Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Buitenweg, Diks en Van Ojik over het bericht 'AIVD en MI5 gestopt met samenwerking met Oostenrijkse diensten'
Vragen van de leden Buitenweg, Diks en Van Ojik (allen GroenLinks) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Defensie en van Buitenlandse Zaken over het bericht «AIVD en MI5 gestopt met samenwerking met Oostenrijkse diensten» (ingezonden 15 april 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie (ontvangen 15 mei 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «AIVD en MI5 gestopt met samenwerking met Oostenrijkse diensten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat de AIVD is gestopt met het delen van alle informatie met de Oostenrijkse
binnenlandse veiligheidsdienst BVT? Zo nee, begrijpt u de bezorgdheid in de Kamer
en in de samenleving over de inhoud van deze berichtgeving? Hoe is de huidige stand
van zaken in de samenwerking tussen beide diensten?
Antwoord 2
Conform art. 88 lid 2 Wiv 2017 dienen de AIVD en de MIVD voorafgaand aan het aangaan
van een samenwerkingsrelatie met een buitenlandse dienst vast te stellen of de eventuele
samenwerking tot risico’s kan leiden. Deze risicoinschatting wordt uitgevoerd in de
vorm van een weging, op basis van de vijf samenwerkingscriteria2 die in art. 88 lid 3 Wiv 2017 zijn beschreven. Op basis van deze weging wordt de
aard en intensiteit van de samenwerkingsrelatie met de buitenlandse dienst bepaald.
Het belang van samenwerking met een buitenlandse dienst wordt gewogen tegen de mogelijke
risico’s die op basis van de weging zijn geconstateerd. Welke mate van risico acceptabel
is, hangt onder meer af van het nationale veiligheidsbelang dat wordt gediend met
de samenwerking en de mogelijkheden die bestaan om risico’s te mitigeren. De constatering
dat samenwerking met een buitenlandse dienst gepaard kan gaan met risico’s, betekent
dus niet dat samenwerking in bi-of multilateraal verband is uitgesloten.
Wegingsnotities zijn geen statische documenten. Artikel 88 lid 5 Wiv 2017 stelt dat,
als omstandigheden daartoe aanleiding geven, de aard en intensiteit van de samenwerkingsrelatie
met een buitenlandse dienst opnieuw moet worden gewogen. Zowel positieve als negatieve
ontwikkelingen rondom een buitenlandse dienst of het desbetreffende land kunnen aanleiding
geven tot een herziening van de wegingsnotitie. De AIVD en MIVD dragen zorg voor het
monitoren van dergelijke ontwikkelingen.
De AIVD en MIVD doen in het openbaar geen uitspraken over de precieze invulling van
de samenwerking met inlichtingen- of veiligheidsdiensten (hierna: buitenlandse diensten).
Vraag 3
Is de samenwerking tussen de MIVD en de Oostenrijkse militaire inlichtingendienst
ook veranderd? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Zie antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Wat betekenen deze ontwikkelingen voor andere samenwerkingsverbanden met Oostenrijk,
ook in EU-verband?
Antwoord 4
De bilaterale relatie tussen Nederland en Oostenrijk is onverminderd goed. Ook in
EU-verband is de samenwerking uitstekend.
Vraag 5
Is het waar dat de BVT al sinds november 2018 niet meer meedoet aan de Club van Bern,
een informeel forum voor het delen van inlichtingen tussen de 28 EU-lidstaten, Noorwegen
en Zwitserland? Zo ja, wat is de reden hiervoor? Gaat het om een vrijwillige terugtrekking
of is de BVT eruit gezet? Kan de Oostenrijkse dienst zomaar weer terug aan tafel komen
bij de Club van Bern of kan een andere deelnemer dat, vanwege zorgen over bijvoorbeeld
de banden met Rusland, beletten? Wie bepaalt of een dienst nog lid kan zijn van de
Club van Bern?
Antwoord 5
Zie antwoord op vraag 2.
Vraag 6
Hebben de zorgen van de AIVD over de BVT ook gevolgen voor deelname van de Oostenrijkse
veiligheidsdienst aan de Counter Terrorism Group (CTG)? Betekent de terugtrekking
van de BVT uit de Club van Bern dat zij ook automatisch niet langer deel uitmaakt
van de CTG?
Antwoord 6
Zie antwoord op vraag 2.
Vraag 7
Hebben de zorgen van de AIVD (en MIVD) over de BVT (en de Oostenrijkse militaire inlichtingendienst)
ook gevolgen voor militaire samenwerking met Oostenrijk, bijvoorbeeld in The Permanent
Structured Cooperation in the area of security and defence policy (PESCO) of de EU-Battlegroups,
waar volgens het stand-by-rooster Nederland in de tweede helft van 2020 de «German-Czech-Austrian»
Battlegroup zal vormen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
In algemene zin kan worden gesteld dat de bilaterale defensiesamenwerking tussen Nederland
en Oostenrijk zich tot niches beperkt, zoals trainingen in bergachtig gebied en ontwikkeling
van doctrines en standaardisatie op het gebied van bergtrainingen. In het kader van
Permanent gestructureerde samenwerking (PESCO) nemen Nederland en Oostenrijk aan twee
van de in totaal 34 projecten beiden deel. Dat betreffen de projecten Militaire Mobiliteit
en Competentiecentrum voor opleidingsmissies van de Europese Unie. Zowel de bilaterale
samenwerking als de samenwerking in PESCO-verband wordt op de huidige wijze gecontinueerd.
Duitsland leidt als Framework Nation de EU Battlegroup in de tweede helft van 2020
en daar werkt Nederland mee samen. Zowel Nederland als Oostenrijk leveren op de aanvraag
van Duitsland eenheden. Nederland ziet geen gevolgen voor de samenwerking met de EU
Battlegroup.
Vraag 8
Bestaan er ook zorgen over de inlichtingendiensten van andere EU-lidstaten? Zo ja,
welke diensten betreft dit en wat betekent dat concreet voor de samenwerking?
Antwoord 8
Zie antwoord op vraag 2.
Vraag 9
Wat betekent het wanneer onze diensten de samenwerking met een partnerdienst in de
EU (deels) opzeggen omdat een bondgenoot nauwe banden onderhoudt met (politieke partijen
in) landen waarmee de relatie onder druk staat? En wat zijn in zo’n geval de gevolgen
voor bijvoorbeeld de Europese samenwerking in de Counter Terrorism Group?
Antwoord 9
Zie de antwoorden op vraag 2.
Vraag 10
Deelt u de mening dat het feit dat, wanneer politieke partijen in een Europese partnerland
nauwe banden onderhouden met (politieke partijen in) landen waarmee de relatie onder
druk staat, zo’n land niet de juiste plek zou zijn om het satellietgrondstation, dat
nu in Burum staat, naartoe te verplaatsen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
De ministeries van Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn de mogelijkheden
van verplaatsing van een deel van de activiteiten die in Burum worden uitgevoerd aan
het onderzoeken. Daarbij worden vanzelfsprekend ook de risico’s voor de nationale
veiligheid en geopolitieke en juridische implicaties meegenomen.
Vraag 11
Erkent u de realiteit dat ook een land waar op dit moment van wordt uitgegaan dat
dit land een betrouwbare partner is, op korte termijn nauwe banden kan aangaan met
(politieke partijen in) landen waarmee de relatie onder druk staat? Hoe wordt een
veilige Nederlandse informatiepositie in zo’n geval gegarandeerd? Wordt bij de keuze
van het verplaatsen van het satellietgrondstation in Burum dit aspect nadrukkelijk
meegewogen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Zie antwoord op vraag 10.
Vraag 12
Deelt u de zorgen over de nauwe banden tussen een regeringspartij in Oostenrijk en
de grootste partij in de Russische Federatie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Oostenrijk heeft een democratisch gekozen regering. Het is niet aan de Nederlandse
regering om zich te mengen in de contacten die een Oostenrijk regeringspartij onderhoudt
met derde landen.
Vraag 13
Zijn er nog andere politieke of diplomatieke gevolgen van het feit dat een Oostenrijkse
regeringspartij nauwe banden onderhoudt met (een politieke partij in) de Russische
Federatie? Zo ja, welke? Zo nee, hoe wordt gegarandeerd dat er geen gevoelige (diplomatieke)
informatie via Oostenrijk gedeeld wordt met (politieke partijen in) de Russische Federatie?
Antwoord 13
Ook Nederland onderhoudt bilaterale contacten met Russische Federatie. Zie verder
het antwoord op vraag 12.
Vraag 14
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Antwoord 14
Ja.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kuiken (PvdA),
ingezonden 11 april 2019 (vraagnummer 2019Z07466).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.