Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Karabulut over het gebruik van chroom-6 houdende verf bij de krijgsmacht
Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Staatssecretaris van Defensie over het gebruik van chroom-6 houdende verf bij de krijgsmacht (ingezonden 18 april 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Visser (Defensie) (ontvangen 28 mei 2019).
Vraag 1
Klopt het naar uw oordeel dat de inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid een hard oordeel heeft geveld over de praktijk van het gebruik van
chroom-6 bij de diverse onderdelen van de krijgsmacht?1 Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn de maatregelen die u onderneemt om aan de aanbevelingen
van de inspectie tegemoet te komen? Kunt u dat toelichten?
Vraag 7
Wanneer komt u met een plan van aanpak om het werken met giftige stoffen te beëindigen?
Bent u bereid dat plan van aanpak met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1 en 7
De Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: Inspectie
SZW) heeft bij Defensie inspecties uitgevoerd op drie locaties: bij het Logistiek
Centrum Woensdrecht (LCW), bij de Mechanische Centrale Werkplaats in Leusden en bij
de Koninklijke Marine in Den Helder. De Inspectie heeft een aantal overtredingen geconstateerd
en ze heeft op 15 april 2019 een vervolgbezoek gebracht aan het LCW naar aanleiding
van de constateringen uit het rapport van december 2018. Daarmee is het nog een lopend
traject.
De belangrijkste geconstateerde overtredingen van de Inspectie SZW betreffen:
1. Onvoldoende discipline bij en toezicht op veilig werken (zogenoemde hygiëne: eten
op werkplek, etikettering, supervisie, gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen,
etc.);
2. De inspanningen voor de vervanging van carcinogene, mutagene en reproductietoxische
(CMR)-stoffen zijn niet voldoende aangetoond;
3. De inventarisatie van CMR-stoffen is niet op orde (welke stoffen, welke bewerkingen,
aard blootstelling);
4. De risicobeoordeling van CMR-stoffen is onvoldoende (de mate en duur blootstelling);
5. Het preventief medisch onderzoek wordt niet uitgevoerd.
De gedane constateringen staan niet ter discussie. De Inspectie SZW houdt ons scherp
en wijst ons op onze verantwoordelijkheden. Uiteraard trekken we ons de overtredingen
aan, willen we deze oplossen en in de toekomst voorkomen. Niettemin waren ze ook voor
een deel te verwachten (met uitzondering van de zogenoemde hygiëne). Dit omdat Defensie
zich namelijk momenteel in een intensief verbetertraject bevindt, zoals ook opgenomen
in het plan van aanpak «Beheersing Chroom-6» (35 000 X, nr. 70). Dat traject is niet alleen noodzakelijk, maar ook omvangrijk en ambitieus. Het
traject is in ontwikkeling, waarbij stap voor stap verbeteringen worden doorgevoerd,
gericht op het toepassen van de arbeidshygiënische strategie (via A. substitutie,
B. technische maatregelen, C. organisatorische maatregelen, D. persoonlijke beschermingsmaatregelen).
Ik onderstreep dat juist ten aanzien van het werken met chroom-6 de laatste jaren
bij Defensie veel metingen zijn uitgevoerd, ook om de kwaliteit van de (persoonlijke)
beschermingsmiddelen te valideren. Maar Defensie is er nog niet, zoals verwoord in
het plan van aanpak «Beheersing Chroom-6» en dat is de reden dat de komende jaren
met prioriteit een inhaalslag wordt gemaakt. De consequentie daarvan is wel dat ook
bij toekomstige inspecties niet kan worden uitgesloten dat de Inspectie SZW dergelijke
bevindingen blijft doen. Dat is onbevredigend en Defensie neemt dan ook passende (tijdelijke)
mitigerende maatregelen (zoals afzuiging, aparte voorbewerkingsruimtes en persoonlijke
bescherming) om blootstelling boven de grenswaarden te voorkomen. Defensie heeft in
2018 onder andere onderzoek laten uitvoeren door de interne arbodienst Coördinatiecentrum
Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG). Uit het CEAG-rapport blijkt
dat afdoende maatregelen worden genomen om veilig te kunnen werken. Daarnaast moet
het genoemde verbetertraject leiden tot meer structurele borging van de gezondheid
en veiligheid van het personeel. De kern hierbij is dat er structureel veilig wordt
gewerkt waarbij het doel is hoger te komen in de arbeidshygiënische strategie.
Ad 1. Het formele werkgeverschap van de Minister van Defensie als centrale werkgever
is in Defensie grotendeels gemandateerd aan de commandanten van de zelfstandige eenheden
op het niveau van bataljon, bedrijf, vliegbasis etc. Zij zijn de zogenoemde «decentrale
werkgever» en zij zijn verantwoordelijk voor het veilig en gezond werken op onder
andere bovengenoemde locaties in Woensdrecht, Leusden en Den Helder. De verantwoordelijkheid
voor het veilig werken, inclusief het correcte gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen,
is dan ook een zaak van deze lokale commandant. Ook het initiatief om voorzieningen
aan te laten passen ligt bij de commandant. De gedane constateringen zijn voor Defensie
aanleiding geweest om commandanten nog een keer nadrukkelijk te wijzen op hun verantwoordelijkheden.
Dit wordt ondersteund door communicatie vanuit de Directie Veiligheid. Het menselijk
handelen blijft echter altijd van belang en vraagt continue aandacht.
Ad 2. Het betreft de inspanningsverplichting om te zoeken naar alternatieve, minder
gevaarlijke bedrijfsstoffen. Dit is onderdeel van de arbeidshygiënische strategie
uit de Arbowetgeving en aan dit continue proces conformeert Defensie zich, zoals ook
verwoord in het plan van aanpak «Beheersing Chroom-6». Defensie heeft hiervoor bij
de Defensie Materieel Organisatie (DMO) een defensiebreed werkend kenniscentrum brand-
en bedrijfsstoffen ingericht met hoogwaardige chemisch-technologische expertise die
deze verplichting voor Defensie als geheel uitvoert, in nauw overleg met leveranciers
van stoffen en fabrikanten van de wapensystemen. Maar omdat het vervangen van CMR-stoffen
bij Defensie niet op lokaal niveau gebeurt, konden de inspecteurs bij de gehouden
inspecties de Defensie-inspanningen in dezen niet vaststellen. Daar dit ook bij toekomstige
inspecties zo zal zijn, is inmiddels in overleg getreden met de Inspectie SZW.
Ad 3 en 4. De inventarisaties en risicobeoordelingen van gevaarlijke stoffen zijn
thans in uitvoering onder de naam «Nadere Inventarisatie Gevaarlijke Stoffen» (NIGS)
en ze zijn een onderdeel van het plan van aanpak «Beheersing Chroom-6» (deadline eind 2020). Defensie volgt hierbij het 4-stappenmodel van de Inspectie SZW en gebruikt
de applicatie «Stoffenmanager». Het gaat hierbij om ongeveer 5.000 bedrijfsstoffen,
waarvan ongeveer 250 stoffen zijn geclassificeerd als carcinogeen of mutageen en ongeveer
670 als reprotoxisch. Met veel van deze stoffen wordt op een groot aantal plaatsen
diverse bewerkingen uitgevoerd. Het uitvoeren van het complete NIGS-programma is dus
een langjarige inspanning. De prioriteit ligt daarbij op achtereenvolgens chroom-6,
overige geëtiketteerde CMR-stoffen en tenslotte de blootstellingen aan «stoffen zonder
eigenaar» (zoals door verbrandingsprocessen). Op de locaties waar aan chroom-houdend
materieel wordt gewerkt, zijn inmiddels blootstellingsbeoordelingen uitgevoerd door
de arbeidshygiënisten van de interne arbodienst van Defensie, het Coördinatie en Expertisecentrum
Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG). Deze beoordelingen zijn vastgelegd in
rapportages, maar deze zijn echter nog niet allemaal vastgelegd in de Stoffenmanager,
wat de Inspectie SZW ook terecht heeft geconstateerd. Zoals hierboven gemeld, zal
dit eind 2020 zijn voltooid.
Ad 5. Het betreft het niet kunnen aantonen dat medewerkers in de gelegenheid worden
gesteld een Preventief Medisch Onderzoek (PMO) te ondergaan. Ook dit is een onderdeel
van het plan van aanpak «Beheersing Chroom-6» en hier is sprake van een verbetertraject.
Duidelijk is dat Defensie in het verleden onvoldoende capaciteit beschikbaar had voor
een deugdelijk en structureel PMO. Daarom zijn inmiddels maatregelen genomen waardoor
het CEAG, dat de PMO’s uitvoert, beter wordt geëquipeerd (mensen en middelen) deze
defensiebrede taak uit te voeren. Een aantal medewerkers van Leusden, Woensdrecht
en Den Helder heeft de afgelopen twee jaar inmiddels een PMO ondergaan. Voor 2019
staat een hele serie PMO’s gepland op diverse locaties in samenwerking met de decentrale
werkgevers. Echter, omdat ook hier sprake is van een inhaalslag, kunnen ook ten aanzien
van PMO’s bij komende inspecties omissies niet worden uitgesloten.
De planning is vooralsnog om eind 2020 de in het plan van aanpak «Beheersing Chroom-6»
genoemde maatregelen en daarmee de gedane constateringen opgelost te hebben. De in
dit plan genoemde infrastructurele aanpassingen voor de Afdeling Techniek van de Mechanische
Centrale Werkplaats in Leusden (gereed 2021) en het onderzoek naar het toepassen van
spuitrobots (gereed 2022) vergen echter meer tijd. Bij de begroting wordt u over de
voortgang geïnformeerd.
Vraag 2
Deelt u de conclusie dat de bevindingen van de inspectie, die gedaan zijn na publicatie
van het RIVM-rapport in juni 2018, een bewijs zijn van de nalatigheid bij de diverse
krijgsmachtonderdelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u daaraan een
einde maken?
Antwoord 2
We hebben dat als Defensie inderdaad niet goed gedaan. Veilig werken met chroom-6
is voor mij een prioriteit. De basis – het creëren van de randvoorwaarden zoals voorzieningen
en het opstellen en actualiseren van protocollen en procedures om veilig te kunnen
werken – is gelegd. Defensie heeft met het plan van aanpak «Beheersing Chroom-6» als
doel om hoger te komen in de arbeidshygiënische strategie. Ondertussen wordt veilig
gewerkt met behulp van verschillende maatregelen de komende jaren, zoals het gebruik
van goede persoonlijke beschermingsmaatregelen.
Zolang het werken met chroom-6 nog niet helemaal kan worden uitgesloten (door substitutie),
zolang we vooral afhankelijk zijn van het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmaatregelen
en totdat het verbetertraject tot structurele verbeteringen heeft geleid, zijn incidenten
niet helemaal uit te sluiten. Voor mij is het belangrijk dat wij hier open over zijn
en maximaal inzetten op het verbetertraject.
Vraag 3
Welke maatregelen neemt u om de controle op de praktijk van het werken met chroom-6
bij alle krijgsmachtonderdelen te verscherpen? Kunt u dat toelichten?
Antwoord 3
Zie het plan van aanpak «Beheersing Chroom-6» (35 000 X, nr. 70). De Directie Veiligheid voert de regie op de in het plan van aanpak genoemde maatregelen
zoals de reeds genoemde NIGS of de ontwikkeling van een e-learning module «veilig werken met chroom-6». Er is overleg met de Inspectie SZW over deze
problematiek. De in 2018 opgerichte Inspectie Veiligheid Defensie (IVD) heeft een
onafhankelijke positie en houdt toezicht op de kwaliteit van de taakuitvoering en
de naleving van wet- en regelgeving op het gebied van veiligheid. De Inspectie SZW
heeft uiteraard een eigen controlerende taak.
Vraag 4
Deelt u de conclusie van de leiding van de luchtmachtbasis Woensdrecht dat zes van
de zeven klachten voldoende zijn afgehandeld? Deelt de inspectie deze conclusie? Zo
nee, waarom niet?
Vraag 5
Kunt u toelichten hoe het is gesteld met de verwerking van de klachten onder punt
2 van het inspectierapport over Woensdrecht, daar de termijn nog niet verlopen lijkt?
Antwoord 4 en 5
Dit is een lopend traject waarover ik geen uitspraak kan doen.
Vraag 6
Kunt u uiteenzetten wat de «road to zero» die door de inspectie is opgemerkt precies
inhoudt?
Antwoord 6
De Inspectie SZW richt zich op het verminderen van de blootstelling aan gevaarlijke
stoffen. Er wordt door de Inspectie prioriteit gegeven aan kankerverwekkende stoffen
die een grote impact hebben. Chroom-6 is een stof die grote gezondheidsschade kan
toebrengen. Het motto van de Inspectie SZW hierbij luidt: «road to zero»: zorgen dat de blootstelling aan deze stof zo laag is dat er geen gezondheidseffecten
optreden. Inspecteurs controleren of bedrijven die met chroom-6 werken alternatieve
processen kiezen of maatregelen nemen om de blootstelling zo laag mogelijk te houden.
Zie ook het jaarverslag van de Inspectie SZW over 2018 (van 7 mei 2019, 35 000 XV, nr. 91).
Defensie sluit met het plan van aanpak «Beheersing Chroom-6» aan bij dit motto met
het zoveel mogelijk uitbannen van chroom-6 en overige CMR-stoffen. Via onder andere
organisatorische, technische en persoonlijke beschermingsmaatregelen wordt de kans
op blootstelling teruggedrongen. Defensie streeft naar het stofvrij werken.
Vraag 8
Waarom wordt geen gebruik gemaakt van chroom-6-vrije verf die al beschikbaar is? Wanneer
beëindigt u het werken met chroom-6 bij de krijgsmacht? Kunt u dat toelichten?
Samen met andere overheden, branchepartijen en een aantal grote opdrachtgevers, streeft
Defensie ernaar dat chroom-6 waar dat kan altijd wordt vervangen door een alternatief
dat niet of minder schadelijk is voor de gezondheid. Toepassen van chroom-6 is alleen
nog toegestaan wanneer daar onder de EU-verordening Registratie, Evaluatie, Autorisatie
en restrictie van Chemische stoffen (REACH) een autorisatie voor is afgegeven of waarvan
een aanvraag voor gebruik nog in behandeling is (zie ook de brief van de Minister
voor Medische Zorg en Sport en de Staatssecretaris voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 21 december 2018, 35 000 XVI, 35 000 XV nr. 119). Defensie volgt hierbij een actief beleid om chroom-6 uit te bannen op grond van
REACH. Waar dit niet mogelijk is, worden maatregelen toegepast ter bescherming (zie
het plan van aanpak «Beheersing Chroom-6»). Defensie en bovengenoemde partijen blijven
dus de komende jaren geconfronteerd met de aanwezigheid van chroom-6, omdat niet altijd
gecertificeerde chroomvrije alternatieven beschikbaar zijn en chroom-6 is verwerkt
in materiaal en vastgoed. Tot op heden blijkt dat een sluitende inventarisatie van
alle materialen waar chroom-6 vrijkomt of vrij kan komen in de toekomst helaas niet
mogelijk is (zie ook de brieven van de Minister voor Medische Zorg en Sport en de
Staatssecretaris voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 september 2018, 34 775 XVI, 34 775 XV nr. 152 en van 21 december 2018, 35 000 XVI, 35 000 XV nr. 119). Het snel afstappen van het werken met chroom-6 is daarom nog niet mogelijk. Veilig
werken met de gevaarlijke stof is dat wel, zie het antwoord op vraag 2.
Het uitgangspunt voor Defensie is het actief uitbannen van chroom-6. Over het terugdringen
van chroom-6 houdende verf bij luchtvaartsystemen heb ik u geïnformeerd. Dit heeft
geleid tot diverse gecertificeerde oplossingen per luchtvaartsysteem (zie ook Kamerbrief
35 000 X, nr. 70 van 4 december 2018).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.