Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over een onvoldoende voor het UWV
Vragen van het lid Jasper vanDijk (SP) aan de Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een onvoldoende voor het UWV (ingezonden 17 april 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 4 juni 2019).
Vraag 1
Kent het artikel «Personeel UWV krijgt onvoldoende»?1 Wat is uw reactie daarop?
Antwoord 1
Ja. Voor mijn reactie verwijs ik kortheidshalve naar mijn brief van 16 april die ik
op verzoek van uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 26 448, nr. 621)).
Vraag 2
Waarom is de Kamer niet eerder geïnformeerd?
Antwoord 2
Binnen UWV worden, als onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering, periodiek kwaliteitsonderzoeken
verricht. Waar nodig, voert UWV verbeteracties uit. Daarmee geeft UWV blijk van de
professionele taakopvatting die ik ook van de uitvoerder verwacht. UWV doet dat over
de gehele linie van de taken die zij uitvoert en moet daarbij een eigen inschatting
maken van de risico’s die zij daarbij aantreft. De bewuste interne onderzoeksrapporten
zijn destijds niet ter informatie aan mij aangeboden. Dat laat onverlet dat mijn departement
en UWV steeds in gesprek zijn over een goede balans tussen openheid over de lastige
opgaven waar de uitvoering voor staat en de ruimte voor de uitvoering om te werken,
te leren en te verbeteren. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en ikzelf pogen uw
Kamer ook deelgenoot van te maken door halfjaarlijks een brief met daarin de «Stand
van de uitvoering» aan u te sturen (zie Kamerstuk 26 448, nr. 608).
Vraag 3
Wilt u de betreffende documenten naar de Kamer sturen?
Antwoord 3
Ik zal de documenten die op grond van een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur
door dagblad Trouw zijn opgevraagd ter vertrouwelijke inzage leggen bij uw Kamer.
Ik kies hiervoor omdat de documenten weliswaar aan de openbaarheid toebehoren nadat
zij aan Trouw zijn vrijgegeven, maar openbaarheid op grond van de Wob niet absoluut
is. Er zijn immers legitieme redenen om bepaalde informatie niet vrij te geven aan
het publiek. In casu gaat het over persoonsgegevens en persoonlijke beleidsopvattingen.
Naar aanleiding van de expliciete vraag van het lid Jasper van Dijk in een tweede
set schriftelijke vragen over berichtgeving van Trouw om toezending van onderliggende
rapportages zonder dat informatie daaruit onleesbaar is gemaakt2, zal ik daarom alle stukken ter vertrouwelijke inzage leggen bij uw Kamer3. Dat laat overigens onverlet dat eenieder die kennis wil nemen van de betreffende
informatie deze zonder omhaal kan opvragen bij UWV, zij het uiteraard inclusief gelakte
passages.
In dat kader is relevant om te melden dat UWV met ingang van 1 januari 2020 de staande
praktijk van het Rijk zal overnemen. Documenten die op grond van een Wob-verzoek openbaar
zijn gemaakt, zullen daarmee voor iedereen toegankelijk op een website worden geplaatst.
UWV benut de periode tot 1 januari 2020 om de organisatie en de medewerkers voor te
bereiden op deze nieuwe werkwijze. De reden dat UWV tijd nodig heeft om zich voor
te bereiden op standaard openbaarmaking na WOB-procedures, is dat tot voor kort de
kwaliteitsonderzoeken van UWV voor puur interne verbeterdoeleinden werden gebruikt.
Het ging daarbij soms om niet-representatieve steekproeven gericht op het leren in
de organisatie, dus met focus op bekende problemen en risico’s en zonder nuance voorzien
van verbeteropties. Deze informatie wordt nu het publieke debat in getrokken en benut
voor uitspraken over de kwaliteit van dienstverlening van UWV in brede zin, terwijl
de informatie die eraan ten grondslag ligt zich daar niet voor leent. Dat betekent
dat UWV beziet hoe kwaliteitsonderzoek kan worden gedaan waarbij medewerkers zich
vrij voelen om zich uit te spreken, zonder dat dat achteraf op een verkeerde manier
veralgemeniseerd wordt, en ook wordt bezien hoe kwaliteitsonderzoek juist wel basis
kan zijn voor bredere uitspraken over de kwaliteit van (onderdelen) van de dienstverlening.
Ik blijf daarbij nadrukkelijk onderscheid maken tussen onderzoeken die bedoeld zijn
voor interne kwaliteitsbewaking en kwaliteitsonderzoeken die bedoeld zijn voor publieke
verantwoording. Het is van belang het UWV daarin ook professionele ruimte te bieden.
De professionals van UWV doen maatschappelijk gezien belangrijk werk en ik hecht eraan
dat zij zich daarin ook politiek gesteund weten, waarbij zorgvuldig wordt bezien welke
informatie kan leiden tot algemenere conclusies en welke niet.
Vraag 4, 5, 6
Erkent u dat de kwaliteit van de arbeidsdeskundige beoordelingen onder de maat is?
Kunt u aangeven hoeveel mensen hierdoor een verkeerd eindoordeel hebben gekregen en
voor hoeveel mensen dit negatieve gevolgen had voor de uitkering?
Kunt u aangeven hoeveel geld aan uitkeringen er onterecht is uitbetaald door het toekennen
van te weinig arbeidsvermogen?
Antwoord 4, 5, 6
Op basis van een doorkijk in de diverse rapportages is vast te stellen dat de kwaliteit
van het handelen van de arbeidsdeskundige bij de divisie Sociaal Medische Zaken van
UWV, waaronder het werken conform de professionele standaard en de kwaliteit van de
verslaglegging, in de periode van de onderzoeken niet voldeed aan de interne norm
die UWV hanteert. Dat is een punt van zorg. Maar uit deze gegevens kunnen we niet
concluderen dat de kwaliteit van het handelen van de arbeidsdeskundige ook 1-op-1
hebben geleid tot onjuiste uitkomsten van de integrale gevalsbehandeling. Het gehele
werkproces wordt meegenomen in de kwaliteitstoetsing. Dat maakt dat ook kleine fouten,
zoals een registratiefout, meetellen als een afbreuk aan de kwaliteit. Er valt zodoende
geen vertaalslag te maken van kwaliteit van het handelen van de arbeidsdeskundige
naar rechtmatigheid, en vervolgens ook niet naar eventuele onterecht uitbetaalde uitkeringen.
Vraag 7
Wat gaat u doen om de fouten te herstellen? Wat gaat u doen om te zorgen dat de mensen
die negatieve gevolgen hebben ondervonden van het onterecht toekennen van te veel
arbeidsvermogen worden gecompenseerd?
Antwoord 7
Ten eerste is het uiteraard van groot belang dat UWV snel en adequaat aanpassingen
doet om de uitvoering te verbeteren wanneer geconstateerd wordt dat om wat voor reden
dan ook een bepaald proces niet goed wordt uitgevoerd. In reactie op de geconstateerde
kwaliteit van het handelen van arbeidsdeskundigen zijn meerdere maatregelen getroffen,
met aanpassingen en verbetering van de interne opleiding tot arbeidsdeskundige als
belangrijkste. Intercollegiaal overleg, dossieranalyse en -besprekingen zijn andere
maatregelen die UWV treft. In die gevallen waarvan UWV in het kader van de kwaliteitstoetsing
constateert dat de betrokken medewerkers steken hebben laten vallen die van invloed
kunnen zijn op de beoordeling van het recht op uitkering, worden deze gevallen opnieuw
in behandeling genomen. De initiële beoordeling wordt dan overgedaan en de betrokkenen
ontvangen dan een nieuwe beschikking.
Vraag 8
Kunt u onderbouwen in hoeverre de kwaliteit van de artsenbeoordelingen onder druk
staat, doordat werk van keuringsartsen wordt uitgevoerd door assistenten? Wat staat
hier in de betreffende rapporten over?
Antwoord 8
De beoordeling van de functionele mogelijkheden die iemand heeft, is voorbehouden
aan de verzekeringsarts. Dit heb ik onlangs bevestigd, naar aanleiding van de casus
in Groningen, waar juist deze eerste en harde voorwaarde voor het werken met taakdelegatie
niet was geborgd. In die zin deel ik uw stelling dat het werk van verzekeringsartsen
wordt uitgevoerd door assistenten niet. Dat laat onverlet dat ik een groot voorstander
ben van het werken met taakdelegatie, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheden
en bevoegdheden. Uit de langlopende en staande praktijk in de curatieve sector zien
we dat de kwaliteit van het werk van artsen juist toeneemt door een goede verdeling
van taken, meer ondersteuning bij administratieve handelingen en betere voorbereiding.
De kwaliteit van het werk van verzekeringsartsen die met taakdelegatie werken is in
juli 2018 onderwerp van onderzoek geweest door UWV. Voor een goede duiding van de
uitkomsten en de context verwijs ik u naar UWV. Ik heb in antwoord op eerdere schriftelijke
vragen reeds opgemerkt dat de rapportages van kwaliteitsonderzoek van UWV niet het
type informatie bevatten waarmee de Staatsecretaris en ik ons naar uw Kamer verantwoorden
over het functioneren van de uitvoering4. UWV is altijd bereid een nadere toelichting te geven in de vorm van een technische
briefing aan uw Kamer.
Vraag 9
Bent u – gezien de hoge foutenpercentages – bereid om te zorgen dat mensen tegen een
beslissing van het UWV bij een onafhankelijke commissie in beroep kunnen gaan?
Antwoord 9
Nee. Iedereen heeft de mogelijkheid om tegen een overheidsbeslissing in bezwaar en
beroep te gaan. Bij de behandeling van een bezwaarzaak moet een bestuursorgaan volgens
de Algemene wet bestuursrecht bepaalde waarborgen in acht nemen om een zekere mate
van onafhankelijkheid te borgen. Zo is een vereiste dat een beslissing op bezwaar
wordt genomen op een hiërarchisch hoger niveau dan de primaire beslissing en mag de
voorzitter van de hoorzitting niet zijn betrokken bij de primaire beslissing. Bij
beroep is de rechter uiteraard geheel onafhankelijk. UWV voldoet daarmee aan de normen
voor een deugdelijke rechtsbescherming. Ik zie geen aanleiding om aanvullende maatregelen
te nemen.
Vraag 10
Wat gaat u doen om te zorgen dat het foutenpercentage bij arbeidsdeskundigen op een
acceptabel niveau komt en de dienstverlening van het UWV weer voldoende scoort?
Antwoord 10
UWV is, als zelfstandig bestuursorgaan, verantwoordelijk voor de kwalitatief goede
uitvoering van aanvaarde opdrachten. Kwaliteitsonderzoek draagt daar aan bij. Het
formuleren en opvolgen van aanbevelingen is aan UWV. De maatregelen die UWV hiertoe
heeft getroffen heb ik genoemd in het antwoord op vraag 7 en in mijn brief van 16 april.
Vraag 11
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het debat over het verslag van het
algemeen overleg (VAO) Arbeidsongeschiktheid?
Antwoord 11
Dat is niet mogelijk gebleken, nu uw vragen op de dag van het VAO bij mijn ministerie
zijn ontvangen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.