Verslag van een bijeenkomst : Verslag van een interparlementaire conferentie betreffende het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) en het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) van de Europese Unie
33 130 Interparlementaire Conferentie Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid
M/ nr. 14
VERSLAG VAN EEN CONFERENTIE
Vastgesteld 22 mei 2019
Een delegatie van beide Kamers der Staten-Generaal heeft op donderdag 7 en vrijdag
8 maart 2019 deelgenomen aan de Interparlementaire Conferentie voor het Gemeenschappelijk
Buitenlands, Veiligheids- en Defensiebeleid (GBVB/GVDB1) van de Europese Unie in Boekarest, Roemenië.
De delegatie bestond uit mevrouw Pia Dijkstra (Tweede Kamer, D66; delegatieleider),
mevrouw Vlietstra (Eerste Kamer, PvdA; plaatsvervangend delegatieleider), de heer
Koopmans (Tweede Kamer, VVD), de heer Schaap (Eerste Kamer, VVD) en mevrouw De Vries
(Tweede Kamer, VVD). De delegatie werd ambtelijk ondersteund door mevrouw Prenger
namens de Tweede Kamer, de heer Van Luijk namens de Eerste Kamer en de heer Fonck
namens de Eerste Kamer.
De Nederlandse delegatie brengt als volgt verslag uit over haar werkzaamheden voorafgaande
aan en gedurende de conferentie in Boekarest.
Donderdag 7 maart 2019
Briefing door de Nederlandse ambassadeur in Boekarest
De delegatie heeft voorafgaand aan de conferentie een briefing gekregen door de Nederlandse
ambassadeur in Boekarest, mevrouw Stella Ronner-Grubačić. In de briefing stond de
actuele politieke, economische en maatschappelijke situatie in Roemenië centraal.
Er werd gesproken over de prioriteiten van het Roemeens EU-voorzitterschap en over
de bilaterale relatie tussen Roemenië en Nederland.
Openingssessie
De conferentie werd geopend door openingstoespraken van de Voorzitter van de Roemeense
Senaat en de Voorzitter van de Roemeense Kamer van Afgevaardigden. In hun toespraken
gingen zij voornamelijk in op de situatie in de zuidoostelijke regio van de Europese
Unie, waarbij onder meer de gespannen situatie aan de Europese grenzen aan bod kwam,
alsmede het uitbreidingsperspectief van de Europese Unie. Ook de voorzitter van de
commissie voor Buitenlandse Zaken van de Roemeense Senaat en de vicevoorzitter van
het Europees Parlement hielden een korte bijdrage, waarin onder meer werd uitgekeken
naar de aankomende verkiezingen voor het Europees Parlement in mei 2019.
Sessie 1: Het Oostelijk Partnerschap – tien jaar van Europese aspiraties
In de eerste inhoudelijke sessie van de conferentie werd ingegaan op het Oostelijk
Partnerschap. Het Oostelijk Partnerschap is een samenwerkingsverband tussen de Europese
Unie en de landen Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië, Oekraïne en Wit-Rusland,
gericht op betere politieke en economische samenwerking met de oostelijke buurlanden
van de EU. Het Oostelijk Partnerschap is van start gegaan in 2009 en viert zodoende
in 2019 haar tienjarig jubileum.
In deze sessie kwamen drie inleidende sprekers aan het woord. De heer Teodor Meleşcanu,
Minister van Buitenlandse Zaken van Roemenië, gaf aan dat het Roemeense EU-voorzitterschap
een sterke focus heeft op het zetten van nieuwe stappen in de relatie met de landen
van het Oostelijk Partnerschap. Roemenië ziet sterk de waarde van stabiele en welvarende
landen aan de grenzen van de EU en probeert dan ook om tijdens haar voorzitterschap
te werken aan concrete resultaten in de aanloop naar de Oostelijk Partnerschap-Top
in 2020, vooral in het kader van de zogenaamde «20 for 2020 Deliverables», oftewel
de 20 doelstellingen voor 2020 die in 2017 zijn opgesteld.
De heer Thomas Mayr Harting, Directeur Europa en Centraal Azië bij de Europese Dienst
voor Extern Optreden (EDEO), gaf een overzicht van de resultaten die in de voorbije
tien jaar zijn bereikt. De regio is weerbaarder geworden en bijvoorbeeld op het gebied
van economie, goed bestuur, energie en connectiviteit zijn goede stappen gezet.
De Roemeense senator Titus Corlăţean bracht ten slotte een aantal uitdagingen voor
de komende tien jaar naar voren. Hiervan is het zorgen voor blijvende toewijding en
inzet van de Europese lidstaten één van de belangrijkste punten.
Namens de Nederlandse delegatie sprak mevrouw Vlietstra haar zorgen uit over de invloed
van Rusland en mogelijk ook Turkije en China in de landen van het Oostelijk Partnerschap.
Ze benadrukte dat de regio in geopolitiek opzicht van steeds groter belang wordt gezien
de spanningen die zich de laatste jaren voordoen.
Sessie 2: Het strategische belang van de Zwarte Zee
Het Zwarte Zee gebied omvat Griekenland, Bulgarije, Roemenië en Moldavië in het westen,
Oekraïne en Rusland in het noorden, Georgië, Armenië en Azerbeidzjan in het oosten
en Turkije in het zuiden. In deze sessie stond het strategisch belang van de regio
centraal. De sessie werd geopend met drie inleidingen, gevolgd door een gedachtewisseling
met de conferentiedeelnemers.
De heer Ioan Mircea Pașcu, vicevoorzitter van het Europees Parlement, onderstreepte
het economische en militaire belang van de Zwarte Zee en de rol die de NAVO in de
regio heeft gespeeld na de Russische annexatie van de Krim in 2014. Naar zijn mening
moet de EU meer aandacht geven aan deze regio en meer gebruik maken van het volledige
scala aan instrumenten, zoals crisispreventie en -beheer, evenals militaire middelen
om de veiligheid van deze regio te waarborgen.
De heer Gabriel Beniamin Leş, Minister van Defensie van Roemenië, ging in zijn inleiding
in op de veiligheids- en defensie-aspecten van het Zwarte Zeegebied. De regio is van
groot belang voor Roemenië, dat direct aan de Zwarte Zee ligt. Gezien de ernst van
de dreigingen in de regio benadrukte hij de noodzaak voor een Europese strategische
visie voor de Zwarte Zee. Aandachtspunten daarbij zijn de implementatie van de EU-strategie
voor maritieme veiligheid, een beter maritiem situationeel bewustzijn door meer informatiedeling,
weerbaarheid tegen hybride dreigingen en strategische communicatie tegen desinformatie.
Ook de derde inleider, de heer Sorin Ducaru ambassadeur in Roemenië, pleitte voor
een coherent en gecoördineerd Europees beleid voor de regio. In dit kader noemde hij
dat hard power nog altijd belangrijk is, maar dat meer aandacht zou moet uitgaan naar
nieuwe complexe dreigingen, waaronder cyber- en hybride dreigingen.
De heer Koopmans sprak zijn zorgen uit over de moderne oorlogsvoering in de regio,
zoals bijvoorbeeld de inzet van drones in Oost-Oekraïne. De heer Koopmans vroeg de
sprekers of er een EU-strategie wordt ontwikkeld om dergelijke nieuwe dreigingen het
hoofd te bieden. De sprekers erkenden unaniem de noodzaak voor meer aandacht voor
deze nieuwe dreigingen. Volgens de heer Ducaru wordt helaas nog altijd 80% van de
middelen voor veiligheid en defensie besteed aan klassieke capaciteitsontwikkeling.
Videogesprek met de Hoge Vertegenwoordiger: de prioriteiten van het GBVB/GVDB en de
toekomst van onze Europese veiligheid
Tijdens deze sessie zou de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse
Zaken en Veiligheidsbeleid, mevrouw Federica Mogherini, via een videoverbinding een
toespraak houden en vragen van de aanwezige parlementsleden beantwoorden. Vanwege
het niet tot stand komen van een functionerende videoverbinding kon deze sessie echter
geen doorgang vinden.
Vrijdag 8 maart 2019
Sessie 3: De GVDB driehoek: CARD-PESCO-EDF
In de afgelopen twee jaar zijn grote stappen gezet in het GVDB met de totstandkoming
van de Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO), de Coordinated Annual Review
on Defence (CARD) en het Europees Defensiefonds (EDF). In de derde sessie werd ingegaan
op de uitdaging die nu ligt in de uitvoering van deze initiatieven die elkaar moeten
aanvullen en moeten leiden tot gezamenlijke projecten die tastbare, operationele resultaten
opleveren.
De heer Domecq, uitvoerend directeur van het Europees Defensieagentschap (EDA), gaf
een overzicht van de uitvoering en de samenhang van PESCO, CARD en het EDF. Volgens
de heer Domecq is 2019 hét jaar van implementatie waarbij deze initiatieven de kern
moeten gaan vormen van het defensieplanningsproces en moeten worden geconsolideerd
en geïntegreerd in het nationale defensieplanningsysteem. Dit vereist een andere mindset
en eigenaarschap van de lidstaten. De Hoge Vertegenwoordiger zal medio 2019 een verslag
publiceren over de interacties, verbanden en samenhang tussen de drie EU-defensie-initiatieven.
De heer Molenaar, senior expert defensieaangelegenheden bij de Europese Dienst voor
Extern Optreden (EDEO), gaf een overzicht van de structurele tekorten waarmee de defensiesector
in de EU te maken heeft en de versnippering van de defensie-investeringen, en de initiatieven
die de EU in reactie hierop heeft ontplooid. De heer Molenaar onderstreepte dat deze
initiatieven niet concurreren met de NAVO, maar de NAVO juist versterken. Tot slot
deed de heer Molenaar de oproep aan de aanwezige parlementariërs om hun regeringen
te blijven bevragen en aansporen om samenwerking de norm te maken als het gaat om
de ontwikkeling van nieuw defensiematerieel.
De heer Koopmans benadrukte in de daaropvolgende discussie de noodzaak voor een strategie
en adequate capaciteiten om burgers te beschermen tegen moderne oorlogsvoering. De
heer Koopmans vroeg de sprekers wat er in dit kader gedaan wordt en wat parlementariërs
zouden moeten doen om hun burgers te beschermen. In reactie hierop stelde de heer
Domecq dat het tegengaan van hybride dreigingen direct onderdeel uitmaakt van het
Capability Development Plan (CDP), waarin de Europese prioriteiten op het gebied van
capaciteitsontwikkeling zijn vastgelegd. Zo wordt er bijvoorbeeld gekeken hoe mini
drones kunnen worden tegengehouden of hoe kritieke infrastructuur zoals havens kunnen
worden beschermd. De heer Domecq benadrukte verder dat parlementen kunstmatige intelligentie
(KI) moeten promoten en dat meer nationale investeringen in KI essentieel zijn. Tot
slot stelde de heer Domecq dat bij de ontwikkeling van KI het internationaal en humanitair
recht moeten worden nageleefd en dat het belangrijk is dat het onderzoek doorgaat.
KI gaat niet alleen om killer robots en drones, maar biedt ook mogelijkheden om burgers
en de eigen strijdkrachten te beschermen, aldus de heer Domecq.
Workshop A: De toekomst van het GBVB/GVDB na de Brexit
Tijdens vier workshops werden de aanwezige parlementsleden verdeeld over vier kleinere,
parallelle sessies. In Workshop A werd gesproken over de gevolgen van de Brexit voor
het Gemeenschappelijk Buitenlands, Veiligheids- en Defensiebeleid van de EU.
In zijn inleidende bijdrage stelde het Franse parlementslid Jean Jacques Bridey, voorzitter
van de commissie voor Defensie in het Franse Lagerhuis, dat de noodzaak van meer Europese
samenwerking op het gebied van defensie inmiddels bij alle lidstaten lijkt te zijn
doorgedrongen als gevolg van diverse geopolitieke ontwikkelingen, zoals de spanningen
in de relatie met Rusland.
Mevrouw Ana Gomes, lid van het Europees Parlement, sprak over de consequenties van
het uittreden van het Verenigd Koninkrijk voor de Europese defensiecapaciteiten, waarbij
zij aangaf dat het gewicht van het Verenigd Koninkrijk binnen de EU als het gaat om
defensie niet kan worden onderschat. De Brexit is op dit punt volgens mevrouw Gomes
dus een grote aderlating voor de EU, waarbij zij aangaf dat de Brexit tegelijkertijd
ook het gevoel van urgentie en noodzaak om nader samen te werken bij de overige lidstaten
kan verhogen.
Workshop B: Strategie voor de Donauregio
In deze workshop, die namens de Nederlandse delegatie werd bijgewoond door de heer
Schaap, werd ingegaan op de EU-strategie voor de Donau-regio. De EU-strategie voor
de Donau-regio maakt deel uit van de zogenaamde Macro-regionale strategieën van de
EU. Deze strategieën richten zich op een gedefinieerde geografische regio en hebben
als doel om de gezamenlijke uitdagingen waar de landen binnen die regio voor staan
het hoofd te bieden, bijvoorbeeld op het terrein van innovatie of milieu en klimaat.
De strategieën omvatten zowel EU-lidstaten als niet EU-lidstaten.
De EU-strategie voor de Donau-regio bestaat sinds 2011. In totaal maken veertien landen
onderdeel uit van de strategie, te weten negen EU-lidstaten (Oostenrijk, Bulgarije,
Kroatië, Tsjechië, Duitsland, Hongarije, Roemenië, Slovenië en Slowakije) en vijf
landen die (nog) geen lid zijn van de EU (Bosnië, Montenegro, Servië, Moldavië en
Oekraïne). Naast een strategie voor de Donau-regio bestaan er strategieën voor het
Baltische Zeegebied, voor de Adriatische en Ionische regio en voor de Alpenregio.
Nederland is geen partij binnen deze regionale strategieën (omdat Nederland simpelweg
geografisch niet tot deze regio’s behoort).
Tijdens de workshop werd door de heer Doru Claudian Frunzulică, lid van het Europees
Parlement, aangegeven dat de Donaustrategie voor Roemenië één van de prioriteiten
binnen haar EU-voorzitterschap vormt. Hij legde hierbij uit dat de EU-strategie voor
de Donau-regio zich richt op vier pijlers. Deze vier pijlers hebben betrekking op
het verbeteren van de fysieke infrastructuur, op milieubeheer, op het bevorderen van
sociaaleconomische ontwikkeling en op verbetering van de uitvoeringscapaciteit van
overheden. De heer Radu Gorincioi, coordinator van de EU-strategie voor de Donau-regio
namens Roemenië, gaf aan dat de strategie ook juist in het leven is geroepen om op
gerichte wijze directe verbeteringen voor burgers te bewerkstelligen, bijvoorbeeld
als het gaat om (digitale) infrastructuur.
Workshop C: Cyberveiligheid en hybride oorlogsvoering
De heer Koopmans nam deel aan de workshop over cyberveiligheid en hybride oorlogsvoering.
De workshop werd ingeleid door de heer Mihnea Costoiu, rector van de polytechnische
universiteit van Boekarest, die het belang van onderwijs onderstreepte bij het tegengaan
van hybride- en cyberdreigingen. Daarna legde de heer Cătălin Aramă, general manager
van CERT-Roemenië, uit wat de rol van de instelling is bij het versterken van de nationale
cyberveiligheid en riep op tot meer samenwerking tussen nationale en Europese autoriteiten.
In de daaropvolgende discussie werd geconstateerd dat hoewel cyber en hybride oorlogvoering
geen nieuw fenomeen zijn, de toenemende digitalisering van de samenleving en infrastructuur
nieuwe kwetsbaarheden met zich meebrengt. Onderwijs en opleiding zijn cruciaal bij
het aanpakken van deze bedreigingen en zouden niet alleen gericht moeten zijn op IT-experts,
maar ook op de gehele samenleving. Ten slotte werd door een aantal parlementariërs
de noodzaak benadrukt voor meer internationale wet- en regelgeving op dit terrein.
Workshop D: Militaire mobiliteit – een uitdaging om synergiën te ontwikkelen tussen
de EU en NAVO
Op uitnodiging van het Roemeense parlement gaf het lid De Vries, in haar hoedanigheid
als voorzitter van de vaste commissie voor Defensie van de Tweede Kamer, een toespraak
tijdens deze workshop. Zij sprak daar onder meer over de leidende rol van Nederland
op het terrein van militaire mobiliteit en hoe in Nederland uitvoering wordt gegeven
aan de politieke afspraken die de EU-lidstaten en NAVO-bondgenoten afgelopen zomer
op het hoogste niveau hebben gemaakt om militaire mobiliteit in Europa te verbeteren.
Mevrouw de Vries benadrukte het belang van uitvoering van de gemaakte afspraken en
pleitte voor een actieve rol van nationale parlementen in het toezicht hierop. Ook
sprak zij over de uitdagingen in EU-NAVO samenwerking. Een daarvan is informatie-uitwisseling.
Belangrijke informatie voor het verbeteren van militaire mobiliteit in Europa is vaak
geclassificeerd en kan daardoor niet, of slechts zeer beperkt, worden gedeeld tussen
beide organisaties. Daarnaast is de voortgang van de EU-NAVO samenwerking op het terrein
van militaire mobiliteit moeilijk te monitoren. Dit moet worden verbeterd.
Tot slot deed mevrouw de Vries de oproep aan het Finse parlement om militaire mobiliteit
weer te agenderen tijdens de volgende conferentie in Helsinki. Verder sprak brigadegeneraal
Eduard Simion, namens de NAVO, over EU-NAVO samenwerking op dit terrein en gaf de
heer Constantin Negrea, hoofd logistiek van het Ministerie van Defensie van Roemenië,
een overzicht van de uitvoering van de afspraken in Roemenië. In de daaropvolgende
discussie vroeg mevrouw Vlietstra de sprekers wat de belangrijkste huidige obstakels
zijn en hoe die overkomen kunnen worden. In reactie hierop werd door de sprekers een
reeks aan fysieke, juridische en regelgevende belemmeringen genoemd en werd het belang
van commitment van lidstaten onderstreept om de gemaakte afspraken uit te voeren en
deze obstakels te overkomen.
Sessie 4: Een geloofwaardig perspectief voor uitbreiding en een versterkte Europese
betrokkenheid bij de Westelijke Balkan
Tijdens de afsluitende plenaire sessie kwam het toetredingsproces van de landen op
de Westelijke Balkan aan bod. Momenteel kent de EU vier kandidaat-lidstaten op de
Westelijke Balkan (Servië, Montenegro, Albanië en Noord-Macedonië) en twee landen
met de status van potentiele kandidaat-lidstaat (Bosnië-Herzegovina en Kosovo).
De eerste inleidende spreker bij de sessie, het Europarlementslid Victor Boștinaru,
was van mening dat de landen op de Westelijke Balkan grote stappen voorwaarts hebben
gezet in de laatste jaren als het gaat om stabiliteit en veiligheid. Er moeten nog
verdere hervormingen worden doorgevoerd, maar er zijn duidelijk stappen in de goede
richting. Het is daarom noodzakelijk dat de EU haar inzet en betrokkenheid blijft
tonen en een geloofwaardig perspectief schetst: de Balkanlanden mogen niet aan het
lijntje worden gehouden, want dan bestaat de kans dat het proces spaak loopt en de
landen uit de Europese invloedsfeer verdwijnen.
Mevrouw Tanja Miščević, hoofd van het Servische onderhandelingsteam voor toetreding
tot de EU, gaf een overzicht van de laatste stappen die zijn gezet in de relatie tussen
Servië en Kosovo. In algemeenheid sprak zij over het belang van verzoening in de Balkanregio,
die in het verleden geteisterd is door oorlog en conflict tussen de diverse landen
en volkeren.
De heer Konstantinos Douzinas, voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken
en Defensie van het Griekse parlement, bracht naar voren dat de EU oog moet hebben
voor de positieve ontwikkelingen in de landen op de Westelijke Balkan. Hij sprak hierbij
over de dialoog tussen Griekenland en Noord-Macedonië ten aanzien van het naamconflict,
dat na vele jaren en moeizame onderhandelingen uiteindelijk is opgelost.
De delegatieleider, P. Dijkstra
De plaatsvervangend delegatieleider, Vlietstra
De griffiers van de delegatie, Van Luijk Prenger
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, Tweede Kamerlid