Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
34 992 (R2106) Goedkeuring van het op 11 december 2008 te New York tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (Trb. 2011, 222 en Trb. 2013, 42)
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 20 mei 2019
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de fracties
van de VVD en het CDA. Ik zal de vragen, mede namens de Minister van Buitenlandse
Zaken en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, beantwoorden in de volgorde
waarin zij zijn gesteld.
1. Nota van wijziging
Deze nota naar aanleiding van het verslag gaat vergezeld van een nota van wijziging
die verband houdt met de intrekking van de Wet raadgevend referendum. Voor een uitgebreidere
toelichting wordt verwezen naar deze nota van wijziging.
2. Uitvoering
De leden van de VVD-fractie hebben met waardering gelezen dat naar het oordeel van
de regering de materiële bepalingen van het Verdrag een ieder verbindende bepalingen
zijn in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan rechtssubjecten
rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Deze leden vragen of de regering
deze zin heeft opgenomen ter uitvoering van het tweede lid van artikel 2 van de Rijkswet
goedkeuring en bekendmaking verdragen. Het doel van de genoemde bepaling uit de Rijkswet
goedkeuring en bekendmaking verdragen, die tot stand is gekomen dankzij een initiatiefwet
van een VVD-Kamerlid, is dat de Staten-Generaal goed inzicht krijgt in welke bepalingen
uit internationale verdragen naar het oordeel van de regering een ieder verbindend
zijn in de zin van de Grondwet. Als dat duidelijk wordt uitgesproken, vergroot dat
de democratische legitimiteit van de verdragen en worden rechters geholpen bij de
interpretatie van het verdrag. Vanuit die achtergrond willen voornoemde leden graag
aan de regering vragen of zij preciezer kunnen aangeven welke bepalingen uit het verdrag
naar haar oordeel een ieder kunnen verbinden.
Ik heb ter uitvoering van het gestelde in artikel 2, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring
en bekendmaking verdragen in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel aangegeven
dat de materiële bepalingen van het verdrag naar haar oordeel kunnen worden aangemerkt
als een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet.
Ik heb daarmee te kennen willen geven dat alle bepalingen van het verdrag naar haar
oordeel als zodanige bepalingen kunnen worden aangemerkt, met uitzondering van de
formele bepalingen van het verdrag. De formele bepalingen hebben betrekking op het
verdrag zelf. Bij deze formele bepalingen gaat het naast de slotbepalingen in hoofdstuk
18 om de bepalingen in respectievelijk de artikelen 74 en 78 (verbindendheid van respectievelijk
de hoofdstukken 14 en 15) en de bepalingen in hoofdstuk 17 (verhouding tot andere
verdragen en aangelegenheden waarop het verdrag niet van toepassing is). In de overige
bepalingen van het verdrag – de materiële of inhoudelijke bepalingen – worden algemene
regels geformuleerd die betrekking hebben op de rechtspositie van de natuurlijke personen
en de rechtspersonen die betrokken zijn bij de door het verdrag genormeerde overeenkomsten
voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee. Naar
mijn oordeel kunnen deze inhoudelijke bepalingen worden aangemerkt als een ieder verbindende
bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die binnen de Nederlandse
rechtsorde aan andere rechtssubjecten dan de verdragsluitende partijen rechtstreeks
rechten of bevoegdheden toekennen of plichten opleggen.
3. Inhoud van het Verdrag
De leden van de VVD-fractie vragen wat de laatste stand van zaken is wat betreft de
ratificaties. Hebben na Kameroen op 11 oktober 2017 meerdere landen geratificeerd?
Zo ja, welke?
Er zijn na de ratificatie van het verdrag door Kameroen op 11 oktober 2017 geen nieuwe
ratificaties meer geweest. Naast Kameroen, hebben op dit moment de Republiek Congo,
Spanje en Togo het verdrag geratificeerd. Voor de inwerkingtreding van het verdrag
zijn ingevolge het eerste lid van artikel 94 van het verdrag ten minste twintig ratificaties
nodig.
Ten aanzien van de ratificatie lezen de leden van de CDA-fractie dat de ons omringende
landen ook stappen aan het zetten zijn om het verdrag te ratificeren. Kan de regering
aangeven in welk stadium de ons omringende landen en grote handelspartners als de
Verenigde Staten en China zitten ten aanzien van ratificatie? Deze leden constateren
dat de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR), het Verbond van Verzeke-raars,
FENEX, Transport en Logistiek Nederland (TLN) en de Internationale Vereniging voor
de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de binnenvaart en de verzekering
en voor het houden van het register van binnenschepen in Europa (IVR) willen dat slechts
tot ratificatie door Nederland wordt overgegaan, als dit ook is gebeurd door de ons
omringende landen en de belangrijkste handelspartners van Nederland. Artikel VI van
het wetsvoorstel voorziet reeds in deze mogelijkheid, omdat hierin is bepaald dat
de inwerkingtreding van het wetsvoorstel geschiedt bij koninklijk besluit. Kan de
regering uitleggen wat in dit opzicht de actuele stand van zaken is en welke beleidslijn
de regering hanteert bij het wel/niet per koninklijk besluit in werking laten treden
van de Nederlandse betrokkenheid bij dit Verdrag?
Over de status van ratificaties van de ons omringende landen en de Verenigde Staten
en China is op dit moment nog geen duidelijkheid. Voor de ons omringende landen geldt
dat zij, net als Nederland, wachten op hun grote handelspartners, zoals de Verenigde
Staten. Om deze reden zal ook de Nederlandse regering wachten met ratificeren, totdat
het verdrag in werking is getreden en de ons omringende landen en onze grote handelspartners
hebben geratificeerd of totdat het zeker is dat een groot aantal daarvan daartoe zal
overgaan. Hierover wordt contact gehouden met de ons omringende landen. Voor Nederland
is de keuze om tot ratificatie over te gaan onder meer afhankelijk van de gevolgen
voor de concurrentiepositie van onze havens en de betrokken organisaties. De inwerkingtreding
van de goedkeuringswet, de dag na publicatie van de wet in het Staatsblad, staat los
van het deponeren van de akte van ratificatie bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties (conform artikel 88, vierde lid, van het verdrag).
De aan het woord zijnde leden stellen dat de huidige verdragen, de Hague Visby Rules
en Hamburg Rules vooral de belangen van de vervoerders dienen. Is dit ook het uitgangspunt
bij de Rotterdam Rules? Verder vragen deze leden of het Verdrag in internationaal
verband bijdraagt aan een eerlijk speelveld.
Het voornaamste doel van het Verdrag is het moderniseren en uniformeren van de bestaande
verdragen inzake goederenvervoer over zee, zoals de Hague Visby Rules en de Hamburg
Rules. Het Verdrag houdt rekening met containervervoer en maakt het mogelijk voor
partijen om gebruik te maken van een elektronisch vervoerbestand (een elektronisch
document dat wordt gelijkgesteld met een papieren vervoerovereenkomst). Dit is niet
alleen voor de vervoerder van belang, maar ook voor bijvoorbeeld de afzender. Verder
leidt het Verdrag, door de uniformering, onder meer tot lagere vervoerskosten, omdat
iedereen die partij is bij het Verdrag dezelfde regels toepast. De toepassing van
dezelfde regels zorgt daarnaast ook voor een eerlijk speelveld in het zeevervoer,
omdat de regels die van toepassing zijn op voorhand bekend zijn. Dit is voordelig
voor de betrokken partijen en ook voor de Nederlandse havens. Het Verdrag dient dus
niet alleen de belangen van de vervoerder, maar ook die van andere betrokken partijen.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming