Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over ook omgekeerde bewijslast mijnbouwschade in Drenthe
Vragen van lid Beckerman (SP) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over ook omgekeerde bewijslast mijnbouwschade in Drenthe (ingezonden 27 maart 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 15 mei 2019).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2378.
Vraag 1, 2
Kent u het advies van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) om omgekeerde bewijslast
overal in Nederland te regelen en niet alleen in Groningen?1 Wat is daarop uw reactie?
Kunt u zich vinden in het advies van de Tcbb dat voor alle gevallen van mijnbouwschade
in Nederland geldt dat bewijs van de oorzaak niet bij inwoners moet liggen? Gaat u
dit advies overnemen? Zo ja, hoe en wanneer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1, 2
Ik ken dit advies dat op mijn verzoek is opgesteld door de Tcbb. Ik heb dit Tcbb-advies
bij brief van 2 april 2019 aan uw Kamer doen toekomen en daarbij aangegeven nog voor
de zomer van 2019 te willen komen met een appreciatie hiervan. Ik zal daarbij ook
ingaan op de vraag bij wie de bewijslast ligt voor het aantonen van het oorzakelijk
verband tussen de gebouwschade en de mijnbouwactiviteit, en op de wijze waarop het
oorzakelijk verband dient te worden aangetoond.
Vraag 3
Begrijpt u de verwarring in Noord-Drenthe, waar niet duidelijk is of de scheur in
een pand veroorzaakt wordt door een Groningse of Drentse aardbeving als gevolg van
gaswinning?
Antwoord 3
Ik begrijp dat het voor burgers in Noord-Drenthe onduidelijk kan zijn of de scheur
in een pand is veroorzaakt door een Groningse of Drentse aardbeving als gevolg van
gaswinning. Aangezien vanwege de ernstige aardbevingsproblematiek in Groningen is
besloten tot diverse uitzonderlijke en vergaande regelingen, zoals de toepassing van
het wettelijk bewijsvermoeden, is het verstandig om in geval van twijfel de schadeclaim
in te dienen bij het Groningse loket. Mocht tijdens de behandeling worden vastgesteld
dat de relatie met de gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag Norg er niet
of slechts deels is, dan dient deze schadeclaim verder te worden afgehandeld door
de betreffende mijnbouwonderneming en de Tcbb. In de toekomst zal deze afhandeling
onafhankelijk van de mijnbouwonderneming gaan plaatsvinden, door de Commissie Mijnbouwschade.
Vraag 4
Deelt u de mening dat verwarring over locatie van aardbevingen als oorzaak van scheuren
even verwarrend is als wanneer scheuren nu door gas- of zoutbevingen ontstaan zijn?
Antwoord 4
Het ontwarren van een eventuele onduidelijkheid over de locatie van een schadeveroorzakende
beving dan wel over de specifiek verantwoordelijke mijnbouwactiviteit, is onderdeel
van de opdracht van de bevoegde instantie voor de behandeling van de schadeclaim.
Een burger die mijnbouwschade vermoedt, hoeft de specifieke schadeoorzaak niet concreet
te kunnen duiden.
Vraag 5
Hoe ver staat het met de instelling van de Commissie Mijnbouwschade? Is er ook sprake
van een centraal landelijk meldpunt?
Antwoord 5
Alvorens de Commissie Mijnbouwschade is ingesteld, dient de Mijnbouwwet gewijzigd
te worden. Ik verwacht het wetsvoorstel daartoe dit najaar in consultatie te kunnen
brengen. In mijn appreciatie van het Tcbb-advies (zoals genoemd in het antwoord op
de vragen 1 en 2) zal ik nader ingaan op het tijdpad van dit wetsvoorstel.
Vraag 6
Bent u naar aanleiding van de met algemene stemmen aangenomen motie in de gemeenteraad
van Veendam van 25 maart 2019 bereid om nogmaals te kijken naar één instantie voor
alle mijnbouwactiviteiten waarbij dan de omgekeerde bewijslast leidend is? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6
In mijn appreciatie van het Tcbb-advies, zoals genoemd in het antwoord op de vragen
1 en 2, zal ik ook ingaan op de bevoegde instantie voor de afhandeling van mijnbouwschade
en de toepassing van het wettelijk bewijsvermoeden.
Vraag 7
Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat omwonenden beter betrokken worden bij mijnbouwactiviteiten?
Antwoord 7
Zoals uiteengezet in mijn brief van 21 december 2018 (Kamerstuk 32 849, nr. 156) zet ik mij nadrukkelijk in voor een betere communicatie met gemeenten waarin mijnbouw
aan de orde is en met omwonenden van mijnbouwactiviteiten. Ik doe dit op dit moment
onder andere voor de aangepaste monitoringspraktijk voor het vaststellen van eventuele
gebouwschade, en voor de landelijke aanpak voor de afhandeling van mijnbouwschade.
Maar ook voor andere thema’s zet ik mij, op eigen initiatief of in reactie op een
verzoek van een gemeente, graag in om waar mogelijk tegemoet te komen aan de informatiebehoefte
van omwonenden van een mijnbouwactiviteit.
Vraag 8
Welke maatregelen treft u om omwonenden eerlijk te informeren over risico’s? Op welke
termijn treft u deze maatregelen?
Antwoord 8
Het goed informeren van omwonenden over risico’s die gemoeid zijn met een mijnbouwactiviteit
is een speerpunt van het mijnbouwbeleid. De afgelopen jaren zijn ook al diverse verbeteringen
doorgevoerd, zoals het standaard opnemen van een seismische risicoanalyse in nieuwe
winningsplannen en het inwinnen van adviezen hierover bij decentrale overheden. Het
gesprek met omwonenden en decentrale overheden over verdere verbeteringen in deze
aanpak is een blijvend punt van aandacht, waarbij het vaak gaat om maatwerkoplossingen.
Een voorbeeld hiervan is de op 18 maart 2019 in Harlingen door de lokaal betrokken
partijen ondertekende Samenwerkingsovereenkomst rond de zoutwinning onder de Waddenzee.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.