Verslag van een bijeenkomst : Verslag van de Zitting 2019 (tweede deel) van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa
20 043 Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa
BJ/ Nr. 120 VERSLAG VAN DE ZITTING 2019 (TWEEDE DEEL)
Vastgesteld 24 mei 2019
1. Inleiding
Van 8 tot en met 12 april 2019 nam een delegatie van tien Eerste en Tweede Kamerleden
deel aan de tweede plenaire deelsessie van de Assemblee van de Raad van in Europa1. Het was de tweede plenaire vergaderweek van dit jubileumjaar, waarin de organisatie
haar 70-jarige bestaan viert. De delegatie bestond uit de Eerste Kamerleden Van de Ven (VVD, delegatieleider), De Bruijn-Wezeman (VVD), Kox (SP), Overbeek (SP), Oomen-Ruijten (CDA), Strik (GL) en Stienen (D66) en de Tweede Kamerleden Omtzigt (CDA), Anne Mulder (VVD) en Moorlag (PvdA).
Alle aandacht was tijdens deze sessie gericht op een rapport van de heer Kox, waarin
hij een uitweg bood uit het al jaren slepende conflict van de Assemblee met Rusland.
De kern van zijn voorstel betrof een aanpassing en nadere definiëring van de manier
waarop sancties kunnen worden opgelegd als een lidstaat de conventies van de Raad
van Europa schendt. Dit voorstel voor een «joint procedure», een gezamenlijke procedure
van de Assemblee, het Comité van Ministers en de secretaris- generaal bij het treffen
van sanctiemaatregelen, werd met 108 tegen 37 stemmen aangenomen en zal vervolgens
worden besproken op de ministeriële bijeenkomst in Helsinki op 16 en 17 mei. Overigens
is hiermee nog niet gegarandeerd dat Rusland lid blijft van de Raad van Europa, weer
contributie gaat betalen en een delegatie naar de assemblee stuurt. Als deze toenadering
uitblijft, zal de Raad van Europa genoodzaakt zijn om op korte termijn flink te bezuinigen
op personeel en activiteiten of andere financieringsbronnen te vinden.
De delegatie werd in Straatsburg, zoals altijd, goed ontvangen door de Nederlandse
Permanent Vertegenwoordiger, Roeland Böcker, en zijn staf. Zij organiseerden deze
keer een ontmoeting van de delegatie met Nederlandse vertegenwoordigers van NGO's
die bij de Raad van Europa geaccrediteerd zijn.
2. Nederlandse interventies in plenaire debatten
Aan het begin van elke plenaire sessie wordt het voortgangsrapport van het Bureau en het Standing Committee (doc. nr. 14855 en doc. nr. 14857, 2019) besproken. De heer Van de Ven vroeg naar aanleiding daarvan namens zijn politieke groep ALDE of er onderzoek was
gedaan naar alternatieven voor de bezuinigingen op activiteiten en staf van de Raad
van Europa. Hij had hier in de eerste plenaire sessie van dit jaar al op aangedrongen
naar aanleiding van de financiële crisis die was ontstaan door het uitblijven van
de betaling van de Russische contributie. Daarnaast vroeg hij of het bezuinigingsplan
van de secretaris-generaal tijdig aan de leden van de Assemblee gestuurd zou kunnen
worden, zodat hierover zou kunnen worden gesproken bij de behandeling van de begroting
voor de Assemblee in de sessie in juni. De heer Kox riep in hetzelfde debat zijn collega's op om zijn hierboven genoemde voorstel serieus
te bestuderen en om de huidige crisis van de Raad van Europa te zien als een mogelijkheid
om de eigen werkwijze te vebeteren. Hij prees het Finse voorzitterschap, dat volgens
hem actief de samenwerking met de Parlementaire Assemblee had gezocht. Dit had geleid
tot synergie, vereende krachten, waarmee het Comité van Ministers, de Assemblee en
de secretaris-generaal in gezamenlijkheid kunnen werken aan de bevordering van rechtsstatelijkheid,
democratie en mensenrechten in de lidstaten.
De Finse Minister van Buitenlandse Zaken Soini sprak de Assemblee toe op 8 april als
voorzitter van het Comité van Ministers. De heer Omtzigt greep die gelegenheid aan om te vragen wat het Comité zou gaan doen om de beschuldigingen
van corruptie aan het adres van Azerbeidzjan te onderzoeken. Eigen onderzoek van de
Assemblee had vorig jaar aangetoond dat twaalf leden zich hadden laten omkopen. Tegen
deze leden zijn maatregelen getroffen. Maar wat gaat het Comité van Ministers doen
tegen de lidstaat die zich aan de omkoping schuldig heeft gemaakt? De heer Soini noemde
corruptie een ernstige zaak, die niet getolereerd kan worden. Hij bepleitte daarom
samenwerking met GRECO, de anti-corruptiewaakhond van de Raad van Europa. De aanbevelingen van GRECO, inclusief die
voor de Assemblee, moeten onverkort uitgevoerd worden, zei de Minister. En als er
verdenkingen van corruptie zijn, zou hij zich ervoor inspannen om deze te laten onderzoeken.
In het vragenuur met de secretaris-generaal van de Raad van Europa, de heer Jagland,
op dinsdag 9 april vroeg de heer Van de Ven opnieuw waarom er geen alternatieven op tafel liggen voor de beoogde bezuinigingsplannen
van de secretaris-generaal. Hij suggereerde dat de Raad van Europa schipbreuk zou
leiden als de bezuinigingsplannen van de heer Jagland zouden worden uitgevoerd. Zou
het niet beter zijn om te zoeken naar alternatieven, die de organisatie financieel
duurzaam en toekomstbestendig maken? De heer Van de Ven doelde daarmee op zijn voorstel
voor een «derde cessie», waarbij een derde partij de Russische schuld aan de Raad
van Europa zou overnemen. Secretaris-generaal Jagland sprak zich onomwonden uit tegen
dit voorstel. Deze leenconstructie zou immers een garantstelling van de lidstaten
vereisen en de heer Jagland achtte de kans nihil dat een lidstaat zich garant zou
willen stellen voor een lening om de schuld van Rusland te voldoen. De heer Omtzigt herhaalde zijn vraag naar de omkopingspraktijken door Azerbeidzjan: wat wist de secretaris-generaal
en wanneer wist hij dit? De heer Jagland stelde deze vraag al minstens twee keer eerder
beantwoord te hebben en weigerde dan ook er verder nog op in te gaan.
Op maandag 8 april stemde de Assemblee in een ordedebat over drie verzoeken voor spoeddebatten,
één over de budgettaire crisis van de Raad van Europa (verzoek Rules Committee), één
over de relatie van de Parlementaire Assemblee met het Russische parlement (verzoek
Conservatieve fractie) en één over het rapport van de heer Kox met als titel «De Rol en Missie van de Parlementaire Assemblee: Hoofduitdagingen voor de Toekomst» (doc. nr. 14863, 2019) (verzoek van drie fracties, Socialisten, Sociaal-Democraten/Groenen
en Liberalen). De Assemblee besloot een spoeddebat te houden over het rapport van
de heer Kox, zodat de uitkomst daarvan nog kon worden meegenomen in de ministeriële
bijeenkomst van 16 en 17 mei in Helsinki. De andere twee voorstellen werden verworpen.
Het plenaire debat vond plaats op woensdag 10 april, nadat het rapport in de dagen
ervoor in de Politieke Commissie was behandeld. In zijn verdediging van het rapport
stond de heer Kox uitgebreid stil bij het bestaansrecht van de Raad van Europa: een
verenigd Europa, in al haar diversiteit, waarin burgers uit 47 lidstaten bescherming
genieten op basis van één Conventie en éen Hof ter bevordering van rechtsstatelijkheid,
mensenrechten en democratie. Daardoor is Europa nu een betere plek dan zeventig jaar
geleden en dat is een prestatie om trots op te zijn, vond de heer Kox. Daarmee sloot
hij niet de ogen voor de realiteit van vandaag de dag, de spanningen tussen lidstaten
en de ondermijning van internationale mensenrechtenstandaarden. Het aanzien van de
Raad van Europa neemt af, de organisatie verkeert in een diepe politieke en financiële
crisis. Dat is voldoende aanleiding voor een herbezinning op de werkwijze van de Assemblee.
In zijn rapport focuste de heer Kox op de rol en missie van de Assemblee, de stroomlijning
van het werk, een verbeterde follow-up van de aanbevelingen, een verbeterde dialoog
met het Comité van Ministers en een versterkte relatie met de EU en andere internationale
organisaties. Zijn belangrijkste voorstel om meer synergie ter creëren tussen de Assemblee
en het Comité van Ministers betrof een «joint procedure» in het geval een lidstaat
zijn statutaire verplichtingen niet nakomt en de fundamentele principes en waarden
van de Raad van Europa schendt. De Assemblee zou daarmee dus niet langer eenzijdig
sancties kunnen opleggen, zoals in het verleden was gebeurd naar aanleiding van het
Russische optreden in Oekraïne.
De heer Van de Ven sprak als rapporteur van het «Rules Committee» steun uit voor de voorstellen van
de heer Kox. Hij stelde daarbij wel voor om een bepaalde tijdsbeperking te stellen
aan het overleg in het kader van een «joint procedure», zodat dit geen openeinderegeling
zou worden.
Hierop volgde een fel debat, waarin met name de Oekraïense delegatie en leden van
de Conservatieve fractie kanttekeningen plaatsten bij het rapport van de heer Kox.
Daarbij werd door sommigen gesteld dat de echte politieke vraag in het debat was of
Rusland weer volop zou moeten kunnen meedoen in de Assemblee of niet. De concrete
aanleiding was immers het besluit van de Assemblee in 2014 om de Russische delegatie
het stemrecht te ontnemen naar aanleiding van de illegale annexatie van de Krim en
de Russische betrokkenheid bij de oorlog in Oost-Oekraïne. Hoewel die sancties inmiddels
zijn opgeheven, weigert het Russische parlement sindsdien een delegatie naar de Assemblee
af te vaardigen. Sinds 2017 betaalt Rusland ook geen contributie meer aan de Raad
van Europa. Deze situatie heeft de vraag opgeworpen in hoeverre de Assemblee in de
positie was om eenzijdig sancties aan Rusland op te leggen, zonder afstemming met
het Comité van Ministers en de secretaris-generaal van de organisatie. Na een lang
debat stemde de Assemblee vervolgens met de vereiste tweederde meerderheid (108 tegen
37) in met de voorstellen van de heer Kox voor aanpassing van de werkwijze.
De heer Van de Ven en de heer Kox spraken ook in een debat over de wijziging van het reglement van orde van de Assemblee (doc. nr. 14849, 2019). Een belangrijk element in dat wijzigingsvoorstel was de introductie
van de voorwaarde dat een politieke groep (fractie) minstens 5% van de assembleeleden
zou moeten vertegenwoordigen om erkend te worden, mede met het oog op het recht op
financiering en staf. Zowel de heer Van de Ven als de heer Kox spraken zich namens
hun politieke groepen tegen dit voorstel uit. De heer Van de Ven wees erop dat de
omvang van de Assemblee varieert (bijvoorbeeld nu er door politieke omstandigheden
geen Russische delegatie is) en de heer Kox stelde dat deze drempel problematisch
zou zijn voor zijn relatief kleine groep van Verenigd Europees Links. Een meerderheid
van de Assemblee deelde deze zienswijze en besloot de drempel van 5% te vervangen
door een drempel van minimaal 28 leden. De heer Van de Ven sprak zich tevens uit tegen
een voorstel om beperkingen op te leggen aan rapporteurs door een maximum van vijf
rapporteurschappen per lid te introduceren en de voorwaarde te stellen dat men minimaal
een jaar lid moet zijn van een commissie om tot rapporteur te worden benoemd.
In een debat op 11 april met de premier van Armenië, de heer Nikol Pashinyan, vroeg
de heer Van de Ven hoe Armenië invulling zou geven aan zijn rapport over de bestrijding
van georganiseerde criminaliteit en de confiscatie van illegale tegoeden, een rapport
dat de Assemblee in 2018 had aangenomen. Zou Armenië samenwerken met internationale
partners om beter gebruik te maken van de positieve internationale ervaringen en juridische
mechanismen op dit gebied? Premier Pashinyan wees erop dat zijn land negatieve ervaringen
had met de onwettige confiscatie van middelen als inzet van politieke vervolging.
Dat hoofdstuk is inmiddels gesloten en men wil niet naar deze praktijken terugkeren.
Wel vond hij het van belang dat Armenië zou voldoen aan de verplichtingen die de Raad
van Europa stelt in het kader van Moneyval in de bestrijding van witwaspraktijken
en de financiering van terrorisme.
De heer Van de Ven presenteerde op 11 april zijn rapport «Laundromats: responding to new challenges in the international fight against organised
crime, corruption and money laundering» (doc. nr. 14847, 2019). Hij beschreef daarin hoe corruptie het vertrouwen in openbare
instanties en democratie ondermijnt. Corruptie en georganiseerde criminaliteit zijn
afhankelijk van internationale witwaspraktijken. Het bestrijden van witwassen is dan
ook een effectieve manier om criminaliteit en corruptie aan te pakken, aldus de heer
Van de Ven. Hij beschreef drie internationale witwassystemen, die alle hun oorsprong
vinden in Rusland, Azerbeidzjan en Moldavië. Onafhankelijk onderzoek door journalisten
en NGO's heeft deze systemen blootgelegd. Al deze «laundromats» kenmerkten zich door
betrokkenheid van hooggeplaatste overheidsfunctionarissen en verwevenheid van politiek
en bedrijfsleven. Een pijnlijk voorbeeld is de wijze waarop de «Azerbaijani Laundromat»
leden van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa heeft omgekocht om Azerbeidzjaanse
staatsbelangen te bevorderen. Hoewel de Assemblee inmiddels heeft aangedrongen op
nader onderzoek naar Azerbeidzjaanse overheidsfunctionarissen, heeft dit tot nu toe
nog niet plaatsgevonden. Een andere overeenkomst in de drie witwassystemen was het
gebruik van banken in de Baltische staten en brievenbusbedrijven in het Verenigd Koninkrijk.
Onvoldoende regulering, zowel op nationaal als internationaal niveau, lag hieraan
ten grondslag. De OESO en de Raad van Europa hebben weliswaar gedetailleerde anti-witwasstandaarden
opgesteld, maar de naleving en monitoring daarvan in lidstaten hapert. Hoewel er de
afgelopen periode vooruitgang is geboekt, banken zijn gesloten en strafrechtelijk
onderzoek is begonnen, meende de heer Van de Ven dat er nog veel verbeterd kan worden.
In zijn aanbevelingen identificeerde hij mogelijkheden voor verbeterde internationale
samenwerking in de naleving en handhaving van anti-witwasmaatregelen.
Namens de ALDE-groep sprak mevrouw De Bruijn-Wezeman haar steun uit voor deze aanbevelingen. Corruptie en witwassen ondermijnen het vertrouwen
van belastingbetalers in de rechtsstaat en de overheid, zo vond ook zij. De Assemblee
zelf was hierdoor beschadigd, maar zij vreesde dat dit nog maar het topje van de ijsberg
was. Zij refereerde in dit verband aan de veroordeling van de ING in Nederland voor
het niet naleven van anti-witwasregelgeving. Het bancaire toezicht faalde. Het rapport
van de heer Van de Ven kwam dan ook tijdig en was van groot belang, aldus mevrouw
De Bruijn-Wezeman. De aanbevelingen van de heer Van de Ven werden met 59 stemmen voor
en 7 tegen aangenomen.
In een debat over een rapport van de Belgische afgevaardigde De Sutter over de situatie van migranten en vluchtelingen op de Griekse eilanden (doc. nr. 14837, 2019) sprak de heer Van de Ven over de schrijnende situatie waarin 20000 vluchteling momenteel verkeren met geen
of beperkt toegang tot basisbenodigdheden. De humanitaire situatie op de eilanden
noemde hij betreurenswaardig, waar het gebrek aan voorzieningen en de grote overbevolking
leidt tot rellen en geweld. Hij pleitte daarom voor een snelle verbetering van de
medische voorzieningen op de eilanden. Met name onbegeleide minderjarigen en vrouwen
moeten beter beschermd worden tegen geweld, seksuele uitbuiting en mensensmokkel.
Huisvesting, hygiëne en beveiliging moeten verbeterd worden en er moet meer gebruik
worden gemaakt van opvangmogelijkheden in open accommodatiecentra van het IOM en de
UNHCR. Asielprocedures moeten versneld worden en ongecontroleerde uitzettingen in
Griekse steden of naar derde landen moeten stoppen. Goed begeleide transfermogelijkheden
naar het Griekse vasteland moeten beter onderzocht worden, zo meende hij.
In een debat op vrijdag 12 april over het rapport «Anonymous donation of sperm and oocytes: balancing the rights of parents, donors
and children» (doc. nr. 14835, 2019) sprak mevrouw De Bruijn-Wezeman over de ervaringen die sinds 2004 in Nederland zijn opgedaan met het verbod op anonieme
spermadonatie. Sinds dit verbod in werking is getreden, is het aantal donoren in Nederland
afgenomen. Gekoppeld aan de beperking dat een donor slechts 25 keer mag doneren, zijn
er inmiddels wachtlijsten ontstaan. Het gevolg daarvan is dat toekomstige ouders en
vruchtbaarheidsklinieken hun toevlucht zoeken tot anonieme donoren op het internet
of in het buitenland. Het is dan ook een illusie om te denken dat anonieme donatie
helemaal uitgebannen kan worden. Het is dan ook nodig om de informatievoorziening
hierover goed te organiseren, zodat mensen goed de consequenties van anonieme donatie
overzien. Het rapport van mevrouw De Sutter, dat pleitte voor een verbod op anonieme
donatie in alle lidstaten, wees volgens mevrouw De Bruijn wel de goede richting, maar
zij betwijfelde of het tot algemene praktijk kan worden gemaakt.
3. Nederlandse bijdragen in de commissies
Verschillende delegatieleden werkten in commissies aan rapporten, die tijdens latere
plenaire zittingsweken zullen worden gepresenteerd. Zo hield de «Legal Affairs»-commissie
een tweede hoorzitting over het rapport van de heer Omtzigt inzake de moord op de Maltese journaliste Daphne Caruana Galizia. Daarin werden onder
andere de Minister van Justitie en de openbaar aanklager van Malta gehoord. Ook sprak
de commissie met de heer Martin Kuijer, plaatsvervangend lid namens Nederland van
de Venetië Commissie.
De «Equality»-commissie hield een hoorzitting over een rapport van mevrouw Stienen inzake de genderdimensie van buitenlands beleid, dat zij op een later moment plenair
zal presenteren. Op voorstel van haar voorzitter mevrouw Oomen-Ruijten besloot de Politieke commissie een rapport te maken over het thema democratisch toezicht
op kunstmatige intelligentie. Daarmee wil de Assemblee in een vroeg stadium betrokken
zijn bij het ontwerpen van mogelijk nieuwe juridische instrumenten van de Raad van
Europa op dit terrein.
4. Overige
Op 25 juni, tijdens de derde plenaire deelsessie van 2019, kiest de Assemblee de nieuwe
secretaris-generaal van de Raad van Europa, de opvolger van de huidige SG, Thorborn
Jagland. De twee kandidaten om hem op te volgen, de Kroatische Minister van Buitenlandse
Zaken Pejčinović Burić en de Belgische Minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders
spraken beiden met de delegatie. In die gesprekken lichtten zij hun ambities toe voor
de Raad van de Europa en beantwoordden vragen van de Kamerleden over de wijze waarop
zij de huidige institutionele crisis het hoofd willen bieden. Op woensdag 10 april
vond een gezamenlijk diner plaats van de drie parlementaire delegaties uit de Benelux
met Minister Reynders.
De heer Omtzigt sponsorde op dinsdag 9 april samen met collega-parlementariërs uit Italië en Frankrijk
een side event van het Italiaanse Helsinki Comité over de internationale impact van
de Magnitsky-wetgeving in verschillende landen, zoals Rusland, Iran, Kazachstan, Venezuela
en Oekraïne.
De voorzitter van de delegatie, Van de Ven
De griffier van de delegatie, Westerhoff
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier