Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Drost en Segers over het bericht ‘Ombudsman slaat alarm: 'Het centrum van Amsterdam is 's nachts een wetteloze jungle’ en daarbij het conceptrapport van de Ombudsman van Amsterdam
Vragen van de leden Drost en Segers (ChristenUnie) aan de ministers van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Ombudsman slaat alarm: «Het centrum van Amsterdam is 's nachts een wetteloze jungle» en daarbij het conceptrapport van de Ombudsman van Amsterdam (ingezonden 26 maart 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 28 mei 2019) Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2334.
Vraag 1
Kent u het bericht «Ombudsman slaat alarm: «Het centrum van Amsterdam is ’s nachts
een wetteloze jungle»»1 en daarbij het conceptrapport «Feesten of Beesten 3»?2
Antwoord 1
Ja, ik heb kennis genomen van het rapport en ken ook het voornoemde bericht.
Vraag 2
Bent u bereid met een integrale reactie op het conceptrapport van de ombudsman metropool
Amsterdam te komen en hierin specifiek op de gesuggereerde oplossingen in te gaan
waar zij het landelijk beleid raken?
Antwoord 2
Het conceptrapport van de Ombudsman metropool Amsterdam betreft een lokale aangelegenheid.
Als zodanig is het aan de burgemeester van Amsterdam of zij dit conceptrapport wil
voorzien van een integrale reactie. Zowel mijn departement als het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties staan in nauw contact met de gemeente Amsterdam.
Op de hiernavolgende vragen zal, voor zover zij betrekking hebben op het landelijk
beleid, nader worden ingegaan.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat Amsterdam het imago heeft van een wetteloze jungle en dat Amsterdam
het drugs- en drankwalhalla van Europa wordt genoemd? Deelt u de mening dat onze hoofdstad
beter verdiend?
Vraag 4
Deelt u ook de zorgen van de Amsterdamse Ombudsman over de leefbaarheid en de veiligheid
van de bewoners van het centrum van Amsterdam? Deelt u de mening dat het rijk, de
gemeente Amsterdam dient te ondersteunen bij het borgen van deze leefbaarheid en veiligheid?
Antwoord 3 en 4
Ik ben bekend met de problematiek die zich in het centrum van Amsterdam, en dan met
name in het «1012»-postcodegebied afspeelt. Het toezicht en de handhaving van de openbare
orde betreft een lokale aangelegenheid, evenals het beleid ten opzichte van het type
toerisme dat de stad aantrekt. Het College van de gemeente Amsterdam heeft de gemeenteraad
onlangs geïnformeerd over bestaande en aanvullende maatregelen die zij in verband
met overlast zal inzetten.3 Waar de problematiek zoals in het concept-rapport omschreven het landelijk beleid
raakt, zal de gemeente Amsterdam vanuit de voornoemde departementen ondersteund worden.
Een voorbeeld hiervan betreft onder andere de uitbreiding van de operationele sterkte
van de politiecapaciteit, zoals te lezen is in het antwoord op vraag 5.
Ook bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit vindt nauwe samenwerking plaats
tussen mijn ministerie en de gemeente Amsterdam, onder meer door het ter beschikking
stellen van extra incidentele en structurele investeringen ter versterking van de
aanpak, met een focus op de drugsindustrie. Het programma «De Weerbare Stad», dat
de gemeente Amsterdam onlangs heeft gepubliceerd, sluit hier goed bij aan. In dit
programma kondigt het Amsterdamse college aan op korte termijn ook naar buiten te
treden met een meer omvangrijk programma tegen de drugsindustrie, gericht op het tegengaan
van het afglijden van kwetsbare jongeren in de drugshandel, het versterken van wijken
en groepen en netwerken in de strijd tegen drugshandel, en op preventiemaatregelen
in het kader van de volksgezondheid.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de capaciteit met betrekking tot de handhaving, de politie en de
vergunningverlening in de gemeente Amsterdam? Op welke termijn verwacht u dat de toegezegde
capaciteitsuitbreiding zal plaatsvinden?
Antwoord 5
De handhavingscapaciteit in de openbare ruimte wordt bepaald door gemeenten. In de
lokale driehoek wordt bepaald op welke manier de beschikbare toezichtscapaciteit door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) in de openbare ruimte wordt ingezet.
De intensivering van politie zoals in het regeerakkoord van het kabinet Rutte III
opgenomen, betekent voor de regionale eenheid Amsterdam een uitbreiding van de formatie
van de volledig opgeleide operationele sterkte met 60 FTE. De intensivering wordt
geleidelijk gerealiseerd. Het «Begroting en Beheerplan politie 2019–2022» gaat uit
van een volledige realisatie vanaf eind 2022. De doelformatie operationele sterkte
van de regionale eenheid Amsterdam was ultimo 2018 5.279 FTE (inclusief aspiranten).
De bezetting per 31 december 2018 is 5.316 FTE (inclusief aspiranten). De operationele
sterkte per inwoner is in de regionale eenheid Amsterdam verreweg het grootst van
heel Nederland.
Ik heb uw Kamer op 3 december 2018 geïnformeerd over de ontwikkelingen van de operationele
sterkte van de gehele Nederlandse politie.4 De inzet van politiepersoneel komt tot stand door lokale beslissingen die afhankelijk
van de lokale veiligheidssituatie genomen worden. Hoeveel agenten er op enig moment
feitelijk ingezet kunnen worden voor de handhaving en andere operationele taken wisselt
hierdoor voortdurend. Ik heb uw Kamer 14 maart 2019 geïnformeerd over de voorgenomen
samenwerking op de arrestantenzorg tussen de politie Amsterdam en de Dienst Justitiële
Instellingen (DJI).5 Het beoogde resultaat van deze samenwerking is een substantiële verhoging van de
inzetbaarheid van de politie, in eerste instantie binnen de eenheid van de politie
Amsterdam.
Vraag 6
Deelt u de mening dat extra capaciteit en de vernieuwde wijzen van handhaving niet
zorgen voor een toename in de effectiviteit en de productiviteit als er geen betere
communicatie en samenwerking tussen de uitvoeringsdiensten van de rijksoverheid en
de gemeentelijke uitvoeringsdiensten plaatsvindt? Welke mogelijkheden ziet u teneinde
deze communicatie en samenwerking tussen de uitvoeringsdiensten te faciliteren en
te verbeteren?
Antwoord 6
Deze mening deel ik niet. Er wordt intensief samengewerkt tussen Rijks- en gemeentelijke
diensten. Informatie tussen de partners wordt gedeeld en per casus wordt besproken
wat de meest effectieve interventie is. Goede samenwerking en communicatie zijn hierbij
van groot belang. Dit krijgt continu aandacht in het samenwerkingsverband van de Regionale
Informatie en Expertise Centra (RIEC’s).
Verschillende onderdelen van de Nederlandse overheid werken samen om onder andere
georganiseerde criminaliteit en het ondermijnende effect daarvan te voorkomen en te
bestrijden. Integrale samenwerking staat hierbij centraal. Dit betekent dat strafrechtelijke,
fiscale en bestuurlijke maatregelen in samenhang met elkaar worden ingezet. Deze samenwerking
wordt gecoördineerd door de tien RIEC’s, het Landelijk Informatie en Expertise Centrum
(LIEC). De basis voor de samenwerking is het «Convenant ten behoeve van Bestuurlijke
en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit, Bestrijding Handhavingsknelpunten
en Bevordering Integriteitsbeoordelingen».
Aan het regionale samenwerkingsverband RIEC nemen alle gemeenten, provincies, Belastingdienst
(waaronder de onderdelen Douane en Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD)),
Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW), Nationale Politie, Koninklijke
Marechaussee (KMar), Openbaar Ministerie (OM), waaronder arrondissementsparketten,
Landelijk Parket (LP) en Functioneel Parket (FP)) en Immigratie- en Naturalisatiedienst
(IND) en het UWV deel.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de constatering van de ombudsman dat, binnen het RIEC (Regionaal
Informatie en Expertise Centrum) -verband, in Amsterdam nog regelmatig langs elkaar
heen wordt gewerkt? Hoe zou binnen het RIEC meer gebruik kunnen worden gemaakt van
proactief informatie gestuurd handelen in plaats van handelen op plaats van verdenkingen?
Antwoord 7
Binnen RIEC Amsterdam-Amstelland werken verschillende partners samen binnen werkgroepen
of clusters aan de integrale aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.
Er wordt gebruik gemaakt van elkaars specialismen waardoor ondermijnende criminaliteit
effectiever kan worden aangepakt. De samenwerking is gebaseerd op vertrouwen en het
besef dat samenwerking loont. Door de veelheid aan partners en de complexiteit van
de zaken waaraan wordt gewerkt komt het soms voor dat partners in het RIEC-verband
langs elkaar heen werken. Daar wordt specifiek aandacht aan besteed. De RIEC’s en
het LIEC zijn dit jaar het «Next-Level» traject gestart dat ziet op een verdere professionalisering
van de samenwerking tussen de partners in RIEC-verband. Een speerpunt binnen dit traject
is dat binnen de RIEC-samenwerking meer informatiegestuurd gewerkt gaat worden. Dat
betekent dat relevante gegevens uit politieonderzoeken door de politie actief worden
aangeleverd bij het RIEC ten behoeve van de aanpak van een of meerdere casussen in
RIEC-verband. Om een beter zicht te krijgen op ondermijning maken de RIEC’s, in aanvulling
op de informatie die wordt aangeleverd door de partners, lokale en regionale ondermijningsbeelden.
Vraag 8
Bent u op de hoogte van de door de Ombudsman beschreven toename van ATM’s (Automated
Teller Machines), waarbij er nauwelijks toezicht is op de geldstromen die daar rondom
circuleren? Om hoeveel van deze ATM’s gaat het? Speelt dit enkel in het Amsterdams
centrumgebied of ook in andere gemeenten?
Antwoord 8
Ja, ik ben op de hoogte van de toename in het aantal geldautomaten zoals geconstateerd
door de Ombudsman, metropool Amsterdam.
Naast de bancaire geldautomaten (hierna: gea’s) zijn er in Nederland twee andere categorieën
geldautomaten operationeel. Deze gea’s worden meestal bij retaillocaties geplaats.
Zij worden óf door een waardevervoerder óf door de retailer zelf gevuld.
De retailers die de gea’s met kassaopbrengsten vullen, verrichten geen financiële
diensten zoals nu gedefinieerd is in de Wet op het Financieel toezicht (Wft) en vallen
als zodanig niet onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
(Wwft). Het opnemen van contant geld uit een geldautomaat, voor zover de winkelier
geen andere betaaldiensten verleent, wordt niet als betaaldienst aangemerkt in de
zin van artikel 1:5a, lid 2, onder o van de Wft.6 De Nederlandsche Bank (DNB) houdt op grond van de Wft en de Wwft wel toezicht op
de banken die deze retailers als cliënten hebben. Banken dienen hun cliënten, in dit
geval de exploiterende winkeliers, te kennen en hun cliëntenonderzoek te verscherpen
als er sprake is van een hoger risico. Ook dienen zij ongebruikelijke transacties
te melden bij de Financial Intelligence Unit
Bij navraag bij DNB blijkt er op dit moment sprake te zijn van een daling van het
aantal gea’s dat door retailers zelf in Nederland wordt gevuld.
Vraag 9
Is er onderzoek gedaan naar de herkomst van de ATM’s en in hoeverre is hier sprake
van dubieuze geldstromen? Zo nee, bent u bereid dit te doen en hierin ook de door
de Ombudsman beschreven negatieve ervaringen vanuit Canada en Australië mee te nemen?
Antwoord 9
Voor zover te achterhalen, zijn de gea’s afkomstig van verschillende partijen. Nederlandse
banken kunnen gea’s plaatsen in winkels, maar deze worden in beginsel door de banken
zelf geëxploiteerd en gevuld. Ook kunnen de gea’s afkomstig zijn van andere partijen
zoals onder meer Travelex, Yourcash Ltd en Icard AD, waarbij winkeliers zelf de gea’s
kunnen bijvullen. Het RIEC Amsterdam Amstellland en de gemeente Amsterdam hebben aangegeven
geen signalen te hebben ontvangen van dubieuze geldstromen bij gea’s. Verder heeft
de gemeente Amsterdam mij laten weten dat op dit moment de opties worden verkend om
de wildgroei van gea’s in de gemeente te beperken.7
Vraag 10
Wat vindt u van de constatering dat het imago van Amsterdam als stad waar alles kan
een toeristendoelgroep trekt die een voorname bron van overlast maar ook bron van
belasting van het systeem – zoals de spoedeisende hulp – vormt? Herkent u het beeld
dat een kleine groep ondernemers op de Wallen een groot en gevarieerd aanbod van vastgoed
en ondernemingen in bezit heeft, waaronder souvenirwinkels, coffeeshops en seksbedrijven,
en dat deze groep daarmee een groot belang heeft in de komst van toeristen en een
actieve rol speelt in het werven van deze toeristen en het in stand houden van eerdergenoemd
imago?
Antwoord 10
Het is mij bekend dat de overlast in de Amsterdamse binnenstad door het toerisme is
toegenomen. Zoals ik al eerder heb verwoord, betreft dit een lokale aangelegenheid.
De autoriteiten in Amsterdam staan dan ook voor een opgave. Die opgave vraagt niet
alleen maatregelen op korte termijn, maar ook een visie voor langere termijn.8
Vraag 11
Op welke wijze kan het rijk een bijdrage leveren aan het veranderen van dit imago?
Bijvoorbeeld door het opvolgen van de aanbeveling maatregelen te nemen tegen goedkope
vluchten, met name uit Engeland, naar Schiphol?
Antwoord 11
De in het conceptrapport gesuggereerde oplossingen zijn met name gericht aan de gemeente
Amsterdam. Voor wat betreft de aanbeveling omtrent het opvolgen van maatregelen tegen
goedkope vluchten kan ik het volgende mededelen. Binnen de EU (aangevuld met de EVA
landen Noorwegen, Zwitserland, IJsland en Liechtenstein) is sprake van een vrije luchtvaartmarkt.
Luchtvaartmaatschappijen uit deze landen kunnen zelf bepalen op welke bestemmingen
ze willen vliegen en welke vliegtarieven ze daarbij in rekening willen brengen. De
overheden hebben geen instrumenten om bijvoorbeeld goedkope vluchten of tickets te
verbieden. Wat specifiek het Verenigd Koninkrijk betreft is niet te verwachten dat
na de Brexit hiertoe voor vluchten tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland wel
directe mogelijkheden zullen ontstaan om in te grijpen. Wel kan de invoering van een
vliegbelasting invloed hebben op de ticketprijzen. In het Verenigd Koninkrijk bestaat
al een dergelijke belasting en Nederland bereidt een nationale vliegbelasting voor,
die zoals in het regeerakkoord is aangegeven in 2021 van kracht moet worden.
Vraag 12
Deelt u de mening dat intimidatie en vervelende opmerkingen van toeristen jegens mensen
die in prostitutie werken niet wenselijk is en dat hier dan ook handhavend in moet
worden opgetreden? In hoeverre is hiervoor, en voor de handhaving in de Amsterdamse
prostitutiebranche in de brede zin, afdoende capaciteit?
Antwoord 12
Ik deel de mening dat intimidatie en vervelende opmerkingen van toeristen jegens mensen
die in prostitutie werken niet wenselijk zijn.
De handhaving van de Amsterdamse prostitutiebranche betreft toezicht op de prostitutiebranche
en niet het toezicht op gedrag van bezoekers binnen de openbare ruimte. Indien intimidatie
wordt geconstateerd, dan wordt daar daartegen opgetreden door politie of handhavers.
De complicatie is echter dat straatintimidatie zelden waarneembaar is in de nabijheid
van politie of handhavers.
Vraag 13
Hoe beoordeelt u de geluiden toe te willen werken naar een Wallengebied zonder prostitutie?
Deelt u de mening dat dit een betekenisvolle stap zou zijn voor de leefbaarheid en
het imago van onze hoofdstad, maar dat hier enkel sprake van zou kunnen zijn wanneer
de vrouwen en mannen die achter de ramen werken zicht hebben op volwaardige alternatieven,
bijvoorbeeld in de vorm van uitstapprogramma’s en toegang tot huisvesting?
Antwoord 13
Het Wallengebied al dan niet prostitutievrij maken valt onder het Amsterdamse gemeentelijk
beleid. Vanzelfsprekend moet er bij de vrouwen en mannen die achter de ramen werken
en de prostitutie willen verlaten, bekend zijn wat hun mogelijkheden zijn. Het is
aan de gemeente om hier invulling aan te geven. Er zijn in Amsterdam meerdere uitstapprogramma’s
voor diverse doelgroepen om ondersteuning te bieden aan sekswerkers bij het uitstappen
naar ander werk en eventueel bij opvang en zorg. Sekswerkers die in de raamprostitutie
op de Wallen werken worden daarbij regelmatig bezocht door veldwerkers. Sekswerkers
kunnen bij deze veldwerkers terecht met hulpvragen onder andere over de alternatieven
voor het doen van (seks)werk.
Vraag 14
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat er vrouwen en mannen in de prostitutie
zijn die wel willen uitstappen, maar hiertoe geen mogelijkheid zien «doordat ze nog
in het krijt staan bij hun bemiddelaars»? Gaat het hierbij om klassieke pooiers of
zijn er ook bemiddelaars in andere hoedanigheden die het uitstappen bemoeilijken?
Antwoord 14
Het zou niet zo mogen zijn dat vrouwen en mannen die ander werk willen doen, hiertoe
geen mogelijkheid zien door schulden. Het hebben van schulden bij bemiddelaars is
een signaal van slachtofferschap van uitbuiting. De daders kunnen mensenhandelaren
zijn. Als uitbuiting ofwel mensenhandel zich voordoet, dan is dat een zeer ernstige
situatie.
Veldwerkers van uitstapprogramma’s melden signalen van uitbuiting bij de politie.
Ook exploitanten van raamprostitutie hebben een verantwoordelijkheid in het melden
van signalen van uitbuiting bij de politie. In Amsterdam is daarbij specialistische
ondersteuning beschikbaar voor (mogelijke) slachtoffers van mensenhandel.
Vraag 15
Herkent u het beeld dat het voor mensen die uit de prostitutie stappen moeilijk is
huisvesting, werk en/of scholing te vinden en dat dit ook een drempel is om überhaupt
uit de prostitutie te schrappen? Welke mogelijkheden ziet u deze drempels weg te nemen
en de toegang tot huisvesting, werk en/of scholing te verbeteren?
Antwoord 15
Dit beeld herken ik en wordt ook bevestigd in het onderzoek dat in opdracht van de
gemeente Amsterdam, in 2017 heeft plaatsgevonden.9 Sekswerkers die uitstappen, kunnen te maken krijgen met lagere inkomsten. Bij gelijkblijvende
vaste lasten kan de betaalbaarheid van huisvesting onder druk komen staan en is uiteindelijk
verlies van de vaste woon- en/of verblijfplaats mogelijk. De uitstapprogramma’s hebben
tot doel het uitstappen van sekswerkers te faciliteren. Sekswerkers worden geholpen
met het daadwerkelijk uitstappen naar ander werk en ook bestaat de mogelijkheid dat
zij worden gefaciliteerd bij huisvesting en zorg. Gemeenten beschikken over diverse
mogelijkheden om- indien gewenst- bepaalde groepen, zoals bijvoorbeeld uitstappende
sekswerkers, met voorrang te huisvesten in bijvoorbeeld sociale huurwoningen.
Vraag 16
Zou het invoeren van een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning voor mensen
die, bijvoorbeeld via een uitstapprogramma, uit de prostitutie stappen, een oplossing
kunnen zijn?
In hoeveel gemeenten is zo een dergelijke regeling er momenteel al? Kan er reden zijn
deze grond voor verlening van een urgentieverklaring ook landelijk voor te schrijven?
Antwoord 16
Gemeenten hebben diverse mogelijkheden om groepen woningzoekenden met voorrang te
huisvesten. Iedere gemeente kan daartoe een urgentieregeling opstellen. Het is mij
onbekend hoeveel gemeenten een specifieke voorrangsregeling kennen voor de huisvesting
van uittredende sekswerkers.
Indien een gemeente gebruik maakt van een huisvestingsverordening waarin urgentiecategorieën
zijn bepaald, dan behoren mantelzorgers en «personen die in een voorziening voor tijdelijke
opvang van personen, die in verband met problemen van relationele aard of geweld verblijven»
(blijf-van-mijn-lijf huizen) volgens artikel 12 van de Huisvestingswet in ieder geval
tot de urgente woningzoekenden. Wanneer uitstappende sekswerkers eerst hun toevlucht
hebben moeten zoeken bij blijf-van-mijn-lijf huizen vallen zij onder de voorrangsregeling.
De gemeente kan daarnaast aanvullende categorieën mensen aanwijzen voor urgentie.
Ook uittredende sekswerkers zouden als aanvullende categorie benoemd kunnen worden.
Gezien het geringe aantal gemeenten waar de problematiek van uitstappende sekswerkers
speelt, ligt het niet voor de hand een dergelijke voorrangsregeling voor hen op landelijk
niveau in te stellen.
In de praktijk maken woningcorporaties, gemeenten, en huurdersorganisaties, met betrokkenheid
van zorgorganisaties, prestatieafspraken over aantallen sociale huurwoningen (zogenaamde
«contingenten») die via directe bemiddeling worden toegewezen aan mensen die uitstromen
uit het beschermd wonen of de maatschappelijke opvang en zelfstandig (begeleid) gaan
wonen, vaak onder de noemer van een programma voor huisvesting voor kwetsbare of bijzondere
doelgroepen. Dergelijke afspraken zouden ook voor uitstappende sekswerkers kunnen
worden gemaakt.
Vraag 17
In hoeverre ervaren mensen tijdens hun uitstapprogramma al problemen op het gebied
van huisvesting? Bent u bereid in kaart te brengen in hoeverre er behoefte is aan
een tussenvoorziening voor de huisvesting van vrouwen en mannen die uit de prostitutie
willen stappen en welke mogelijkheden er zijn dit integraal in de uitstapketen te
verwerken?
Antwoord 17
In het eerdergenoemde onderzoek door Regioplan gaven deelnemers van uitstapprogramma’s
aan het lastig te vinden om hun nieuwe levensstijl aan te passen aan de nieuwe situatie.
De periode van sekswerk ging soms gepaard met dure huisvesting, in de nieuwe situatie
is vaak een vermindering van uitgaven noodzakelijk.
Op dit moment wordt door mijn departement de laatste hand gelegd aan een nieuwe tijdelijke
Regeling Uitstapprogramma’s voor prostituees. Deze nieuwe regeling heeft een tijdsbestek
van anderhalf jaar. De komende periode wordt daarnaast een nieuwe, structurele, toekomstgerichte
financieringssystematiek voor uitstapprogramma’s met betrokken partners verkend en
nader uitgewerkt. De behoefte aan een tussenvoorziening voor huisvesting kan in deze
verkenning worden meegenomen.
Vraag 18
Kunt u ingaan op de constatering van de Amsterdamse Ombudsman dat de Belastingdienst
minder controles is gaan uitvoeren op de boekhouding van mensen die in de prostitutie
werken en van exploitanten? Wat is de aanleiding hiervan? Bent u bereid hierover met
de verantwoordelijk bewindspersoon in gesprek te gaan?
Antwoord 18
Desgevraagd heeft de Belastingdienst aangegeven zich niet te herkennen in deze constatering.
In het jaar 2018 heeft de Belastingdienst meer controles uitgevoerd dan in de jaren
2016 en 2017. Een gesprek met de Staatssecretaris van Financiën is dan ook niet nodig.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.