zekerheid. In juni
van dit jaar wordt de brief voor het eerst aan de Kamer verstuurd. Dat gebeurt gelijktijdig
met de brief over de stand van de uitvoering. De Minister is voornemens om bij stand
van de uitvoering die in december wordt verstuurd, nader in te gaan op eventuele maatregelen.
Dat moment sluit aan bij de verzending van de jaarplannen.
Vraag 18
Wat is er sinds het verantwoordingsonderzoek 2016 gebeurd om de tekortkomingen in
het technisch beheer van SAP 3F door Shared Service Center-ICT (SSC-ICT) te verbeteren?
Antwoord 18
Directeur SSC-ICT heeft in maart 2019 SZW via een brief geïnformeerd over resultaten
van de ADR-audits naar de General IT Controls die zijn uitgevoerd op SAP 3F. Daarin
wordt per systeem en per onderdeel een conclusie weergegeven. In de brief is ook aangegeven
dat er een plan is opgesteld om de grootste risico’s op te lossen.
Over 2017 waren de beheerprocessen voor SAP 3F, ondanks een aantal kleine aandachtspunten,
op orde. Over 2018 is er ten aanzien van de beheerprocessen Gebruikersbeheer en Beveiliging
van Componenten een aantal tekortkomingen geconstateerd. Hier zijn door SSC-ICT in
overleg met SZW maatregelen op getroffen.
Er is geen Assuranceverklaring opgeleverd voor SAP 3F. Het opleveren van een assuranceverklaring
als bewijs dat aan bepaalde normen en kwaliteitseisen is voldaan, past binnen de gewenste
professionaliseringsslag die SSC-ICT moet maken, en zal dan ook op de agenda blijven
staan.
Vraag 19
Wat gaat u doen om het inkoopbeheer bij uw ministerie te verbeteren?
Antwoord 19
In dialoog met de Auditdienst Rijk (ADR) zal het Ministerie van SZW een plan van aanpak
opstellen waarin per verbeterpunt zal worden uitgewerkt hoe SZW haar inkoopbeheer
gaat verbeteren. De bij het plan van aanpak behorende acties zullen in de loop van
dit jaar tot uitvoering worden gebracht.
Vraag 20
Op welke manier kan het aantal onrechtmatigheden bij het inkoopbeheer worden teruggebracht?
Antwoord 20
De verwachting is dat het aantal onrechtmatigheden zal afnemen door uitvoering van
het plan van aanpak verbetering inkoopbeheer (zie vraag 19). Overigens ligt het onrechtmatig
uitgegeven bedrag dat voortkomt uit het aantal onrechtmatigheden bij het inkoopbeheer
beneden de tolerantiegrens.
Vraag 21
Deelt u de mening van de ARK dat € 10 miljoen structureel per jaar extra niet voldoende
is om alle WGA-gerechtigden, die in aanmerking komen voor dienstverlening, in beeld
te krijgen en te houden? Met welk doel is gekozen voor de extra inzet van € 10 miljoen
structureel voor persoonlijke dienstverlening gericht op werkhervatting?
Antwoord 21
De intensivering van € 10 miljoen uit het regeerakkoord is bedoeld als aanvulling
op het reguliere budget van UWV, opdat UWV alle publiek verzekerde WGA-gerechtigden
met arbeidsvermogen gedurende vijf jaar dienstverlening kan bieden. Daarnaast heeft
UWV tijdelijk € 15 miljoen vrij kunnen spelen uit de reserves voor een effectonderzoek
naar meer persoonlijke dienstverlening. Het totale budget voor de UWV-dienstverlening
bedraagt in 2019 circa € 50 miljoen. Mede op basis van de inzichten uit het effectonderzoek
zal de Minister samen met UWV bezien welk dienstverleningsmodel passend is en hierover
met uw Kamer in overleg treden.
Vraag 22
Wat is er op dit moment bekend over de doelmatigheid en doeltreffendheid van persoonlijke
dienstverlening door UWV en gemeenten aan werkzoekenden?
Antwoord 22
De dienstverlening voor de WGA bestaat voor een groot deel uit de inkoop van re-integratiediensten
en de persoonlijke dienstverlening is op dit moment beperkt met gemiddeld circa twee
contactmomenten per jaar. Naar het effect van re-integratiedienstverlening zijn op
dit moment weinig tot geen effectstudies beschikbaar. Daarom is de Minister een kennisprogramma
begonnen en gaat dit najaar het aangekondigde effectonderzoek van start.
Bij multiproblematiek en het verkleinen van een forse afstand tot de arbeidsmarkt
werkt UWV samen met gemeenten. Gemeenten zijn vanuit de WMO verantwoordelijk voor
het versterken van de maatschappelijke participatie en bieden ondersteuning bij onder
andere schuldhulpverlening. UWV verwijst WGA-gerechtigden in het voortraject richting
werkhervatting naar deze gemeentelijke diensten.
Vraag 23
Krijgen alle WGA-gerechtigden standaard dienstverlening?
Antwoord 23
Zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 24
Welke groepen WGA-gerechtigden hebben in 2018 geen dienstverlening gehad?
Antwoord 24
Zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 25
Waar was de intensivering van € 10 miljoen voor dienstverlening voor bedoeld? Welke
groepen wilde u hiermee bereiken?
Antwoord 25
Zie het antwoord op vraag 21.
Vraag 26
Welke inzet is nodig om alle WGA-gerechtigden in beeld te krijgen en te houden?
Antwoord 26
Zoals aangegeven in de bestuurlijke reactie op het rapport deelt de Minister de constatering
van de Algemene Rekenkamer niet dat UWV bijna de helft van de mensen niet in beeld
heeft. De Algemene Rekenkamer heeft bij haar analyse ook de groep medisch 80/100 meegenomen.
Deze groep wordt op medische gronden (nog) niet overgedragen voor persoonlijke dienstverlening
aan het Werkbedrijf, maar blijft in beeld bij de divisie Sociaal Medische Zaken van
UWV. Met UWV is afgesproken dat met ingang van 2017 met tenminste 90% van alle WGA-gerechtigden
die overgedragen worden aan het Werkbedrijf jaarlijks minimaal één gesprek wordt gevoerd.
UWV heeft in 2018 met 93% van deze groep minimaal één gesprek gevoerd en daarmee in
beeld. Het huidige budget is voldoende om de eerste vijf jaar publiek verzekerde WGA-gerechtigden
met arbeidsvermogen in beeld te krijgen en te houden.
Vraag 27
Waarom slaagt het UWV er niet in om, ook met de inzet van extra geld, alle WGA-gerechtigden
in beeld te krijgen en te houden?
Antwoord 27
Zie antwoord op vraag 26.
Vraag 28
Hoe verhoudt de 54% instromers die een eerste gesprek hebben gehad zich tot de doelstelling
om elke WGA-gerechtigde binnen een jaar een persoonlijk gesprek aan te bieden?
Antwoord 28
Zie het antwoord op vraag 26.
Vraag 29
Welke contactmomenten met het UWV heeft iemand die instroomt in de WGA? Wanneer gaat
het dossier «over» naar het Werkbedrijf? Wanneer is het eerste gesprek met een verzekeringsarts?
Vindt daaraan voorafgaand al de toets op rechtmatigheid plaats? Wanneer is het eerste
gesprek over re-integratie en waar hangt de timing vanaf? Wat zijn hierin de verschillen
voor de verschillende groepen WGA-gerechtigden?
Antwoord 29
De UWV-divisie Sociaal Medische Zaken (SMZ) verricht eerst de WIA-claimbeoordeling.
WGA-gerechtigden zonder actuele arbeidsmogelijkheden (i.c. de resterende verdiencapaciteit)
waarvan de duurzaamheid niet kan worden vastgesteld, blijven in de caseload van de
divisie SMZ. Voor hen wordt een herbeoordeling gepland. Het eerstvolgende contactmoment
is de datum van de herbeoordeling.
WGA-gerechtigden met arbeidsmogelijkheden gaan naar de divisie Werkbedrijf. Bij de
overdracht van SMZ aan Werkbedrijf geeft SMZ een arbeidsmogelijkhedenadvies mee. Dat
advies bevat tevens een prognose per wanneer de verzekeringsarts inschat dat de arbeidsmogelijkheden
van betrokkene mogelijk zijn gewijzigd.
Het eerste gesprek over de re-integratie vindt in het beginsel plaats binnen vier
weken na overdracht vanuit de divisie SMZ naar het Werkbedrijf. De WGA-dienstverlening
wordt geboden aan alle WGA-gerechtigden met arbeidsvermogen. Er zijn geen verschillen
tussen de groepen WGA-gerechtigden.
Zodra de medewerker van het Werkbedrijf van mening is dat betrokkene mogelijk een
gewijzigde resterende verdiencapaciteit heeft, wordt deze casus besproken met een
verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van SMZ en volgt – indien nodig – een herbeoordeling.
Een WGA-gerechtigde kan zelf ook een herbeoordeling aanvragen.
Vraag 30
Waardoor kunnen het verschil in de instroom (30.000 mensen jaarlijks) en de uitstroom
(10.000 mensen jaarlijks) en de daardoor ontstane toename van het aantal mensen met
een WGA-uitkering worden verklaard? Is dit een structurele ontwikkeling? Welke groei
/ afname wordt in de komende jaren verwacht?
Antwoord 30
De WIA is ingevoerd in 2006 en het aantal uitkeringen neemt nog steeds toe. Een structurele
situatie waarin instroom, uitstroom en doorstroom elkaar in evenwicht houden, is nog
niet bereikt. De komende decennia valt een afvlakking van de groei te verwachten.
Een belangrijke oorzaak van de relatief lage uitstroom uit de WIA is duur van het
recht op een WGA-uitkering. Gedeeltelijk arbeidsgeschikten kunnen lang in de regeling
verblijven, zij blijven immers ook in de uitkering wanneer zij (een deel van) hun
resterende verdiencapaciteit benutten. Naast uitstroom vanwege herstel, pensionering
en overlijden kent de WGA voornamelijk een doorstroom naar de IVA vanwege duurzame
en volledige arbeidsongeschiktheid. Deze bedroeg in 2018 ruim 10.000 mensen.
Vraag 31
Hoeveel mensen zitten al meer dan vijf jaar in de WGA? Hoeveel van deze mensen ontvangen
nog (op hun eigen verzoek) dienstverlening van het UWV?
Antwoord 31
Circa 190.000 mensen hadden in 2018 een WGA-uitkering. Bijna 26.500 van hen vallen
voor hun re-integratie onder de verantwoordelijkheid van een eigen risicodrager. Zij
zijn uitgesloten van persoonlijke dienstverlening door UWV. We hebben geen informatie
beschikbaar over het aantal publiek verzekerde WGA-uitkeringsgerechtigden die zijn
ingestroomd vóór 2013. Een deel van deze groep benut haar restverdiencapaciteit en
heeft werk, al dan niet met de inzet van werkvoorzieningen. Van de groep ingestroomd
vóór 2013 kregen eind 2018 circa 15.500 personen dienstverlening.
Vraag 32
Wat verstaat u onder «alle uitkeringsgerechtigden»?
Antwoord 32
In dit verband bedoelde de Minister alle publiek verzekerde WGA-uitkeringsgerechtigden
met arbeidsvermogen die UWV in actieve dienstverlening naar werk heeft (zie ook het
antwoord op vraag 9).
Vraag 33
Wat is de reden dat relatief weinig mensen uitstromen uit de WGA?
Antwoord 33
Mensen komen in de WGA vanwege een veelal structurele arbeidshandicap. De uitstroom
uit de WGA wordt hoofdzakelijk bepaald door pensionering/overlijden en na een herbeoordeling
instromen in de IVA. Activering van WGA-uitkeringsgerechtigden is erop gericht de
restverdiencapaciteit te benutten. Gedeeltelijk arbeidsgeschikten blijven daarmee
in hun uitkering. Benutten van de restverdiencapaciteit leidt over het algemeen niet
tot herstel van de arbeidshandicap en daarmee uitstroom uit de WGA (zie ook het antwoord
op vraag 32).
Vraag 34
Voor hoeveel uitkeringsgerechtigden zet het UWV eerst persoonlijke dienstverlening
in om hen geschikt te maken voor re-integratie richting werk?
Antwoord 34
Sinds 2017 ontvangen alle mensen die de WIA/WGA instromen met arbeidsmogelijkheden
gedurende vijf jaar actief persoonlijke dienstverlening. Jaarlijks stromen er ruim
18.000 mensen in de WGA-dienstverlening.
Vraag 35
Welke groep uitkeringsgerechtigden heeft het meest behoefte aan persoonlijke dienstverlening
om hen geschikt te maken voor re-integratie richting werk?
Antwoord 35
Dit betreft personen met de grootste afstand tot de arbeidsmarkt, vanwege hun ziekte
of aandoening, beperkte arbeidsverleden, opleidingsniveau en hun bredere problematiek.
Vraag 36
Is de dienstverlening van het UWV gebaseerd op gevalideerde methodes?
Antwoord 36
UWV werkt met gecertificeerde arbeidsdeskundigen en streeft naar een dienstverlening
waarbij in beginsel enkel bewezen effectieve methodes worden ingezet. Om meer inzicht
te krijgen in welke instrumenten en methoden effectief zijn UWV en SZW een gezamenlijk
kennisprogramma gestart. Daarnaast stelt UWV hoge eisen aan de re-integratietrajecten
die door re-integratiebedrijven worden ingezet.
Vraag 37
Worden medewerkers van het UWV getraind om de juiste dienstverlening te kunnen bieden?
Zo ja, op welke manier?
Antwoord 37
Ja. De UWV-dienstverleners krijgen initieel een uitgebreide opleiding. Voor arbeidsdeskundigen
duurt de opleiding tot gecertificeerd arbeidsdeskundige 18 maanden. Om hun kennis
en kunde op peil te houden, krijgen zij nascholing en doen zij aan intervisie. Adviseurs
Intensieve Dienstverlening (AID) Ontvangen een opleiding van 10 maanden en werken
onder supervisie van arbeidsdeskundigen.
Vraag 38
Kunt u nauwkeurig aangeven welke conclusies en maatregelen u verbindt aan de constatering
van de ARK dat bijna de helft van de mensen met een WGA-uitkering niet in beeld is
bij UWV, en dat het ontbreken van persoonlijk contact – als onderdeel van de dienstverlening
– het ook lastig maakt om de rechtmatigheid van de uitkering van deze mensen vast
te stellen?
Antwoord 38
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 26, deelt de Minister de constatering dat UWV
bijna de helft van de mensen niet in beeld heeft, niet. Bijna alle WGA-uitkeringsgerechtigden
zijn de eerste vijf jaar in beeld bij UWV, waarmee mede de rechtmatigheid van deze
uitkeringen wordt geborgd. Indien de activerende dienstverlening na vijf jaar wordt
beëindigd, blijft de verplichting van de uitkeringsgerechtigde bestaan om alle relevante
informatie aan UWV door te geven met betrekking tot het recht op de WGA-uitkering.
De beheersing van de risico’s op misbruik en fraude is een belangrijk aandachtspunt
bij de lopende doorontwikkeling van de WGA-dienstverlening.
Vraag 39
Klopt het dat u met het UWV hebt afgesproken dat vanaf 2017 alle WGA-gerechtigden
basale dienstverlening ontvangen? Zo ja, is dat gebeurd?
Antwoord 39
Ja, zoals aangegeven in antwoord op vraag 9 bestaat de basale dienstverlening momenteel
uit gemiddeld twee en minimaal één contactmoment per WGA-gerechtigde per jaar, inkoop
van re-integratietrajecten en inzet van voorzieningen. Zoals aangegeven in antwoord
op vraag 26, is met UWV afgesproken dat met ingang van 2017 met ten minste 90% van
alle WGA-gerechtigden die overgedragen worden aan het Werkbedrijf jaarlijks minimaal
één gesprek wordt gevoerd. UWV heeft in 2018 met 93% van deze groep minimaal één gesprek
gevoerd en daarmee in beeld.
Vraag 40
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er meer persoonlijk contact gaat plaatsvinden
om de rechtmatigheid vast te stellen van de uitkeringen van WGA-gerechtigden die nog
niet in beeld zijn bij het UWV?
Antwoord 40
Zie het antwoord op vraag 38.
Vraag 41
Wat is een voldoende toereikend budget om alle WGA-gerechtigden basale dienstverlening
te kunnen bieden?
Antwoord 41
Ja. Niet het budget is het knelpunt maar het organiseren van de productiviteit. Zie
ook de antwoorden op de vragen 21 en 26.
Vraag 42
Bent u van mening dat alle WGA-gerechtigden basale dienstverlening moeten kunnen krijgen
van het UWV? Hoeveel geld is daar voor nodig? Als dat (nog) niet bekend is, wanneer
kan dat dan wel duidelijk zijn?
Antwoord 42
Ja. Zie het antwoord vraag 41.
Vraag 43
Hoeveel uitvoeringscapaciteit is nodig om alle WGA-gerechtigden basale dienstverlening
te bieden?
Antwoord 43
Zie het antwoord op vraag 41.
Vraag 44
Welke consequenties heeft het dat er met ongeveer 46% van de mensen die in 2017 de
WGA-uitkering zijn ingestroomd nog geen contact is geweest?
Antwoord 44
Zie het antwoord op vraag 26.
Vraag 45
Welk deel van de mensen die een WGA-uitkering ontvangen hebben geen eerste keuring
gehad?
Antwoord 45
Zonder claimbeoordeling door een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige wordt geen
WGA-uitkering verstrekt.
Vraag 46
Wat zijn uw plannen om te zorgen dat de netto-uitvoeringscapaciteit bij het UWV voldoende
wordt om alle WGA-gerechtigden basale dienstverlening te bieden?
Antwoord 46
Zie ook de antwoorden op de vragen 21, 26 en 41.
Vraag 47
Wat is de oorzaak van het verlies in capaciteit bij het UWV?
Antwoord 47
De belangrijkste oorzaak van het capaciteitsverlies bij de WGA-dienstverlening is,
net zoals de Algemene Rekenkamer aangeeft, de opleiding van nieuwe medewerkers. Een
adviseur intensieve dienstverlening is na 10 maanden volledig inzetbaar en een arbeidsdeskundige
na 18 maanden. Daarnaast worden arbeidsdeskundigen ook ingezet voor andere taken,
waaronder het in opdracht van gemeenten bepalen van de loonwaarde. Gemeenten betalen
voor deze dienst, maar UWV kan deze middelen niet inzetten om de capaciteit te vervangen.
Vraag 48
Naar welke andere mogelijkheden kijkt u om de productiviteit van het UWV te vergroten?
Antwoord 48
Het gesprek met UWV daarover loopt. De Minister informeert de Tweede Kamer voor de
zomer met de «Stand van de uitvoering».
Vraag 49
Hoe lang duurt het om nieuwe medewerkers volledig productief te kunnen laten zijn?
Antwoord 49
Zie het antwoord op vraag 47.
Vraag 50
Kan u het grote verschil tussen de patronen bij voormalig werknemers en vangnetters
verklaren?
Antwoord 50
Het verschil in patronen wordt verklaard door de startpositie die vangnetters ten
opzichte van voormalige werknemers innemen. Vangnetters hebben over het algemeen vóór
de aanvang van WIA geen dienstbetrekking, waardoor de arbeidsdeelname in de tijd toeneemt.
Voormalige werknemers starten bij aanvang WIA met een dienstverband. De arbeidsdeelname
neemt af vanwege het beëindigen van dit dienstverband vanwege instroom WIA. In de
loop der tijd tenderen de arbeidsdeelname van vangnetters en voormalig werknemers
naar hetzelfde niveau.
Vraag 51
Waarom is de effectiviteit van de dienstverlening nooit eerder gemeten?
Antwoord 51
Uiteraard is de effectiviteit van specifieke instrumenten wel gemeten. Nu we gaan
intensiveren, wil de Minister met het aangekondigde effectiviteitsonderzoek inzicht
verkrijgen in de effectiviteit van de WGA-dienstverlening als geheel.
Vraag 52
Waarom heeft u beperkt zicht op hoeveel het UWV uitgeeft aan WGA- dienstverlening?
Antwoord 52
Zoals de Algemene Rekenkamer aangeeft stuurt de Minister niet specifiek op de (extra)
uitgaven aan dienstverlening WGA, maar op het totale budget dat UWV krijgt voor de
uitvoering van zijn wettelijke taken.
Vraag 53
Waarom verzamelt het UWV geen gegevens over de feitelijke uitgaven aan de WGA? Welke
consequenties heeft dit?
Antwoord 53
UWV geeft aan dat het door de Algemene Rekenkamer gevraagde inzicht in de uitgaven
niet past bij de werkprocessen en administratieve ondersteuning daarvan. UWV verzamelt
wel informatie over de activiteiten die medewerkers verrichten. Om de kosten daarvan
te bepalen, koppelt UWV hier normtijden- en tarieven aan. Met deze systematiek ontstaat
zicht op de uitgaven aan de WGA-dienstverlening.
Vraag 54
Welke maatregelen worden getroffen om het zicht op hoeveel het UWV uitgeeft aan WGA-dienstverlening
te vergroten?
Antwoord 54
Zoals aangegeven in antwoord 53, stuurt UWV niet primair op uitgaven, maar op productie.
In samenspraak met het ministerie heeft UWV het afgelopen jaar de centrale regie versterkt.
Zo heeft UWV voor de WGA-dienstverlening een instrument ontwikkeld om sterker te kunnen
sturen op de productie. Dit heeft zijn waarde bij de WW-dienstverlening reeds bewezen.
Daarnaast is SZW voornemens een Wetsgedreven Inzicht in Kosten en Taken (WIKT) voor
de WIA te starten.
Vraag 55
Wat heeft u tot nu toe gedaan om bij het UWV een goede balans tussen ambities en middelen
te waarborgen, zoals eerder door de ARK aangegeven, en wat gaat u daar verder aan
doen? Welke maatregelen gaat u nemen?
Antwoord 55
Na jaren van bezuinigingen zijn in het regeerakkoord van het kabinet Rutte III extra
middelen beschikbaar gekomen voor UWV. Het kabinet heeft structureel € 70 miljoen
beschikbaar gesteld voor aanvullende dienstverlening aan uitkeringsgerechtigden in
de Wajong, de WGA en de WW. Ook zijn er voor de projectportfolio in het UWV Informatieplan
afspraken gemaakt over passende structurele financiering. Hiermee is een belangrijke
bijdrage geleverd aan het realiseren van een goede balans tussen ambities en middelen.
Samen met UWV blijft de Minister periodiek stilstaan bij de vraag of de taken en middelen
in balans zijn.
Vraag 56
Kunt u nauwkeurig en puntsgewijs aangeven wat u gaat doen om de informatiepositie
van de Kamer met betrekking tot het UWV te verbeteren?
Antwoord 56
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 57
Klopt het dat de kosten van passende dienstverlening ook onderdeel worden van de experimenten?
Antwoord 57
Ja, het effectonderzoek gaat inzicht geven in de kosten en resultaten van meer persoonlijke
dienstverlening en de inkoop van re-integratie.
Vraag 58
Waarom komt er met de uitbreiding van de monitoringsinformatie geen koppeling tussen
de resultaten en de uitgaven? Is een koppeling tussen resultaten en uitgaven niet
cruciaal om inzicht te krijgen in de productiviteit van het UWV?
Antwoord 58
In de monitorinformatie kunnen de uitgaven en resultaten slechts beperkt worden gekoppeld.
Er is effectonderzoek nodig om een (causaal) verband te leggen tussen de inzet van
dienstverlening (inclusief de ingekochte re-integratiediensten), resultaten en de
kosten. Daarnaast zijn de maatschappelijke baten van de WGA-dienstverlening, zoals
een grotere maatschappelijke participatie en een verbeterde gezondheidsbeleving, niet
enkel in financiële termen uit te drukken maar onderdeel van een bredere, maatschappelijke
afweging. Met de mid-term review van het aangekondigde effectonderzoek gaat in 2021 meer zicht ontstaan op de effecten
van de WGA-dienstverlening en de kosten daarvan.
Vraag 59
Is er al enige informatie beschikbaar over effectieve dienstverlening aan WGA-gerechtigden?
Antwoord 59
Er is weinig tot geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van dienstverlening aan
WGA’ers. UWV heeft in het recente verleden wel diverse pilots en experimenten uitgevoerd,
maar de opzet en omvang maken dat hieraan geen betrouwbare uitspraken over effectiviteit
te ontlenen. Om die informatie wel te verkrijgen, start de Minister in het najaar
een grootschalig onderzoek naar het effect van dienstverlening. Daarnaast zijn SZW
en UWV een gezamenlijk kennisprogramma gestart om het gewenste inzicht te vergroten.
Vraag 60
Wanneer acht u de dienstverlening doelmatig en doeltreffend?
Antwoord 60
De WGA-dienstverlening is doeltreffend wanneer zij resulteert in duurzame werkhervatting
en bredere maatschappelijke resultaten. De dienstverlening is doelmatig wanneer de
kosten van de WGA-dienstverlening in verhouding staan tot de resultaten ervan. Vanwege
de systematiek van de WIA leidt werkhervatting niet altijd tot lagere uitkeringslasten.
Met het effectonderzoek dat dit najaar start, gaat hier meer zicht op ontstaan en
wordt de doeltreffendheid en doelmatigheid beoordeeld.
Vraag 61
Hoe gaat u in de ontwerpbegroting SZW 2020 betere informatie aan het parlement verstrekken
over de financiering van het Ouderdomsfonds en de betalingen daaruit aan AOW-uitkeringen,
de dienstverlening aan WGA-gerechtigden, en de afwegingen voor het beheersen van risico's
op misbruik en oneigenlijk gebruik van werkloosheidsuitkeringen?
Antwoord 61
Ouderdomsfonds
Met betrekking tot het Ouderdomsfonds doet de Algemene Rekenkamer drie aanbevelingen
om de informatiepositie van het parlement te verbeteren. In de begroting 2020 zal
de Minister deze drie aanbevelingen overnemen. De Minister zal dus in artikel 8 en
artikel 12 verwijzen naar de bijlage sociale fondsen, waar de financiering van het
ouderdomsfonds wordt toegelicht. In de bijlage sociale fondsen zal de Minister vermelden
dat de inkomensondersteuning AOW onderdeel is van de Algemene Ouderdomswet en dus
net als de AOW-uitkeringen betaald wordt uit het Ouderdomsfonds. Overigens is het
goed om te benadrukken dat de Rijksbijdragen weliswaar invloed hebben op het tekort
van het Ouderdomsfonds, maar niet op de (on)mogelijkheid van de SVB om de AOW-uitkeringen
te betalen. Ook zonder Rijksbijdrage ontvangt elke AOW-gerechtigde zijn uitkering.
De Rijksbijdragen maken dus strikt genomen de AOW-uitgaven niet «mede mogelijk», maar
zijn slechts een betaling tussen Rijk en sociale fondsen om een boekhoudkundig groot
tekort van het Ouderdomsfonds te voorkomen.
Dienstverlening aan WGA-gerechtigden
Op 1 oktober 2019 gaat het effectenonderzoek naar de WGA-dienstverlening van start.
Dit heeft tot doel meer inzicht te verkrijgen in de balans tussen ambities en wat
nodig is aan dienstverlening, in termen van mensen en middelen. Bij publicatie van
ontwerpbegroting SZW 2020 zijn er nog geen resultaten beschikbaar, maar in de Stand
van de uitvoering, die voor het zomerreces verstuurd zal worden, wordt de Kamer nader
geïnformeerd over de opzet en inrichting van het onderzoek.
Beheersen van risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik van werkloosheidsuitkeringen
Zie het antwoord op vraag 64.
Vraag 62
Hoeveel uitkeringen zijn er door het UWV onrechtmatig verstrekt in 2018?
Antwoord 62
Alle handelingen van UWV moeten rechtmatig zijn, in overeenstemming met de geldende
regels en besluiten. De totale UWV-brede rechtmatigheid komt voor 2018 uit op 98,9%.
Dit is de som van de rechtmatigheid van alle uitkeringslasten (financiële rechtmatigheid)
en de rechtmatigheid van de aanbestedingen. Het percentage financiële fouten in de
uitkeringslasten over verslagjaar 2018 bedraagt 0,8%. Dit is het gewogen UWV-percentage
over alle wetten.
Naast de vaststelling van de rechtmatigheid zoals beschreven zijn er ook uitkeringen
waarbij naar aanleiding van een geconstateerde overtreding een (deel van de) uitkering
wordt teruggevorderd. UWV heeft in 2018 iets meer dan 8200 overtredingen geconstateerd
waarbij er sprake is van financiële benadeling, waarmee een bedrag gemoeid is van
in totaal € 25.800.000 aan teveel betaalde uitkering.
Vraag 63
Geldt de norm voor ten minste één gesprek per jaar voor iedereen die een WGA-uitkering
ontvangt?
Antwoord 63
Ja. Sinds 2017 geldt de afspraak met UWV dat elke publiek verzekerde WGA-gerechtigde
in de re-integratiedienstverlening bij het Werkbedrijf van UWV de eerste vijf jaar
per jaar minimaal één contactmoment heeft en gemiddeld over alle personen per jaar
twee contactmomenten zijn. Zie ook het antwoord op vraag 39.
Vraag 64
Kunt u expliciet ingaan op de aanbeveling van de ARK om in de begroting op te nemen
welke risico's op misbruik en oneigenlijk gebruik van toepassing zijn op de verschillende
socialezekerheidsregelingen die de SVB en het UWV uitvoeren, welke maatregelen hiertegen
genomen worden, en welke risico's er dan nog overblijven? Deelt u de conclusie van
de ARK dat het parlement op deze manier in staat gesteld wordt de integrale afweging
te toetsen die u maakt tussen het niveau van dienstverlening en fraudebestrijding,
en om te bepalen of de risico's die overblijven aanvaardbaar zijn?
Antwoord 64
In de reactie op het verantwoordingsonderzoek 2018 heeft de Minister aangegeven dat
hij zich kan vinden in de aanbeveling om meer aandacht te hebben voor explicitering
van de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik (MenO). Het is daarbij vooral van
belang dat voorkomen van MenO een cyclisch proces is, waarbij het departement en de
uitvoering leren van geconstateerde fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik. SZW richt
zich in 2019 op de doorontwikkeling van de MenO-risicobeheersing en de formele beschrijving
daarvan. Bij nieuwe en gewijzigde wet- en regelgeving brengt SZW de MenO-risico’s
in kaart en neemt deze op in de memorie van toelichting. Daarnaast beoogt SZW met
signaleringsbrieven het parlement te informeren over de maatregelen die worden genomen
naar aanleiding van MenO en eventuele gesignaleerde risico’s die overblijven. Eventuele
modus operandi die in deze signaleringsbrieven naar voren komen, worden de Kamer vertrouwelijk
toegezonden.
Daar waar het gaat om de afwegingen voor het beheersen van risico's op misbruik en
oneigenlijk gebruik van werkloosheidsuitkeringen wordt met behulp van een extern onderzoek
een integraal afwegingskader voor UWV ontwikkeld. De Tweede Kamer wordt hierover aan
het einde van dit jaar geïnformeerd. De signaleringsbrieven worden in juni gelijktijdig
met de stand van de uitvoering aan de Kamer gezonden. In december wordt vervolgens
ingegaan op eventuele hieruit voortvloeiende maatregelen.
Vraag 65
Hoe kunt u rechtvaardigen dat mensen met een WGA-uitkering die niet aan een Werkbedrijf
worden overgedragen, geen ondersteuning krijgen om aan het werk te komen of te blijven?
Antwoord 65
WGA’ers worden niet aan het Werkbedrijf overgedragen als er sprake is van het ontbreken
van actuele arbeidsmogelijkheden (i.c. de resterende verdiencapaciteit) waarvan de
duurzaamheid niet kan worden aangetoond. Met andere woorden: deze mensen zijn dusdanig
ziek dat werk niet aan de orde is. Ze blijven daarom onder de hoede van de divisie
Sociaal-Medische Zaken. Deze groep heeft overigens wel de mogelijk om zichzelf te
melden bij UWV voor basale dienstverlening.
Vraag 66
Wat is de reden dat de groep medisch 80/100 niet binnen een jaar wordt overgedragen
aan het Werkbedrijf?
Antwoord 66
Zie het antwoord op vraag 65.
In geval van verbetering van de medische situatie kan overdracht aan de divisie Werkbedrijf
aan de orde zijn. Zodra de verzekeringsarts heeft vastgesteld dat betrokkene (al dan
niet 80–100 AO) arbeidsmogelijkheden heeft, hoort hij niet langer tot de groep medisch
80–100 AO en vindt overdracht naar Werkbedrijf plaats. De termijn van een jaar is
in dat kader geen relevante termijn. De keuzes die UWV moet maken bij de inzet van
schaarse artsen, kunnen wel effect hebben op de doorlooptijd van een beoordeling.
Vraag 67
Bent u het eens met de ARK dat alle WGA-gerechtigden die in 2017 zijn ingestroomd
beschikken over arbeidsmogelijkheden en volgens de wet recht op ondersteuning door
het UWV voor hun re-integratie hebben? Hoe kunnen afspraken over de dienstverlening
aan WGA-gerechtigden zich dan beperken tot de mensen die zijn overgedragen aan het
werkbedrijf van het UWV?
Antwoord 67
Zie het antwoord op vraag 65.
Niet alle WGA-gerechtigden die in 2017 zijn ingestroomd beschikken over arbeidsmogelijkheden.
Er is een categorie die volledig arbeidsongeschikt wordt beoordeeld, maar van wie
de verzekeringsarts op het moment van de claimbeoordeling niet kan vaststellen dat
de arbeidsongeschiktheid duurzaam is. Een deel van deze mensen, de zgn. categorie
WGA 80–100 medisch, is dusdanig ziek of beperkt dat werken en gerichtheid op werken
niet aan de orde is. Veelvoorkomende voorbeeld zijn kankerpatiënten die een behandeling
gericht op genezing ondergaan, of psychiatrisch patiënten die intramuraal behandeling
ondergaan. Overdracht aan de divisie Werkbedrijf is pas aan de orde na herstel.
Vraag 68
Kunt u duidelijk aangeven welke mensen met een WGA-uitkering wel en geen dienstverlening
krijgen, en waarom dat zo is?
Antwoord 68
Zie de antwoorden op de vragen 65, 66 en 67.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier