Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lodders over het bericht ‘Belastingdienst eist tienduizenden euro’s van matrozen’
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Belastingdienst eist tienduizenden euro’s van matrozen» (ingezonden 20 februari 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Snel (Financiën), mede namens de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 14 mei 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 2315.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van EenVandaag; «Belastingdienst eist tienduizenden
euro’s van matrozen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Hoe controleert de Belastingdienst of werknemers van buitenlandse werkgevers het meeste
van hun werkzaamheden uitvoeren in Nederland?
Zijn er meer voorbeelden bekend van buitenlandse werkgevers die de sociale premies
wel moeten afdragen aan de Nederlandse fiscus maar dit niet doen? Zo ja, welke?
Antwoord 2, 3
Binnen de Europese Unie en meer in het bijzonder tussen de Rijnstaten zijn afspraken
gemaakt over de coördinatie van de sociale zekerheid waardoor in principe het sociaalzekerheidsstelsel
van één lidstaat van toepassing is op personen die van hun recht op vrij verkeer gebruikmaken.
Zo is duidelijk in welk land zij verzekerd zijn voor de sociale zekerheid en onder
welke voorwaarden. Hiermee wordt voorkomen dat werknemers niet verzekerd zijn of dubbel
verzekerd zijn en in meerdere landen premies afdragen en uitkeringen ontvangen.
Om te kunnen bepalen waar een rijnvarende sociaal verzekerd is, is van belang op welk
binnenvaartschip de werkzaamheden worden verricht, wie het binnenvaartschip exploiteert
waarop de rijnvarende werkt en in welk land de exploitant feitelijk is gevestigd.
De rijnvarende is op grond van de Rijnvarendenovereenkomst2 sociaal verzekerd in het land waar de exploitant is gevestigd, wanneer het een exploitant
betreft in één van de Rijnstaten. Deze regel gold ook onder de voorganger van de Rijnvarendenovereenkomst,
het Rijnvarendenverdrag3.
Het criterium van substantieel arbeid verrichten in de woonstaat4 – waar in vraag 2 naar wordt gevraagd – is in deze gevallen niet aan de orde.
De berichtgeving vraagt aandacht voor in Nederland woonachtige rijnvarenden die werkzaam
waren op binnenvaartschepen waarvan de exploitant feitelijk in Nederland is gevestigd.
Zij waren daarom sociaal verzekerd in Nederland, waardoor zij niet alleen premies
verschuldigd zijn, maar ook tijdvakken voor de AOW opbouwden zodat daarvoor AOW-pensioen
zal worden betaald.
Er zijn voorbeelden van buitenlandse werkgevers die sociale premies in Nederland moeten
afdragen maar dit niet doen. Bijvoorbeeld doordat ze, met een schijnconstructie, zich
vestigen in een ander land, dat een voordelig premieregime kent, zoals Luxemburg.
De werkgever betaalt minder premie en de werknemers wordt een hoger nettoloon in het
vooruitzicht gesteld. Dit soort schijnconstructies, die overigens niet beperkt zijn
tot de binnenvaart, zijn bekend. Om dit soort constructies tegen te gaan zet de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in op goed handhaafbare Europese regelgeving
en betere (internationale) handhaving.5 Ook de Belastingdienst is bekend met grensoverschrijdende schijnconstructies en bestrijdt
deze.6
Vanwege de geheimhoudingsplicht kan niet worden ingegaan op individuele belastingplichtigen.
Vraag 4
Heeft de Belastingdienst buitenlandse werkgevers met werknemers die veel werkzaamheden
uitvoeren in Nederland in 2010 actief benaderd over de wetswijziging? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, op welke manier? En acht u deze manier achteraf voldoende?
Antwoord 4
De inwerkingtreding van de Verordening (EG) nr. 883/2004 had door het sluiten van
de Rijnvarendenovereenkomst geen gevolgen voor de socialezekerheidspositie van rijnvarenden
die werkten via Luxemburgse ondernemingen. Deze rijnvarenden zijn op grond van de
regelingen ongewijzigd onderworpen aan de socialezekerheidswetgeving van het land
waar de exploitant feitelijk is gevestigd.
De rijnvarenden en hun werkgevers zijn door de Belastingdienst in Nederland niet individueel
geïnformeerd over de inwerkingtreding van de Verordening (EG) nr. 883/2004. Over de
inwerkingtreding van deze Europese coördinatieverordening voor de sociale zekerheid
is in algemene zin via meerdere kanalen gecommuniceerd. Dit geldt eveneens voor de
Rijnvarendenovereenkomst. Op verschillende sites, waaronder die van de Belastingdienst,
is hieraan aandacht besteed.
De Nederlandse sociale partners in de binnenvaart hebben de afgelopen jaren actief
bijgedragen aan de informatieverstrekking aan de beroepssector over de geldende regelgeving.
Ik roep hen op om te blijven bijdragen aan de kennis van Nederlandse rijnvarenden
op dit vlak om schijnconstructies en eventueel misbruik van de regels te voorkomen
en te wijzen op de mogelijke consequenties daarvan.
Vraag 5
Hadden de Rijnvaarders (en eventuele andere werknemers) kunnen weten dat hun buitenlandse
werkgever zich niet hield aan de sinds 2010 geldende regelgeving? Zo ja, hoe? Zo nee,
wat valt deze groep dan te verwijten waardoor ze wel nogmaals een bedrag aan sociale
premies moeten betalen inclusief een in rekening gebrachte rente?
Antwoord 5
Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, is de verzekeringspositie van de rijnvarenden
in 2010 door de inwerkingtreding van de Rijnvarendenovereenkomst niet gewijzigd. Het
is te betreuren dat de werkgevers van rijnvarenden desondanks inhouding van premies
in Luxemburg hebben voortgezet.
Rijnvarenden die in hun aangifte inkomstenbelasting om vrijstelling voor de premie
volksverzekeringen verzoeken met als reden dat zij in het buitenland verzekerd zijn,
zijn persoonlijk benaderd. In reactie op het verzoek in de aangifte stuurt de Belastingdienst
telkens een brief waarin duidelijk wordt aangegeven dat de betreffende rijnvarende
in Nederland voor de volksverzekeringen verzekerd is en in Nederland daarvoor premie
moet betalen.
Vraag 6, 7
Waarom moeten Nederlandse Rijnvaarders, die keurig hun sociale premies hebben betaald
aan hun toenmalig werkgever, door de naheffing van de Nederlandse Belastingdienst
nu twee keer dezelfde sociale premies betalen? Heeft de Nederlandse fiscus over deze
grote groep gedupeerden al contact gehad met de Luxemburgse fiscus? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, wat waren de uitkomsten van deze gesprekken?
Herkent u zich in het gevoel van onrechtvaardigheid van de Rijnvaarders die netjes
hun sociale premies afdroegen aan de werkgever en nu met terugwerkende kracht nogmaals
diezelfde sociale premies sinds 2010 moeten betalen omdat de werkgever kwalijk is
omgegaan met het afbetalen van deze sociale premies? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zijn
er mogelijke oplossingen om deze onrechtvaardigheid weg te nemen?
Antwoord 6, 7
Ik begrijp de impact die deze situatie heeft op de betrokkenen en betreur uiteraard
de negatieve gevolgen die dit kan hebben voor hun persoonlijke omstandigheden.
De rijnvarenden zijn door de Belastingdienst door middel van brieven persoonlijk geïnformeerd
over hun socialezekerheidspositie. Daarbij is aangegeven dat in Nederland premies
moesten worden betaald.
De aanwijsregels op basis van het Rijnvarendenverdrag of de Verordening (EG) nr. 883/2004
bepalen welke wetgeving van toepassing is en in welk land rijnvarenden als gevolg
daarvan sociaal verzekerd zijn en socialezekerheidspremies verschuldigd zijn.
Vaste jurisprudentie7 laat zien dat Nederland in de in de berichtgeving aangehaalde gevallen premie volksverzekeringen
dient te heffen.
Voor zover door de werkgever ten onrechte sociale zekerheidspremies zijn ingehouden
en afgedragen in Luxemburg, hebben de rijnvarenden de mogelijkheid in Luxemburg een
verzoek in te dienen om teruggave van ten onrechte betaalde premies. Of, en zo ja,
onder welke voorwaarden een dergelijk verzoek wordt gehonoreerd, is afhankelijk van
het Luxemburgse recht.
Hierbij geldt dat ik het onwenselijk vind als het terugvorderen van onverschuldigd
betaalde premies bij de afhandeling op problemen stuit. Hoewel Nederland geen partij
is bij deze verzoeken, zal ik met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
die verantwoordelijk is voor de vaststelling van de verzekeringsplicht, de signalen
hierover actief en op korte termijn bij de autoriteiten in Luxemburg onder de aandacht
brengen.
Ik heb daarnaast bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geïnformeerd
naar eventuele andere mogelijkheden die de rijnvarenden hebben. De Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid heeft mij meegedeeld dat er in uitzonderingsgevallen een
mogelijkheid is voor het indienen van een zogenaamd «verzoek tot regularisatie» indien
afgedragen is in het verkeerde land.
De Sociale Verzekeringsbank, die verantwoordelijk is voor de afhandeling van deze
verzoeken, heeft hierover het volgende meegedeeld:
Op grond van het Rijnvarendenverdrag en Verordening (EG) nr. 883/2004 kunnen de betrokken
staten in onderling overleg overeenkomen om in het belang van een werknemer bij wijze
van uitzondering een andere wetgeving aan te wijzen dan die eigenlijk van toepassing
was. Dat heeft dan niet alleen gevolgen voor de afdracht van premies, maar ook voor
de opbouw van tijdvakken voor de AOW zodat daarvoor AOW-pensioen zal worden betaald.
De SVB beoordeelt deze verzoeken individueel. In het verleden zijn individuele verzoeken
tot regularisatie, ook van rijnvarenden, gehonoreerd, indien zij aan de daarvoor gestelde
criteria voldeden.
Op grond van vast beleid wijst de SVB verzoeken in beginsel af vanaf het moment dat
duidelijk is dat de betreffende werknemer wist of kon vermoeden dat de Nederlandse
wetgeving ten onrechte niet is toegepast. Hiervan is in ieder geval sprake, wanneer
de werknemer door de SVB of de Belastingdienst is geïnformeerd dat hij in Nederland
verzekerd was en de afdracht van premies in Luxemburg daarna desondanks is voortgezet.
Wat betreft het betalen van premies in Nederland wijs ik erop dat een rijnvarende
die in Nederland verschuldigde premies volksverzekeringen niet of niet tijdig kan
betalen, op verzoek uitstel van betaling of een betalingsregeling kan krijgen. De
Belastingdienst kent een regeling waarbij telefonisch kan worden gevraagd om uitstel
van betaling gedurende 4 maanden. Voldoet iemand niet aan de voorwaarden voor 4 maanden
uitstel of is langer de tijd nodig dan kan – onder voorwaarden – telefonisch een betalingsregeling
worden aangevraagd voor maximaal 12 maanden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om
via een formulier op de site van de Belastingdienst een betalingsregeling aan te vragen.
De voorwaarden rondom deze mogelijkheden zijn gepubliceerd op de site van de Belastingdienst.
Vraag 8
Wilt u de vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 8
De vragen zijn zoveel mogelijk één voor één beantwoord, tenzij de onderlinge verbondenheid
daar aan in de weg stond. Om uw vragen zorgvuldig te beantwoorden was tijd nodig voor
de benodigde afstemming tussen de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en Financiën en de Belastingdienst en de SVB. De vragen zijn helaas niet binnen de
aangegeven tijd beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.