Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Eijs en Sneller over de berichten ‘Grondspeculant belemmert bouwplannen van gemeenten’, ‘Dubieuze handel in kavels veel omvangrijker dan gedacht en ‘Niemand wil bouwen op versnipperde grond’
Vragen van de leden Van Eijs en Sneller (beiden D66) aan de Ministers van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de berichten «Grondspeculant belemmert bouwplannen van gemeenten», «Dubieuze handel in kavels veel omvangrijker dan gedacht» en «Niemand wil bouwen op versnipperde grond» (ingezonden 19 april 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Financiën (ontvangen 17 mei 2019)
Vraag 1
Bent u bekend met het berichten «Grondspeculant belemmert bouwplannen van gemeenten»1, «Dubieuze handel in kavels veel omvangrijker dan gedacht»2 en «Niemand wil bouwen op versnipperde grond»?3
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In hoeverre herkent u de bevindingen dat minstens twintig gemeenten bouwplannen bemoeilijkt
zien door grondspeculatie?
Antwoord 2
Ik onderken dat speculatie van gronden kan leiden tot vertraging van een project.
Ik kan echter niet beoordelen in hoeverre en in hoeveel gemeenten daadwerkelijk door
grondspeculatie concrete (harde) bouwplannen worden bemoeilijkt. Uit de betreffende
berichten komt een beeld naar voren dat het veelal agrarische gronden betreft waarop
(nog) geen woonbestemming of bedrijfsbestemming in een bestemmingsplan is voorzien
en ook geen concrete plannen bestaan om deze in de nabije toekomst een woon- of bedrijfsbestemming
toe te kennen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het onwenselijk is wanneer gemeenten in hun bouwplannen worden
belemmerd door grondspeculatie?
Antwoord 3
Ik acht het betreurenswaardig als door grote prijsstijgingen van bouwgronden – al
dan niet ten gevolge van grondspeculatie – met name woningbouwplannen geen doorgang
vinden. Als woningbouwplannen worden belemmerd door het meermaals doorverkopen van
de grond uitsluitend met het oogmerk van speculatie en zonder dat dit bijdraagt aan
door een gemeente beoogde woningbouw, is dat mijns inziens geen goede ontwikkeling.
Vraag 4
In hoeverre zijn gemeenten voldoende op de hoogte van de mogelijkheden die de Wet
voorkeursrecht gemeenten (Wvg) biedt? Zo nee, wat kunt u doen om bekendheid hieromtrent
te vergroten? Hebben gemeenten hiermee afdoende instrumentarium om versnippering van
grond tegen te gaan?
Antwoord 4
Ik heb geen signalen ontvangen dat gemeenten onvoldoende bekend zijn met de Wet voorkeursrecht
gemeenten. In het kader van de implementatie van de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet,
waarin het voorkeursrecht is ondergebracht, zal ik volgend jaar het grondeigendomsinstrumentarium
sowieso opnieuw onder de aandacht gaan brengen.
Het voorkeursrecht kan een effectief instrument zijn voor gemeenten. Met het vestigen
van een voorkeursrecht bepaalt een gemeenteraad dat een eigenaar grond die hij wil
verkopen eerst aan de gemeente moet aanbieden, waardoor ongunstige verkaveling of
versnippering van gronden en speculatie met gronden kan worden tegengegaan.
Vraag 5
In hoeverre is er sprake van een lacune in de Wvg, wanneer dergelijke gronden als
landbouwgrond worden aangeboden? Klopt het dat dergelijke gronden niet onder het voorkeursrecht
van gemeenten binnen de Wvg vallen?
Antwoord 5
Een voorkeursrecht kan worden gevestigd op een onroerende zaak die deel uitmaakt van
een locatie waaraan in een structuurvisie of bestemmingsplan een niet-agrarische bestemming
is toegekend en waarvan het gebruik afwijkt van die bestemming. Gedacht kan worden
aan een agrarisch gebied waaraan in een bestemmingsplan de bestemming wonen is toegekend.
Het is dus mogelijk om een voorkeursrecht ook te vestigen op agrarische gronden. Voorwaarde
is wel dat de gemeenteraad in een structuurvisie of bestemmingsplan vooruitlopend
daarop in het besluit tot het vestigen van een voorkeursrecht, een niet-agrarische
bestemming aan de betreffende gronden toekent. De eigenaar mag de betreffende gronden
dan niet aan een derde verkopen, maar moet deze eerst aan de gemeente (provincie of
Staat) aanbieden. Daaraan doet niet af of een eigenaar deze gronden als agrarische
gronden wil aanbieden.
Vraag 6
In hoeverre verandert de hierboven gestelde juridische situatie bij inwerkingtreding
van de Omgevingswet (specifiek aanvullingswet grondeigendom)?
Antwoord 6
In het wetsvoorstel voor de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet is als uitgangpunt
gehanteerd om de reikwijdte van het voorkeursrecht zo min mogelijk te wijzigen. Wel
moet worden opgemerkt dat de term «functie» in de Aanvullingswet een ruimere betekenis
heeft dan het huidige planologische begrip «bestemming» in de Wet voorkeursrecht gemeenten.
Daardoor zou dit tot een beperkte verruiming van de mogelijkheden voor vestiging van
een voorkeursrecht kunnen leiden. De juridische situatie wijzigt verder niet.
Vraag 7
Onderkent u dat speculanten hun bedrijfsmodel zodanig hebben aangepast dat speculatiegrond
niet langer onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) valt? Vindt
u dit een wenselijke ontwikkeling? Zo nee, wat kunt u doen om dergelijke speculatieve
activiteiten wederom onder het toezicht van de AFM te latenvallen?
Antwoord 7
Grond wordt al langer aangeboden als product waarin kan worden belegd. De AFM heeft
consumenten in het verleden meermaals op de risico’s hiervan gewezen. Grond kan een
beleggingsobject zijn zoals bedoeld in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Voor
het aanbieden van een beleggingsobject geldt een vergunningsplicht en er vindt doorlopend
toezicht plaats door de AFM. Het is mij bekend dat er aanbieders van grond zijn die
de aanbieding zodanig structuren dat geen sprake is van een beleggingsobject.
Om te kwalificeren als beleggingsobject dient aan alle elementen van de definitie
van beleggingsobject te worden voldaan. Eén van die elementen is dat «het beheer van
het beleggingsobject hoofdzakelijk moet worden gedaan door een ander dan de verkrijger».
Indien afgesproken wordt dat het beheer wordt gedaan door de verkrijger zelf dan kwalificeert
de aangeboden grond niet als beleggingsobject en valt daarmee buiten het toezicht
van de AFM. Wanneer op papier uitdrukkelijk wordt bepaald dat de consument het beheer
van de zaak uitvoert en de praktijk is hiermee in overeenstemming, verschilt de investering
in grond niet van een investering in overig vastgoed. Het staat de eigenaar van grond
vrij om zijn grond te verpachten, net als dat de eigenaar van een pand dat mag verhuren.
Er is in deze gevallen dan ook geen sprake van een beleggingsobject.
In de beantwoording4 van vragen van de leden Ronnes en Geurts (beiden CDA) heeft de Minister van Financiën
reeds toegelicht dat de AFM en de Autoriteit Consument & Markt (ACM) in gevallen waar
sprake is van oneerlijke handelspraktijken toezicht houden op grond van de wet handhaving
consumentenbescherming (Whc). Een oneerlijke handelspraktijk is bijvoorbeeld het verstrekken
van onjuiste, misleidende of onvolledige informatie. Het toezicht ligt bij de AFM
wanneer sprake is van een financiële dienst of activiteit. Een financiële dienst of
activiteit is bijvoorbeeld het aanbieden van beleggingsobjecten (bijvoorbeeld een
perceel grond). Als geen sprake van is van een financiële dienst of activiteit, is
de ACM bevoegd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het aanbieden van een grondperceel
waarbij de consument het beheer van de zaak zelf uitvoert.
Ten slotte heeft de Minister van Financiën een wetsvoorstel in voorbereiding om de
regels voor beleggingsobjecten aan te scherpen. Naar verwachting zal dit wetsvoorstel
eind 2019 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.
Vraag 8
Kunt u deze vragen binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.