Schriftelijke vragen : De nieuwe LDL-cholesterol-richtlijn
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister voor Medische Zorg over de nieuwe LDL-cholesterol-richtlijn (ingezonden 22 mei 2019).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de brief van Hartpatiënten Nederland over de nieuwe richtlijn
voor cholesterolwaardes?1 Wat is uw reactie daarop?
Vraag 2
Wat is uw reactie op de constatering dat er geen enkele wetenschappelijke onderbouwing
is voor de streefwaarde van LDL-cholesterol van 1,8 en dus voor de nieuwe richtlijn?
Hoe verhoudt u dit tot het feit dat cholesterol een onvervangbaar onderdeel van het
zenuwstelsel en de hormoonhuishouding is en een dergelijke lage waarde niet natuurlijk
is en negatieve gevolgen kan hebben voor de gezondheid?
Vraag 3
Wat is uw reactie op de constatering dat de farmaceutische industrie belang heeft
bij een zo laag mogelijke streefwaarde, omdat dan nieuwe peperdure cholesterolverlagers
als het injecteerbare Repatha kunnen worden gepusht?
Vraag 4
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat geneesmiddelen als Repatha, die niet uit curatieve
overwegingen maar puur preventief worden toegediend, voldoen aan de gouden standaard
die stelt dat effectiviteit en veiligheid met de hoogste vorm van bewijsvoering moeten
zijn aangetoond?
Vraag 5
Wat zegt het feit dat veel huisartsen en zorggroepen al hebben aangegeven dat zij
de richtlijn naast zich neer zullen leggen volgens u over de richtlijn en de wijze
waarop zij tot stand is gekomen?
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat de streefwaarde van 1,8 een zakelijke overeenkomst lijkt te
zijn geweest als voorwaarde voor deelname aan de commissie die de richtlijn opstelde?
Vraag 7
Wat gaat u doen om alles boven water te krijgen aangaande deze overeenkomst die niet
door medisch-wetenschappelijke overwegingen is ingegeven en tegelijkertijd verregaande
gevolgen kan hebben voor de gezondheid van patiënten en voor de zorgkosten?
Vraag 8
Hoe kan het dat deze situatie zich in 2019 voordoet terwijl er reeds in 2008 een artikel
in Medisch Contact verscheen over het inpalmen van medische opinieleiders door de
industrie bij het opstellen van de richtlijn alsook over mogelijke gezondheidsrisico’s
en de hogere kosten?2
Vraag 9
Hoe ziet u deze casus in het licht van situaties in het verleden waarbij tienduizenden
patiënten kwamen te overlijden als gevolg van behandeling met medicijnen als Lipobay
en Avandia? Wat zegt dit over het lerend vermogen van de sector?
Vraag 10
Wat zegt deze casus volgens u over de integriteit van de cardiologen die een overeenkomst
sloten waarbij vooral de financiële belangen van de industrie worden gediend en de
gezondheid van patiënten in gevaar van komen?
Vraag 11
Wat zegt deze casus volgens u over het functioneren van het Nederlands Huisartsen
Genootschap (NHG) die deze belangenverstrengeling heeft geaccepteerd, terwijl veel
huisartsen die het NHG vertegenwoordigt zich hiervan distantiëren?
Vraag 12
Kunt u inzicht geven in hoe het opstellen van richtlijnen in zijn werk gaat en wat
de (mogelijke) invloed van de farmaceutische industrie en/of niet-medisch ingegeven
informatie daarop is in welke fases?
Vraag 13
Wat gaat u doen om bij alle in het verleden opgestelde en in de toekomst op te stellen
richtlijnen er zeker van te zijn dat er geen onnodig dure en gevaarlijke medicatie
wordt gepusht waardoor met de gezondheid van patiënten wordt gespeeld, de zorgkosten
oplopen en de belangen van de industrie worden gediend?
Vraag 14
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg geneesmiddelenbeleid van
6 juni 2019?
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Ploumen (PvdA),
ingezonden 21 mei 20190 (vraagnummer 2019Z10119).
Indieners
-
Gericht aan
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg -
Indiener
H.P.J. van Gerven, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.