Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Nijboer over het Scandinavische duale stelsel voor het belasten van directeur-grootaandeelhouders (dga’s)
Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Staatssecretaris van Financiën over het Scandinavische duale stelsel voor het belasten van Directeurgroot-aandeelhouders (DGA’s) (ingezonden 12 april 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Snel (Financiën) (ontvangen 15 mei 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Scandinavisch belastingmodel voorkomt excessief lenen
van eigen bv»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3, 4, 5
Bent u bekend met het Scandinavische model voor het belasten van ondernemers met een
duaal stelsel, waarbij er een forfaitaire winst wordt toegekend aan vermogen, en de
overwinst wordt belast als inkomen uit arbeid? Kunt u uiteenzetten hoe dit stelsel
werkt?
Is het niet eenvoudiger en rechtvaardiger om te werken met een vast rendement op het
vermogen, omdat dit eenvoudiger vast te stellen is dan een «gebruikelijk loon», en
tevens minder mogelijkheden biedt tot belastingontwijking en ander fiscaal trapezewerk?
Op welke wijze zou een forfaitair rendement op het vermogen in een onderneming vastgesteld
kunnen worden? Wat vindt u van de suggestie om aan te sluiten bij de som van de rente
op middellange staatsobligaties plus een risicopremie? Wat zijn andere modellen? Welke
worden in Scandinavische landen toegepast?
Onderkent u het probleem van uitstel en afstel van belastingbetaling door DGA’s? Is
het niet beter dit probleem bij de kern aan te pakken met een nieuw stelsel dan met
pleisters proberen de grootste gaten af te plakken? Wordt het stelsel daarmee bovendien
niet te complex?
Antwoord 2, 3, 4, 5
Een duaal belastingstelsel is een stelsel dat kapitaalinkomen en arbeidsinkomen apart
belast. Het uitgangspunt voor dit stelsel is dat het werkelijke rendement (inkomen)
op alle vermogen (kapitaal) op dezelfde manier wordt belast, dat wil zeggen ongeacht
of er sprake is van rente, dividend, vermogenswinst, huurinkomsten, et cetera. Kapitaalinkomen
wordt daarbij in beginsel tegen een (relatief laag) uniform tarief belast en arbeidsinkomen
tegen een (hoger) progressief tarief. De kosten die samenhangen met deze vermogensbestanddelen
(zoals ook rentelasten van leningen) zijn aftrekbaar.
In een aantal Scandinavische landen geldt een duaal belastingstelsel. Bij de samenloop
van kapitaalinkomen en arbeidsinkomen is het ingewikkeld om het onderscheid tussen
kapitaalinkomen en arbeidsinkomen te maken. Het is namelijk niet mogelijk om exact
vast te stellen welk deel van het inkomen als rendement op het kapitaal tot stand
komt en welk deel van het inkomen voortvloeit uit arbeidsprestaties. Omdat kapitaalinkomen
in dit stelsel lager belast wordt dan arbeidsinkomen is er vanuit fiscaal perspectief
voor de ondernemer een prikkel om zoveel mogelijk inkomen tot het kapitaalinkomen
te laten rekenen. Om het onderscheid te maken wordt in het Scandinavische model het
kapitaalinkomen fictief vastgesteld en het overige inkomen tot het arbeidsinkomen
gerekend. Er kan echter niet worden gesproken van één duaal stelsel: landen maken
verschillende keuzes en ook is gedurende de tijd het stelsel in deze landen aangepast.
Sommige landen nemen het risicovrije rendement als uitgangspunt voor de vaststelling
van inkomen uit kapitaal, terwijl andere landen een hoger forfaitair rendement hanteren.
Ook gaan landen verschillend om met passief en actief aandeelhouderschap.
Ook binnen het huidige Nederlandse belastingstelsel komt de samenloop van kapitaalinkomen
en arbeidsinkomen met name aan de orde bij de directeur-grootaandeelhouder (dga).
De dga wordt betrokken in een vermogenswinstbelasting (box 2 van de inkomstenbelasting),
maar moet tevens een al dan niet fictieve (en progressief belaste) arbeidsbeloning
in aanmerking nemen. Nederland heeft om onderscheid te maken tussen kapitaalinkomen
en arbeidsinkomen een (wettelijk) systeem waarbij het arbeidsinkomen van een dga –
als ondergrens – fictief wordt vastgesteld door middel van de gebruikelijkloonregeling
en het niet als (fictief of feitelijk genoten) arbeidsinkomen in aanmerking genomen
overige inkomen als kapitaalinkomen wordt gezien. Een nadeel van het in het algemeen
lager belasten van kapitaalinkomen in verhouding tot arbeidsinkomen is dat de dga
een fiscale prikkel kan hebben om zijn (hoger belaste) arbeidsinkomen om te zetten
in (lager belast) kapitaalinkomen. Binnen het huidige Nederlandse belastingstelsel
hebben dga’s een fiscale prikkel om hun gebruikelijk loon zo laag mogelijk vast te
stellen. Bovendien hebben dga’s momenteel de mogelijkheid om belastingheffing (in
box 2) langdurig uit te stellen. De vraag of wijzigingen in het stelsel, al dan niet
gebaseerd op stelsels in het buitenland, tot een verbetering kunnen leiden is onderwerp
van onderzoek binnen het bouwstenentraject.
Vraag 6, 7
Bent u bereid om te onderzoeken hoe een dergelijk stelsel ook voor Nederland vormgegeven
zou kunnen worden, voortbordurend op het werk van de commissie Van Dijkhuizen?
Bent u bereid deze variant voor het belasten van ondernemers mee te nemen in de bouwstenen
voor een nieuw belastingstelsel? Wanneer verwacht u deze «bouwstenen» afgerond te
hebben en naar de Kamer te kunnen sturen?
Antwoord 6, 7
In mijn brief van 15 april jongstleden heb ik aangegeven dat het mijn doel is om begin
2020 concrete bouwstenen en voorstellen voor verbeteringen en vereenvoudigingen van
het belastingstelsel op te leveren, waarbij knelpunten worden geduid en perspectief
op oplossingen wordt geboden. Het onderzoek moet uiteindelijke leiden tot beleidsopties
binnen het huidige stelsel, maar er zal ook gekeken worden naar hervormingen die de
huidige boxenstructuur overstijgen. Ook het invoeren van een duaal stelsel zal in
dat kader worden onderzocht. Om de knelpunten ten aanzien van de hiervoor beschreven
fiscaal gedreven keuzes te achterhalen, start een onderzoek naar de wijze waarop kapitaalinkomen
van de dga wordt belast. Er zal worden onderzocht hoe bij de dga kapitaalinkomen en
arbeidsinkomen relatief ten opzichte van elkaar worden belast en of hier verbeteringen
mogelijk zijn. Daarbij zal ook gekeken worden naar ervaringen in andere landen, waaronder
de Scandinavische landen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.