Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Moorlag over het al dan niet invoeren van een CO2-heffing voor de industrie
Vragen van het lid Moorlag (PvdA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het al dan niet invoeren van een CO2-heffing voor de industrie (ingezonden 3 april 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 17 mei 2019).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2485.
Vraag 1
Kent u het bericht «Wiebes aan industrie: die CO2-heffing komt er niet»1 en herinnert u zich de brief van het kabinet met de eerste reactie op de doorrekening
van het ontwerpklimaatakkoord?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u op donderdag 14 maart 2019 met circa 35 vertegenwoordigers van de industrie
gesproken over de beprijzing van de uitstoot van CO2? Zo nee, wat is er dan niet waar aan het in het bericht gestelde?
Antwoord 2
Ik heb op donderdag 14 maart jl. de maatregelen, die het kabinet heeft aangekondigd
in de brief van 13 maart jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 307), toegelicht in een bijeenkomst met industriële bedrijven.
Vraag 3, 4
Heeft u tijdens dit gesprek gezegd dat u geen generieke CO2-heffing zult invoeren? Zo nee, wat heeft u over dit onderwerp, in exacte bewoordingen,
dan wel gezegd?
Is er een transcript van de bijeenkomst dan wel een spreektekst van uw bijdrage? Zo
ja, wilt u deze aan de Kamer verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3, 4
Ik heb tijdens deze bijeenkomst de maatregelen uit de brief van 13 maart jl. (Kamerstuk
32 813, nr. 307) toegelicht. In deze brief kondigt het kabinet een verstandige en objectieve CO2-heffing aan om te zorgen dat bedrijven hun CO2-uitstoot daadwerkelijk terugdringen op een zodanige wijze dat we voorkomen dat bedrijven
naar het buitenland vertrekken. Bij de uitwerking worden ETS-benchmarks betrokken.
De opbrengst van de CO2-heffing zal worden gebruikt om de industrie te vergroenen. Noch ik, noch de betrokken
medewerkers beschikken over een verslag van deze bijeenkomst. Ik heb het verzoek van
uw Kamer om een eventueel verslag van de bijeenkomst ter beschikking te stellen aan
VNO-NCW overgebracht. Mocht VNO-NCW bereid zijn om een eventueel verslag beschikbaar
te stellen, dan zal ik het in het kader van de toezegging aan de Eerste Kamer naar
aanleiding van de motie Van Hattem cs. na vaststelling van een Klimaatakkoord openbaar
maken samen met de verslagen van de klimaattafels en het klimaatberaad (Kamerstuk
34 902, nr. H).
Vraag 5
Op wiens initiatief is de bijeenkomst in de Malietoren, waar u op 14 maart 2019 aan
heeft deelgenomen, georganiseerd?
Antwoord 5
Het betrof een reguliere bijeenkomst van VNO-NCW met vertegenwoordigers van bedrijven
die vallen onder het Europese emissiehandelsysteem.
Vraag 6
Waarom heeft u vertegenwoordigers van het bedrijfsleven wel informatie dan wel een
toelichting verstrekt op uw brief van 13 maart 2019 met betrekking tot de CO2-heffing en waarom heeft u dit niet aan de Kamer en breder aan de samenleving verstrekt?
Antwoord 6
Het kabinet heeft uw Kamer op 13 maart jl. geïnformeerd over de eerste reactie van
het kabinet op de doorrekeningen van het CPB en het PBL van het ontwerpKlimaatakkoord
(Kamerstuk 32 813, nr. 307). Vervolgens heeft het kabinet hierover op 14 maart jl. met uw Kamer gedebatteerd.
Daarnaast heb ik na 13 maart in verschillende gesprekken en overleggen betrokken organisaties,
waaronder NGO’s en vakbonden, een toelichting gegeven op de brief en de maatregelen
die het kabinet daarin aankondigt.
Vraag 7
Deelt u de mening dat uit hetgeen u volgens het bericht over de C02-heffing heeft
gezegd de indruk kan onstaan dat u er op uit bent het bedrijfsleven te ontzien als
het gaat om het uitvoeren van klimaatmaatregelen? Zo ja, deelt u de mening dat er
dus helemaal geen sprake van daadwerkelijk bijgesteld klimaatbeleid zal zijn? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 7
Nee die mening deel ik niet. Het kabinet heeft aangekondigd dat er een verstandige
en objectieve CO2-heffing komt die er aan bijdraagt dat de opgave voor de industrie wordt gerealiseerd.
Vraag 8
Is het feit dat u na de doorrekening van het ontwerp klimaatakkoord afzag van de voorgenomen
bonus-malusregeling en voor een CO2-heffing als vervanger zei te kiezen, niet meer dan een cosmetische operatie waarbij
geen sprake is van een effectievere en eerlijkere manier van CO2-beprijzing? Zo nee, waar blijkt het tegendeel uit?
Antwoord 8
Nee. Het PBL heeft het bonus/malus-systeem onvoldoende effectief bevonden. Het kabinet
kiest daarom voor een verstandige en objectieve heffing in plaats van een boete gebaseerd
op ingediende CO2-reductieplannen.
Vraag 9
Deelt u de mening dat de naar aanleiding van de vanwege de doorrekening van het ontwerp
van het klimaatakkoord bijgestelde plannen de genoemde vijf nieuwe elementen in samenhang
met de overige plannen doorgerekend zouden moeten worden? Zo ja, op welke termijn
verwacht u de uitkomsten daarvan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het kabinet zal bij de aanbieding van het Klimaatakkoord aan uw Kamer, de Kamer informeren
over de manier en het moment waarop zal worden vastgesteld of de doelen worden gehaald.
Ook zal ik daarbij aandacht besteden aan een beoordeling van een CO2-heffing.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.