Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Diks over het bericht ‘Meer dwangarbeid Eritrea door EU’
Vragen van het lid Diks (GroenLinks) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht «Meer dwangarbeid Eritrea door EU» (ingezonden 4 april 2019).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen
21 mei 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Meer dwangarbeid Eritrea door EU»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de stellingname van Stichting Mensenrechten voor Eritreeërs dat de
investering van 20 miljoen in de infrastructuur in Eritrea leidt tot meer dwangarbeid?
Antwoord 2
Ik ben van mening dat het project niet leidt tot meer dwangarbeid. Voor dit specifieke
project financiert de EU alleen de aanschaf van materiaal en uitrusting die benodigd
zijn voor de modernisering van een verbindingsweg met Ethiopië. Eritrea is al bezig
met werkzaamheden aan deze verbindingsweg. Een deel van de mensen die aan het project
werken, doet dat als dienstplichtige binnen de bestaande nationale dienstplicht, maar
er werken ook technici van de overheid en mensen uit de lokale gemeenschap aan het
project. Allen worden betaald voor hun arbeid.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de stellingname van advocaat Emiel Jurjens dat met deze investering
het systeem van gedwongen dienstplicht in Eritrea wordt genormaliseerd?
Antwoord 3
De nationale dienstplicht in Eritrea bestaat sinds 1995 en is sinds de oorlog met
Ethiopië (1998–2000) langdurig van aard. Een groot deel van de dienstplichtigen werkt
in de civiele sector. Leraren, artsen, verpleegkundigen, ambtenaren, werknemers van
staatsbedrijven vallen onder de civiele dienstplicht en krijgen salarissen. Volgens
schattingen is minder dan een kwart van alle dienstplichtigen bij het leger ingedeeld
en wordt een deel hiervan ingezet bij infrastructurele projecten. Deze militaire dienstplichtigen
krijgen soldij, onderdak en voedsel.
Nederland is tegen de langdurige dienstplicht in Eritrea en heeft het land, ook in
EU-verband, herhaaldelijk opgeroepen om deze te hervormen (terug naar 18 maanden dienstplicht
en demobilisatie van huidige dienstplichtigen).
Dit specifieke project normaliseert het systeem van de langdurige dienstplicht niet,
maar beoogt juist om op den duur bij te dragen aan het hervormen ervan. Deze investering
maakt deel uit van de tweesporenbenadering van de EU ten aanzien van Eritrea: politieke
dialoog met Eritrea over hervormingen (in het bijzonder op het gebied van mensenrechten
en de langdurige dienstplicht) en EU-steun gericht op regionale economische integratie
en het creëren van werkgelegenheid. De Eritrese autoriteiten hebben in gesprekken
met de EU de intentie uitgesproken om de langdurige dienstplicht terug te brengen
naar 18 maanden en een groot aantal dienstplichtigen te demobiliseren. Voor Eritrea
zijn economische ontwikkeling en groei van de werkgelegenheid noodzakelijke voorwaarden
voor deze hervorming, evenals bestendiging van de vrede met Ethiopië. Hier wil de
EU met deze investering aan bijdragen.
Vraag 4
Hoe is het risico op de inzet van dwangarbeid en slavernij meegewogen in het Nederlandse
besluit om de investering uit het EU Africa Fund in Eritrea te steunen?
Antwoord 4
Nederland is tegen de inzet van dwangarbeid en slavernij en kritisch over de wijze
waarop de langdurige dienstplicht in Eritrea gestalte krijgt. Nederland heeft zich
daarom van meet af aan kritisch opgesteld ten aanzien van dit EU-project en erop aangedrongen
dat de EU goede afspraken maakt over de arbeidsomstandigheden en eerlijke salarissen
voor medewerkers aan het project. Ook dringt Nederland erop aan dat Eritrea op korte
termijn concrete voortgang boekt met de noodzakelijke hervormingen. Dit heb ik op
2 april jl. nog bij Eurocommissaris Mimica benadrukt. De Secretaris-Generaal van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft tijdens haar bezoek aan Eritrea op 1 mei de
genoemde boodschappen eveneens uitdragen.
Vraag 5
Zijn er situaties denkbaar waarin u het acceptabel acht dat Europees ontwikkelingsgeld
wordt besteed aan dwangarbeid of slavernij?
Antwoord 5
Nee, dit acht ik niet acceptabel.
Vraag 6
Deelt u de mening dat dwangarbeid niet bijdraagt aan de versterking van het vredesproces,
maar dit juist zal frustreren?
Antwoord 6
De dienstplicht in Eritrea is sinds de oorlog met Ethiopië langdurig van aard. Voor
Eritrea is bestendiging van de vrede met Ethiopië een belangrijke voorwaarde om de
dienstplicht terug te brengen naar 18 maanden en de dienstplichtigen te demobiliseren.
In de visie van Eritrea is het niet de langdurige dienstplicht die de bestendiging
van de vrede frustreert, maar de conflictueuze relatie met Ethiopië die de hervorming
van de dienstplicht in de weg staat. Met dit project wil de EU bijdragen aan voorwaarden
om hervorming van de langdurige dienstplicht mogelijk te maken.
Vraag 7
Heeft de EU afspraken gemaakt met Eritrea over mensenrechten in relatie tot deze investering?
Zo ja, welke, en hoe wordt op de naleving hiervan toegezien?
Antwoord 7
De EU heeft, mede dankzij Nederlands aandringen, met Eritrea afspraken gemaakt over
arbeidsomstandigheden en betaling van redelijke salarissen aan alle medewerkers aan
het project. De EU-delegatie in Eritrea en de projectuitvoerder UNOPS (United Nations
Office for Project Services) zullen het project monitoren, in het bijzonder ook op
genoemde aspecten. De EU heeft met Eritrea tevens afgesproken om geregeld politieke
dialoog te voeren over o.a. binnenlandse hervormingen en verbetering van de mensenrechten
in Eritrea. Deze dialoog is gekoppeld aan EU-ontwikkelingssteun aan Eritrea in de
EU-tweesporenbenadering t.a.v. Eritrea.
Vraag 8
Kunt u aangeven hoe voorkomen wordt dat de werkgelegenheid die met deze investering
uit het EU Africa Fund zou moeten worden gerealiseerd, wordt vervuld door middel van
dwangarbeid of slavernij?
Antwoord 8
Een deel van de mensen die aan het project werken doet dat als dienstplichtige binnen
de bestaande nationale dienstplicht. Zij worden betaald voor hun arbeid net als de
technici van de overheid en de mensen uit de lokale gemeenschap die ook aan het project
werken. Zie ook antwoord 2.
Vraag 9
Kunt u uitleggen hoe u genoemd krantenbericht kan rijmen met uw beantwoording over
dit onderwerp bij het algemeen overleg Toekomst Europese Ontwikkelingssamenwerking
d.d. 7 maart 2019 en uw toezegging dat er vanuit het Africa Trust Fund zeker geen
geld direct naar de Eritrese overheid zou gaan? Het aanleggen van wegen in een land
is toch geen particuliere taak, maar een publieke?
Antwoord 9
Deze investering vanuit het EU-Africa Trust Fund gaat niet naar de Eritrese overheid
maar loopt via de VN-organisatie UNOPS, die de genoemde materialen en uitrusting zal
aanschaffen. De EU financiert met dit project dus geen arbeidskrachten die meewerken
aan de weg.
Vraag 10
Bent u bereid bij de Europese Commissie te pleiten voor opschorting van deze investering,
zolang er geen harde garanties zijn dat de investering niet bijdraagt aan het in stand
houden of bevorderen van dwangarbeid of slavernij? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Nederland steunt de tweesporenbenadering van de EU in Eritrea en steunt dit project,
dat gericht is op regionale economische integratie en het creëren van werkgelegenheid,
waardoor het uiteindelijk eveneens beoogt bij te dragen aan het hervormen van de langdurige
dienstplicht. Uiteraard blijft Nederland de EU-inzet in Eritrea kritisch volgen en
erop toezien dat de gekozen benadering daadwerkelijk leidt tot een serieuze politieke
dialoog over binnenlandse hervormingen en verbetering van de mensenrechten in Eritrea.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.