Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bruins over vliegveiligheid en vogelaanvaringen
Vragen van het lid Bruins (ChristenUnie) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over vliegveiligheid en vogelaanvaringen (ingezonden 30 april 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
3 juni 2019).
Vraag 1
Herinnert u zich dat u op vraag 2 van de vragen over vliegveiligheid en vogelaanvaringen
(«Kunt u in detail beargumenteren waarom de... gebruikte weerradar in De Bilt... een
representatief beeld geeft van de vogelbewegingen rondom Lelystad Airport...») hebt
geantwoord: «(d)eze radar is representatief voor de breedfront vogeltrek boven Luchthaven
Lelystad en de tijdelijke aansluitroutes.»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u alsnog in detail beargumenteren waarom de weerradar als representatief beschouwd
mag worden voor de breedfront vogeltrek in genoemde gebieden, in het licht van de
beperkte reikwijdte van de radar van 5–25 km?
Antwoord 2
In mijn eerdere beantwoording2 op vragen van uw Kamer heb ik aangegeven dat voor het bepalen van de invloed van
de breedfront vogeltrek in relatie tot de ligging van de aansluitroutes, data van
de Koninklijke Luchtmacht (KLu) zijn gebruikt die met de KNMI-radar in De Bilt zijn
verzameld.
De techniek om vogelbewegingen met radar te registreren is in de jaren negentig van
de vorige eeuw ontwikkeld ten behoeve van het bewaken van de veiligheid van het militaire
luchtverkeer. Vooral in verband met het vliegen op lagere hoogte (laagvliegoefeningen
met straaljagers), in de hoogte band waar vogeltrek plaatsvindt, was er behoefte aan
informatie om vogelaanvaringen te kunnen voorkomen. Staaljagers zijn door hun hoge
snelheid en type motor (waarvan ze er maar één hebben) heel gevoelig voor botsingen
met vogels (de energie bij een botsing met een vogel is kwadratisch afhankelijk van
de snelheid). Specifiek voor het laagvliegen worden al meer dan 20 jaar, op basis
van met software geanalyseerde radargegevens, waarschuwingen en soms ook restricties
afgegeven voor bepaalde hoogteklassen waarop vliegoefeningen plaatsvinden. Aanvankelijk
werden hiervoor militaire radars gebruikt zoals bij Wier in Friesland. Na de eeuwwisseling
zijn technieken ontwikkeld om uit weerradars, zoals die door de verschillende meteorologische
diensten, waaronder het KNMI, worden gebruikt, gegevens over vogelbewegingen te onttrekken3,
4,
5. Deze techniek is door de KLu en BAF (Belgian Airforce) gevalideerd6. Het detecteren van vogeltrek met weerradars geeft een zodanig reëel beeld van de
trekbewegingen van vogels, inclusief informatie over hun hoogte, dat deze informatie
door de KLu en BAF dagelijks wordt gebruikt om de veiligheid bij laagvliegoefeningen
te borgen. De informatie van het vogeltrek waarschuwingssysteem is online te zien
op www.flysafe-birdtam.eu onder de tab «migration» en vervolgens «altitude profiles».
Voor het onderzoek naar de breedfront vogeltrek op de aansluitroutes van Lelystad
Airport zijn de data van de KNMI-weerradar gebruikt omdat deze radar het dichtst bij
Lelystad Airport ligt, de afstand is 30 km. Hoewel deze radar een veel groter bereik
heeft, is voor het bepalen van een driedimensionaal beeld van de vogeltrek (met een
hoogte component) het bereik beperkter (5 tot 25 km). Om een zo goed mogelijk plaatje
te krijgen van de breedfront vogeltrek waarin fluctuaties zijn verdisconteerd, is
een dataset gebruikt die de periode 2012 tot en met 2017 bestrijkt. De dataset bevat
registraties van het aantal vogels per 5 minuten-periode, per hoogteklasse van 200
m, tot een hoogte van 4.000 m. Hierdoor is de analyse gebaseerd op een grote hoeveelheid
data. Gezien de beproefde en gevalideerde methodiek om de dichtheid van vliegende
vogels met weerradar te meten en de grote hoeveelheid geanalyseerde data, geeft dit
radaronderzoek een accuraat beeld van het aanbod aan vliegende vogels in het onderzoeksgebied
rond de radar. Het vergelijken met oude data van de militaire radars zoals die vroeger
voor vogeltrekdetectie werden gebruikt, levert geen accuratere informatie op en heeft
dan ook geen toegevoegde waarde.
Met de dataset van de KNMI-radar is een beeld bepaald van de breedfront vogeltrek
in het gebied tot 25 km rond de radar. Dit beeld is representatief voor de breedfront
vogeltrek op de aansluitroutes omdat de breedfront vogeltrek over grote gebieden in
Nederland min of meer gelijkmatig verloopt. Dat wil zeggen dat op de schaal van Nederland
er in aard en omvang van de trek, slechts kleine verschillen van oost naar west te
zien zijn (dwars op de trekrichting) en dat de verschillen in het verlengde van de
trekrichting (NO-ZW) zelfs verwaarloosbaar zijn. Dit blijkt uit eerder verricht onderzoek7. De conclusie van het onderzoek dat is uitgevoerd met de data van de KLu8,
9 is dat er op de aansluitroutes geen sprake is van een duidelijk verhoogd risico voor
het luchtverkeer.
Evenals op alle andere luchthavens, geldt ook op Lelystad Airport, dat vliegtuigen
tijdens de start of de landing door een hoogte band vliegen waar zich ook trekvogels
kunnen bevinden. Dit is echter maar kort, zeker tijdens de start. De klimhoek van
een modern verkeersvliegtuig is bijzonder steil. Tijdens de landing is een vliegtuig
vanwege het geringere motorvermogen en de lagere snelheid veel minder gevoelig voor
aanvaringen. Conclusie van het onderzoek is dat er geen extra aandacht noodzakelijk
is voor de bewegingen van trekkende vogels in de luchtlagen boven 600 meter. De actie
die de KLu neemt bij een risicomelding van een hoge trekvogeldichtheid is hiermee
te vergelijken. De straaljagers moeten in die gevallen doorstijgen naar grotere hoogte
en er wordt niet laag gevlogen. Ook zij doorkruisen dan de luchtlaag met verhoogde
vogeldichtheid, maar dat is maar kort en daarboven is het risico op aanvaringen gering.
Nadere informatie over de onderzoeksmethodiek op de aansluitroutes is te vinden in
het rapport «Vormen vliegbewegingen van lokale vogels en trekkende vogels een risico
voor het luchtverkeer van en naar Lelystad Airport?»10 dat in het kader van het MER 2018 is uitgevoerd.
Vraag 3
Herinnert u zich dat u schreef dat de KLu de analyse van de data in de conceptrapportage
van het onderzoeksbureau heeft beoordeeld? Bent u bereid deze beoordeling met de Kamer
te delen?
Antwoord 3
Bij de KLu zit grote deskundigheid op het gebied van het detecteren van vogels met
weerradar en het analyseren van deze gegevens. De specialist van de KLu heeft de ruwe
data van de KNMI-radar voor het Bureau Waardenburg, de uitvoerder van het onderzoek,
gegenereerd tot een bruikbare dataset. Hij heeft een toelichting gegeven bij de gegevens
uit de dataset en heeft het resultaat van de analyse, die door Waardenburg is uitgevoerd,
beoordeeld. Dit is niet op schrift gesteld, maar deze werkwijze is verwoord in het
rapport11 en wordt bevestigd door zowel de specialist van de KLu als de onderzoeker van Bureau
Waardenburg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.