Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de regering, over het rapport bij de Nationale verklaring 2019
35 200 Financieel jaarverslag van het Rijk 2018
Nr. 12
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 5 juni 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Financiën over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij de Nationale verklaring
2019 (Bijlage bij Kamerstuk 35 200, nr. 4).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2019. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Vraag 1
Welke stappen worden er gezet om ervoor te zorgen dat er voldoende controle is op
de redelijkheid van kosten?
Antwoord op vraag 1
Zoals in de reactie van het kabinet op pagina 50 van het rapport bij de Nationale
Verklaring is opgenomen zal de Minister van LNV erop toezien dat de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland de toets op de redelijkheid van kosten verder verbetert. Bij
de beoordeling van de redelijkheid van kosten van de premie Brede Weersverzekering
wordt gewerkt aan een beoordeling op basis van de loss ratio (een kerngegeven in het
verzekeringswezen). Bij de Kwaliteitsregeling Vitaal Kalf en de realisatie van natuurvriendelijke
oevers wordt verder bezien op welke wijze de kosten voor het certificaat en de investeringen
geobjectiveerd, vergeleken en getoetst kunnen worden.
Vraag 2
Is er in de berekeningen van de Algemene Rekenkamer rekening gehouden met de mogelijke
voordelen van woonruimte voor boeren doordat zij gebruik maken van een bedrijfswoning
op het erf?
Antwoord op vraag 2
Het antwoord op deze vraag is niet uit het rapport en de methodologische bijlage te
halen. Op aangeven van de Algemene Rekenkamer kunt u deze technisch specifieke vragen
stellen aan de Algemene Rekenkamer.
Vraag 3
In hoeverre wordt er in de berekeningen van de Algemene Rekenkamer rekening gehouden
met de fiscale aantrekkelijkheid van woonruimte op het erf van boeren?
Antwoord op vraag 3
Het antwoord op deze vraag is niet uit het rapport en de methodologische bijlage te
halen. Op aangeven van de Algemene Rekenkamer kunt u deze technisch specifieke vragen
stellen aan de Algemene Rekenkamer.
Vraag 4
Kunt u verklaren hoe de inkomenssteun vooral terechtkomt bij boeren die bovenmodaal
verdienen (67%) en tegelijkertijd een derde van de boeren zelfs met inkomenssteun
nog steeds onder het wettelijk minimumloon verdient?
Antwoord op vraag 4
De AR heeft geconstateerd dat landbouwbedrijven met hogere inkomens gemiddeld genomen
ook meer inkomenssteun ontvangen. De reden hiervoor is dat de steun per hectare wordt
toegekend: bedrijven met meer grond ontvangen daardoor meer inkomenssteun, terwijl
zij in de regel ook meer omzet en inkomen genereren. De aftopping van inkomenssteun
die wordt voorgesteld voor het volgende GLB (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid EU)
zal dit effect beperken en kan op steun rekenen van het kabinet.
Dat een derde van de boeren zelfs met inkomenssteun nog steeds minder dan het wettelijk
minimuminkomen verdient, heeft mede te maken met de druk op de afzetprijs. Daarom
zet het kabinet in op het versterken van de positie van de boer in de keten en het
tegengaan van oneerlijke handelspraktijken, zodat hij een betere prijs voor zijn product
kan krijgen.
Vraag 5
Kunt u uitleggen waarom volgens de berekeningen van de Algemene Rekenkamer 80% van
de boeren met een klein bedrijf een bedrijfsinkomen heeft dat onder het wettelijk
minimumloon valt? Is dit actief kabinetsbeleid?
Antwoord op vraag 5
Het antwoord op deze vraag is uit het rapport niet op te maken. Op aangeven van de
Algemene Rekenkamer kunt u deze specifieke technische vraag alsnog aan de Algemene
Rekenkamer stellen. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 4 voor zover het
gaat over de positie van de boer in de keten.
Vraag 6
Kunt u toelichten hoe de huidige vorm van EU-subsidie en schaalvergroting in de agrarische
sector invloed op elkaar hebben?
Antwoord op vraag 6
Ik zie niet direct een verband tussen de huidige GLB-subsidie en schaalvergroting.
Voor schaalvergroting spelen eerder andere factoren een rol, zoals marktwerking en
een hoge graad van innovatie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier