Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Helvert, Omtzigt, Voordewind en Van der Staaij over een Brits rapport inzake geloofsvervolging waarin grote zorgen worden geuit over de wereldwijde christenvervolging
Vragen van de leden Van Helvert, Omtzigt (beiden CDA), Voordewind (ChristenUnie) en Van der Staaij (SGP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over een Brits rapport inzake geloofsvervolging waarin grote zorgen worden geuit over de wereldwijde christenvervolging (ingezonden 8 mei 2019).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 12 juni 2019).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het artikel «Christian persecution «at near genocide levels»
van BBC naar aanleiding van het rapport opgesteld in opdracht van de Britse Minister
van Buitenlandse Zaken Jeremy Hunt?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u uw reactie op dit rapport van Philip Mounstephen in een brief aan de Kamer
doen toekomen, samen met de antwoorden op deze vragen? Kunt u reageren op de conclusies
van het interim-rapport?
Antwoord 2
De reactie van het kabinet op het tussentijdse rapport van Philip Mountstephen, opgesteld
voor het Britse Foreign and Commonwealth Office, ontvangt u met de antwoorden op deze
vragen.
De heer Mountstephen concludeert dat, enkele meer positieve ontwikkelingen daargelaten,
er wereldwijd sprake is van toenemende schendingen van de vrijheid van religie en
levensovertuiging, en van discriminatie en geweld jegens christenen in het bijzonder.
De opsteller stelt voorts onder verwijzing naar artikel 18 van de Universele Verklaring
van de Rechten van de Mens dat implementatie in plaats van vernieuwing van het bestaande
mensenrechtenraamwerk de grootste uitdaging vormt. Deze conclusie deelt het kabinet.
Zoals in het geactualiseerde mensenrechtenbeleid (Kamerstuk 32 735, nr. 198) opgenomen zet Nederland zich in voor universele mensenrechten, waaronder de vrijheid
van religie en levensovertuiging. Het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging
is een van de zes prioriteiten van het buitenlandse mensenrechtenbeleid van Nederland.
Nederland zet zich in, en zal zich blijven inzetten, voor naleving van de Universele
Verklaring, met inbegrip van artikel 18. Conform de moties Voordewind c.s. (Kamerstuk
33 694, nr. 13 en 34 775 V, nr. 29) intensiveert Nederland deze inzet de komende jaren, zoals nader uitgewerkt in mijn
brief aan uw Kamer van 30 oktober jl. (Kamerstuk 32 735, nr. 227).
Vraag 3
Herkent u de uitspraak van uw Britse collega dat politieke correctheid heeft bijgedragen
aan het relativeren van wereldwijde christenvervolging?
Antwoord 3
Deze uitspraak is aan mijn Britse collega; het kabinet doet daar geen uitspraak over.
Dit kabinet zet zich in zijn mensenrechtenbeleid in het bijzonder in voor kwetsbare
groepen zoals christenen.
Vraag 4, 5 en 6
In welke mate herkent u de constatering van uw Britse collega dat «in sommige regio's
het niveau en de aard van vervolging aantoonbaar dicht in de buurt komt van het voldoen
aan de internationale definitie van genocide, volgens die van de VN»?
Welke conclusie moet getrokken worden uit bovenstaande constatering aan de ene zijde
en aan de andere zijde artikel 1 uit het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing
van Genocide, aangenomen in de Algemene Vergadering van de VN op 1 december 1948,
waarin staat dat alle ondertekende leden genocide moeten voorkomen en bestraffen?
Onderschrijft het kabinet het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide
nog steeds? Welke actie neemt Nederland, bijvoorbeeld als gevolg van het Verdrag inzake
de voorkoming en bestraffing van genocide, tegen christenvervolging?
Antwoord 4, 5 en 6
De bevinding door Philip Mountstephen in het rapport dat in sommige regio’s de schaal
en aard van vervolging misschien wel in de buurt komen van het voldoen aan de internationale
definitie van genocide, zoals aangenomen door de VN, is zorgelijk. Het Verdrag inzake
de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide, dat het kabinet onderschrijft, verplicht
de staten die partij zijn bij het verdrag om genocide te voorkomen en te bestraffen.
De verplichting om genocide te voorkomen houdt in dat een staat alle maatregelen moet
nemen die redelijkerwijs beschikbaar zijn om genocide zo veel mogelijk te voorkomen.
Deze verplichting richt zich primair op de territoriale staat – de staat waar de misdrijven
worden gepleegd – maar is niet territoriaal begrensd. De reikwijdte van de verplichting
om te voorkomen voor andere staten hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te
oefenen op mogelijke plegers van genocide. De verplichting om genocide te bestraffen
houdt in dat staten genocide strafbaar moeten stellen en verdachten op hun eigen grondgebied
moeten vervolgen. In Nederland is de Wet internationale misdrijven van toepassing,
op basis waarvan verdachten van genocide kunnen worden vervolgd indien het OM daartoe
besluit. Op basis van deze wet geldt universele rechtsmacht voor deze misdrijven.
Vraag 7, 9 en 10
In hoeverre is het kabinet bereid om de vervolging omwille van geloof hard tegen te
gaan?
In hoeverre is het kabinet bereid om samen met andere landen deze vervolging tegen
te gaan met sancties tegen landen die christenen vervolgen?
In hoeverre kunnen persoonlijke sancties worden ingezet tegen leiders in landen die
christenen vervolgen?
Antwoord 7, 9 en 10
Nederland zet zich samen met gelijkgezinde landen ervoor in dat mensenrechtenschendingen
ook via sancties kunnen worden aangepakt. Zowel in VN- als EU-verband is in verschillende
geografisch afgebakende sanctieregimes een criterium voor ernstige mensenrechtenschendingen
opgenomen, waar ook schendingen tegen religieuze minderheden onder geschaard kunnen
worden. Deze regimes bieden de mogelijkheid voor persoonsgerichte sancties, in beginsel
ook jegens hen die hiervoor politieke verantwoordelijkheid dragen.
Daarnaast pleit het kabinet zoals bekend voor een EU-mensenrechtensanctieregime waarmee
wereldwijd persoonsgerichte sancties tegen mensenrechtenschenders kunnen worden ingesteld.
Ook ernstige mensenrechtenschendingen ten opzichte van religieuze minderheden zouden
onder de reikwijdte van dit sanctieregime kunnen vallen. Uw kamer zal periodiek via
de gebruikelijke weg over de voortgang van de discussies in EU-verband over dit sanctieregime
geïnformeerd blijven worden.
Vraag 8
Wanneer wordt de nieuwe Speciaal Gezant voor Vrijheid van Geloof en Levensovertuiging
in Nederland aangesteld en krijgt deze dezelfde status als de Ambassadeur voor de
Rechten van de Mens?
Antwoord 8
Gezien het belang dat het kabinet en uw Kamer hechten aan vrijheid van religie en
levensovertuiging is de positie voor een Speciaal Gezant voor dit thema gecreëerd.
Het streven is dat de Gezant in de zomer van 2019 aantreedt. De gezant krijgt niet
de titel van ambassadeur. De Mensenrechtenambassadeur is het boegbeeld van het buitenlandse
mensenrechtenbeleid van Nederland, waarbinnen de vrijheid van religie en levensovertuiging
één van de zes prioriteiten is. Ook zij zal daarom aandacht aan vrijheid van religie
en levensovertuiging blijven besteden in haar werk. Vanzelfsprekend zullen de Speciaal
Gezant en de Mensenrechtenambassadeur nauw samenwerken.
Vraag 11, 12 en 13
In hoeverre bent u bereid om, samen met de Kamer, en samen met andere landen een «artikel
18 Top» te organiseren, waarbij geen politieke correctheid voorop staat, maar de wens
om vervolgde christenen en andere gelovigen te helpen en vervolging te voorkomen?
Deelt u de mening dat de internationale gemeenschap meer actie moet ondernemen dan
tot nu toe werd gedaan, omdat de vervolging van christenen in de wereld verergert
in plaats van afneemt?
Welke rol ziet u hierin voor Nederland weggelegd als land dat de stad van vrede en
recht herbergt?
Antwoord 11, 12 en 13
Gezien het belang dat Nederland hecht aan het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging,
zoals onder meer neergelegd in artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten
van de Mens, en het voornemen van het kabinet om de inzet hierop te intensiveren,
heb ik besloten om op 18 november 2019 een internationale conferentie te organiseren
in Nederland over de bestrijding van religieuze intolerantie. Deze conferentie zal
plaatsvinden in het kader van het «Istanboel Proces»: het mechanisme voor dialoog
over de toepassing van resolutie 16/18 van de VN-Mensenrechtenraad over dit onderwerp.
Met deze conferentie geeft Nederland een vervolg en hernieuwde energie aan dit proces.
In lijn met de aanbeveling van de VN Speciaal Rapporteur voor vrijheid van religie
en levensovertuiging, Dr. Ahmed Shaheed, zal de bijeenkomst qua thema en deelnemersveld
gericht zijn op dialoog en een praktijkgerichte uitwisseling van best practices.
Vraag 14
Bent u bereid om het thema religieuze intolerantie, godsdienstvrijheid en christenvervolging
te agenderen voor een speciale sessie van de Raad Buitenlandse Zaken en daar een voorstel
te doen voor een gezamenlijke strategie richting landen die religieuze minderheden
vervolgen?
Antwoord 14
Ook binnen de EU heeft de vrijheid van religie en levensovertuiging de aandacht. Nederland
zet zoals bekend in op versterking en verlenging van het mandaat van de EU Speciaal
Gezant voor dit thema. Het kabinet is voorts bereid zich in te spannen om in Raadskader
op een opportuun moment het onderwerp vrijheid van religie en levensovertuiging op
te brengen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.