Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lodders over het bericht ‘Hier heeft Bram geen toekomst’
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Hier heeft Bram geen toekomst» (ingezonden 2 april 2019).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 4 juni
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2448.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Hier heeft Bram geen toekomst»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het aantal boeren(gezinnen) dat de afgelopen jaren is geëmigreerd
naar het buitenland? Zo ja, hoeveel zijn dit er sinds 2015 en naar welke landen emigreren
deze boeren?
Zo nee, wat is de reden dat het Ministerie van LNV en het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS) geen cijfers hebben bijgehouden van het aantal geëmigreerde boeren
na 2015?
Antwoord 2
Exacte en betrouwbare gegevens over emigrerende boeren(gezinnen) zijn niet eenvoudig
vast te stellen. Op basis van een koppeling tussen gegevens uit de Gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens en gegevens uit de gecombineerde opgave (landbouwtelling) heeft het
CBS de volgende cijfers ter beschikking gesteld: in de jaren 2010 tot en met 2015
zijn in totaal 100 boeren gemigreerd. In 2016 zijn 5 boeren gemigreerd.
Cijfers over de jaren 2017 en 2018 kon het CBS nog niet geven.
Er dient bij deze cijfers te worden opgemerkt dat ze een ondergrens vormen, het reële
aantal ligt vermoedelijk hoger – zo spreken marktpartijen die emigrerende boeren begeleiden
van «enkele tientallen» per jaar. Het vertrek van boeren(gezinnen) naar het buitenland
is met de bestaande systemen niet in alle gevallen in de statistieken te vangen.
Bovenstaande emigratiecijfers hebben alleen betrekking op boeren in Nederland die
hun bedrijf hier beëindigd hebben en een nieuwe start in het buitenland hebben gemaakt.
Zo laten deze cijfers geen emigrerende zonen en dochters van boeren zien die een bedrijf
in het buitenland opzetten (zonder dat er bedrijfsbeëindiging in Nederland plaatsvindt).
Daarnaast zijn er gevallen bekend van nevenbedrijven die in het buitenland worden
opgezet. In deze gevallen spreken we van «semigratie» en dat zit ook niet in deze
cijfers.
Vraag 3
Wat vindt u van de toenemende interesse onder boeren voor emigratie?
Antwoord 3
Uiteraard vind ik het geen goede zaak als de emigratie wordt veroorzaakt door overheidsbeleid.
Er blijken in de praktijk echter vele redenen voor emigratie te noemen, waaronder
de fysieke beperkingen waar een bedrijf mogelijk tegenaan loopt als het in Nederland
wil uitbreiden. Daar kan de overheid weinig aan doen.
Vraag 4
Welke maatregelen neemt u om te stimuleren en faciliteren dat de Nederlandse boer
genoeg kansen en mogelijkheden heeft om zijn bedrijf in Nederland voort te zetten
en zich niet genoodzaakt hoeft te voelen om voor het runnen van een rendabel bedrijf
de grens over te gaan?
Antwoord 4
Ik vind het erg belangrijk dat boeren en tuinders een goed inkomen kunnen verdienen,
dat zij kunnen innoveren en dat zij gezonde bedrijven in stand kunnen houden en door
kunnen geven. Dat is ook een van de doelen uit de LNV-visie. Zo zet ik mij onder andere
in om de positie van de boer in de keten te versterken (Kamerstuk 28 625, nr. 257) en creëer ik met het bedrijfsovernamefonds financiële ruimte om op het moment van
en vlak na bedrijfsovername te investeren in duurzame bedrijfsontwikkeling. Ondersteuning
van het bedrijfsovernameproces door middel van coaching en versterking van het agrarisch
ondernemerschap door opleiding vergroten het toekomst- en continuïteitsperspectief
voor jonge boeren. Een nadere uitwerking van de versterking van de economische positie
van boeren en tuinders volgt in de Kamerbrief over het Realisatieplan van de LNV-visie
welke binnenkort naar uw Kamer wordt gestuurd.
Vraag 5
Deelt u de mening dat we trots moeten zijn op de Nederlandse landbouw en tuinbouw
en dat het signaal dat er een toenemende interesse is onder boeren om te emigreren
een zorgelijk signaal is, dat aangeeft dat (een deel van) de Nederlandse boeren en
tuinders deze trots niet als zodanig ervaren? Zo nee, hoe verklaart u dan het stijgende
aantal boeren dat emigreert? Zo ja, bent u bekend met de achterliggende redenen voor
de emigratie?
Antwoord 5
Ik vind inderdaad dat we trots kunnen zijn op de Nederlandse land- en tuinbouw. Dat
dit niet altijd zo wordt ervaren is zorgelijk. Zoals ik ook in mijn LNV-visie heb
gepresenteerd, moet de waardering van ons voedsel groter worden. Het is belangrijk
dat de waardering voor het voedsel en het werk van de boer wordt verhoogd en daar
zet ik mij voor in.
Vraag 6
Kunt u, naast het aantal boeren dat emigreert, ook uiteenzetten hoeveel boeren stoppen
vanwege het niet hebben van voldoende toekomstperspectief en het niet hebben van een
opvolger?
Antwoord 6
Exacte cijfers over het aantal boeren dat stopt met als reden het niet hebben van
voldoende toekomstperspectief of het niet hebben van een opvolger, zijn er niet. Indicatoren
als het opvolgingscijfer en het continuïteitspercentage zeggen echter wel iets over
de trend. Uit de meest recente cijfers van Wageningen Economic Research blijkt dat
in de periode 2012–2016 de belangstelling voor bedrijfsopvolging is toegenomen. Het
opvolgingscijfer – dat wil zeggen het aandeel van bedrijfshoofden van 51 jaar of ouder
met een opvolger – is gestegen van 34% in 2012 tot 39% in 2016. Het deel van de bedrijven
in de land- en tuinbouw dat op de middellange termijn – tien à vijftien jaar – naar
verwachting zal worden voortgezet (het continuïteitspercentage) lag zowel in 2012
als in 2016 op 64%. Dat wil zeggen dat op de middellange termijn naar verwachting
36% van de bedrijven zal worden beëindigd. Dat komt neer op een geschatte jaarlijkse
afname van circa 2,4%. De ontwikkeling van het aantal bedrijven is en wordt nog steeds
vooral bepaald door het stoppen bij generatiewisseling.2
Vraag 7
Herkent u zich in het beeld dat de Nederlandse boer moeite heeft met het rendabel
maken en houden van een onderneming vanwege de regeldruk en andere kostprijsverhogende
factoren als fosfaatrechten, grondprijzen en mestafzet? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Zo nee, hoe verklaart u de signalen als het groter wordende aantal boeren(gezinnen)
dat emigreert?
Antwoord 7
Het verbeteren van de inkomenspositie van de boer is niet voor niets een aandachtspunt
binnen de LNV-visie. Er zijn vele factoren van invloed op de financiële positie van
ondernemingen. Bijvoorbeeld, zoals u ook noemt, komen wanneer een melkveehouder zijn
bedrijf wil uitbreiden de kosten voor grond en fosfaatrechten bovenop de investeringen
die vaak voor stallen gedaan moeten worden. Dit is mede het gevolg van het bereiken
van de grenzen van de milieugebruiksruimte. Het is aan de ondernemer zelf te besluiten
in hoeverre hij deze kosten kan dragen en of een uitbreiding, dan wel het voortzetten
van zijn bedrijf, (in Nederland) rendabel is. Daar waar het kan, zet ik me er voor
in om de regeldruk en daarmee de last voor ondernemers te verminderen, zoals bijvoorbeeld
via het traject herbezinning mestbeleid.
Vraag 8
Kunt u een overzicht geven van de toename van de regeldruk uitgesplitst per sector
over de afgelopen twee jaar?
Antwoord 8
Het gehele kabinet richt zich met het programma «Merkbare betere regelgeving en dienstverlening
2018–2021» op het verbeteren van de regelgeving en dienstverlening van de overheid.
Het verminderen van de ervaren regeldruk in de agrarische sector is daar onderdeel
van. Binnenkort wordt uw Kamer per brief een overzicht van de voortgang van dit interdepartementale
programma, uitgesplitst per ministerie, toegezonden.
Tot slot geeft mijn brief van 3 april jl. aan uw Kamer (Kamerstuk Aanhangsel Handelingen
2018–2019, nr. 2157) over het Agroloket verder inzicht in mijn aanpak van het verminderen van de ervaren
regeldruk in de diverse agrosectoren.
Vraag 9
Kunt u toelichten of omliggende landen als België, Duitsland en Denemarken ook te
maken hebben met een toename in regeldruk en kostprijsverhogende factoren?
Antwoord 9
Dat is zeker het geval. In Duitsland wordt bijvoorbeeld het mestbeleid verder aangescherpt.
Onlangs nog (begin april) demonstreerden meer dan 6.000 Duitse boeren tegen deze aanscherping.
Onder druk van de Brusselse Nitraatrichtlijn moeten de Duitse landbouwers extra maatregelen
nemen.
Het parlement van het Vlaamse gewest heeft op 22 mei jl. ingestemd met het zesde Mestactieplan
(MAP 6). Hoewel de lat voor boeren en tuinders heel hoog wordt gelegd, heeft de Boerenbond
aangegeven het plan te verdedigen vanuit het besef dat de strenge maatregelen nodig
zijn om de waterkwaliteit te verbeteren.
Om verschillende redenen gaat het in economisch opzicht de laatste jaren niet goed
met de Deense boeren. De schuldenlast, vaak met variabele rente, is nog steeds de
achilleshiel van veel bedrijven. De droogte heeft ervoor gezorgd dat nog meer bedrijven
hun schuld niet meer konden terugbetalen. De liberale regering van de afgelopen jaren
heeft serieus gekeken naar beperking van vermeende «goldplating» van EU wet- en regelgeving
en de milieuvoorschriften zijn verzacht. Niettemin hebben de Deense boeren nog steeds
het gevoel dat ze ten opzichte van collega’s in buurlanden tekort worden gedaan en/of
moeten voldoen aan scherpere eisen.
Vraag 10
Kunt u duiden waarom landen als Duitsland en Denemarken de populairste emigratielanden
zijn voor Nederlandse boeren en wat kunnen wij hiervan leren?
Antwoord 10
Dat is moeilijk te duiden en daar zijn moeilijk lessen uit te trekken. Onderzoek3 van het Landbouw Economisch Instituut/Wageningen Economisch Research uit 2002 laat
zien dat de motieven voor emigratie van de agrariërs nogal variëren. Emigrerende agrariërs
zien vaak in het buitenland grotere kansen voor de ontwikkeling van het bedrijf. Daarnaast
worden zij mede aangetrokken door lagere prijzen van bijvoorbeeld grond, gebouwen
en zijn de lonen in een aantal gevallen lager. Daarbij kan het ontbreken van groeimogelijkheden
voor het bedrijf in Nederland een factor van betekenis zijn. Doorlopende aandacht
voor de economische positie van agrariërs is dus van cruciaal belang en zoals, bij
vraag 4, aangegeven maak ik me hard voor een structurele versterking van deze positie.
Vraag 11
Hebben deze omliggende landen ook te maken met een groeiend aantal boeren dat emigreert?
Zo ja, is bij u bekend wat daarvoor de redenen zijn? Zo nee, hoe verklaart u dit in
vergelijking met de Nederlandse casus?
Antwoord 11
Dat is niet bekend. Het aantal landen dat het aantal emigrerende boeren structureel
bijhoudt, is zeer beperkt. De redenen voor emigratie van agrariërs uit de ons omringende
landen zijn daarom moeilijk te achterhalen.
Vraag 12
Wilt u de vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.