Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Nader verslag
35 065 Wijziging van de Politiewet 2012, de Wet veiligheidsregio’s en de Tijdelijke wet ambulancezorg in verband met de wettelijke regeling van meldkamers (Wijzigingswet meldkamers)
Nr. 7 NADER VERSLAG
Vastgesteld 21 mei 2019
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, heeft na kennisneming van de nota
naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging nog behoefte aanvullende
vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen. Onder het voorbehoud dat de
hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht
de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
Inleiding
De leden van de D66-fractie hebben naar aanleiding van de nota van het verslag nog
enkele resterende vragen.
ALGEMEEN
Algemene contouren
De leden van de D66-fractie lezen dat een herkenbare governance-structuur wordt gecreëerd,
maar vrijwel alle veiligheidsregio’s signaleren dat de herkenbaarheid en helderheid
van de governance-structuur op het decentrale niveau van de veiligheidsregio’s nauwelijks
is uitgewerkt. Wat doet de regering om de governance-structuur op dit niveau te verduidelijken?
Voorts vragen de aan het woord zijnde leden wat het effect is van voorliggend wetsvoorstel
op het Landelijk convenant gegevensverwerking meldkamers. In hoeverre is advies gevraagd
bij de Autoriteit Persoonsgegevens? Tevens maakt het wetsvoorstel niet duidelijk waar
het beheer van de informatie en het informatie- en privacybeleid (CIO) wordt geregeld.
Deze functie dient goed te worden benoemd voor alle meldkamers en dit geldt ook voor
informatiebeveiliging (CISO). Kan de regering dit nader toelichten c.q. expliceren?
Is of komt een interactie tot stand tussen de tien meldkamers en de Real Time Intelligence
Centers van de politie? Zo ja, welke gevolgen heeft dit voor de gegevensverwerking
en voor de opleiding en training van de meldkamermedewerkers?
De meldkamers
De leden van de D66-fractie constateren dat de politie zorgdraagt dat ten minste één
meldkamer kan worden gebruikt voor de uitvoering van de meldkamerfunctie ten behoeve
van de taken van de Koninklijke Marechaussee (KMar). Aangezien de KMar een landelijk
opererende organisatie is, geldt de vraag welke meldkamer hiervoor gebruikt zal worden
en welke andere meldkamer deze functie kan overnemen in geval van een storing. In
de memorie van toelichting wordt bijvoorbeeld ten aanzien van Schiphol, waar de KMar
zeer actief is, gesproken van een «bijzondere dynamiek». Stel dat bij een crisis of
aanslag op de vitale infrastructuur een te groot beroep wordt gedaan op de meldkamer
van Schiphol, heeft de KMar dan nog voldoende toegang, vragen voornoemde leden.
Voorts vragen voornoemde leden welke schaalconsequenties het heeft dat 25 meldkamers
worden samengevoegd tot een netwerk van tien regionale meldkamers. Sommige bestaande
veiligheidsregio’s zoals Amsterdam behouden hun eigen meldkamer, terwijl andere, zoals
die in Oost-Nederland, meerdere veiligheidsregio’s gaan bedienen. In Oost-Nederland
zijn dit er zelfs vijf. Betekent dit dat het bestuur van de veiligheidsregio in Amsterdam
hetzelfde blijft terwijl die in bijvoorbeeld Oost-Nederland moeten worden samengevoegd?
Bekostiging
De leden van de D66-fractie lezen dat de verstrekking van de bijzondere bijdrage aan
de politie voor het beheer van de meldkamer via beleidsartikel 31.3 van de begroting
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid zal worden verantwoord. Zal dit onderdeel
uitmaken van de politiebegroting die als een bijlage bij de begroting wordt gevoegd?
Hoe kunnen de Kamer en de gemeenteraden op een heldere en gestructureerde wijze kennisnemen
van deze verantwoording? Aangezien veel gemeenteraden zeer betrokken zijn bij de meldkamer
in hun veiligheidsregio vragen voornoemde leden hoe de wetswijziging de democratische
controle op landelijk en lokaal niveau zal beïnvloeden.
De aan het woord zijnde leden vragen of de directeur van de meldkamer voor het verkrijgen
van extra mensen en middelen een verzoek moet indienen via het Politiedienstencentrum
van de politie of dat dit geschiedt via een andere weg. Indien dit via het Politiedienstencentrum
gaat, hoe kan worden voorkomen dat dit nodeloos bureaucratisch verloopt en tijd vergt?
In hoeverre beïnvloedt dit proces van aanvragen en verkrijging van middelen de zeggenschap
van de regioburgemeesters?
Voornoemde leden lezen dat de veiligheidsregio’s beheersmatig minder werkzaamheden
gaan verrichten omdat zij wegens de wijziging van de wet meldkamers geen verantwoordelijkheid
meer dragen voor de meldkamers. Welke gevolgen heeft dit voor de financiële positie
van de veiligheidsregio’s?
Overig
De leden van de D66-fractie vragen hoe bij latere invoering van het nieuwe C2000-systeem
de continuïteit van de meldkamers zal worden gewaarborgd.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Inspectie Justitie en Veiligheid in haar
brief van 16 mei 20181 ten aanzien van de continuïteit stelt dat op een aantal eisen nadere uitwerking nodig
is. Zij vragen wat de regering van plan is met deze voorgestelde uitwerkingen te doen.
De aan het woord zijnde leden vragen hoe de transitie van de circa meer dan 100 personeelsleden
voor technisch beheer en bedrijfsvoering van onder meer de veiligheidsregio’s, de
brandweer en de Regionale Ambulance Voorziening naar de politie gaat plaatsvinden.
Klopt het dat de politie eenzijdig de rechtspositie van deze medewerkers zal gaan
bepalen? Is sprake van een sociaal statuut voor deze medewerkers? Wat gaat er gebeuren
met hun opgebouwde rechten bij de huidige werkgever, die de politie niet kent? Welke
aanspraak kunnen de nieuwe medewerkers maken op basis van hun dienstverleden voor
bepaalde politieregelingen? In hoeverre krijgen deze medewerkers een nieuwe aanstelling
in een nieuw dienstverband en wat betekent dit als op een gegeven moment personeel
bij de politie zal moeten worden afgevloeid?
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel I Wijziging Politiewet 2012
Onderdeel B
De leden van de D66-fractie lezen dat minstens tweemaal per jaar overleg wordt gevoerd
over het functioneren van de meldkamers. Welk beoordelingskader ligt hieraan ten grondslag
en wordt dit gesprek op basis van dezelfde criteria gevoerd voor alle meldkamers?
Hoe wordt de Kamer over de voortgang van deze gesprekken geïnformeerd?
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Burger
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
M.C. Burger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.