Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bergkamp over hoe de Pauselijke Geheimhoudingsplicht seksueel misbruik in de Rooms Katholieke Kerk mogelijk in de hand werkt
Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over hoe de Pauselijke Geheimhoudingsplicht seksueel misbruik in de Rooms Katholieke Kerk mogelijk in de hand werkt (ingezonden 9 april 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 14 mei 2019). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2515.
Vraag 1
Herinnert u zich dat u op de eerder gestelde vraag of de «Crimen sollicitationis»
nog van kracht is, heeft geantwoord dat deze instructie sinds 2001 niet meer van kracht
is?1
Antwoord 1
Ja. Zoals ik in de beantwoording op uw eerdere Kamervragen (Aanhangsel van de Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 209) heb aangegeven is de instructie «Crimen sollicitationis» sinds 30 april 2001 niet
meer van kracht.
Vraag 2, 3, 4
Bent u bekend met het feit dat in 2001 onder alle bisschoppen van de Rooms Katholieke
Kerk de brief «Epistula de delictis gravioribus» is verspreid, met daarin regels omtrent
de kerkelijke sanctionering van delicten, waaronder het seksueel misbruik van minderjarigen
door geestelijken?2
Klopt het, dat deze brief onder meer diende ter vervanging van de «Crimen sollicitationis»?
Bent u bekend met het feit dat de kern van deze brief onderdeel is geworden van het
huidige canonieke recht, in de vorm van de «Normae de gravioribus delictis»?3 Zo ja, bent u ook op de hoogte van de inhoud van de «Normae de gravioribus delictis»?
Antwoord 2, 3, 4
Op 30 april 2001 verscheen de Sacramentorum Sanctitatis Tutela, een Apostolische Brief
van paus Johannes Paulus II. Bij deze brief werden de «Normen betreffende de meer
ernstige delicten» (ofwel de «Normae de gravioribus delictis») vastgesteld. De afdoening
van deze meer ernstige delicten is binnen de Rooms- Katholieke Kerk (RKK) voorbehouden
aan de Congregatie voor de Geloofsleer. Met de Sacramentorum Sanctitatis Tutela met
bijbehorende normen werd de instructie «Crimen sollicitationis» vervangen. De brief
is via openbare bronnen te raadplegen.
Vraag 5
Weet u meer specifiek dat in de «Normae de gravioribus delictis» staat dat seksueel
misbruik van minderjarigen door geestelijken intern berecht moet worden en dat dergelijke
delicten zijn onderworpen aan de Pauselijke Geheimhoudingsplicht?
Antwoord 5
Ja. De RKK heeft aan mij bevestigd dat een geestelijke altijd is onderworpen aan twee
rechtsregimes, het nationale recht en het canonieke recht. Een geestelijke van wie
het redelijke vermoeden bestaat dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik
van een minderjarige kan op basis van het Nederlandse strafrecht en strafprocesrecht
berecht en veroordeeld worden. In de geldende Gedragscode Pastoraat is daartoe bepaald
dat de kerkrechtelijk verantwoordelijke bij een klacht van seksueel misbruik van een
minderjarige daarvan onverwijld aangifte moet doen bij het openbaar ministerie dan
wel de politie. Tegelijkertijd en parallel kan dezelfde geestelijke ook volgens de
normen van het canonieke strafrecht en -strafprocesrecht berecht en veroordeeld worden.
De kerkelijke beroeps- en strafprocedures zijn altijd aanvullend en mogen niet in
strijd zijn met de nationale rechtsnormen. Het canonieke strafrechtsproces zal, in
het geval dat iemand aan seksueel misbruik schuldig is bevonden, doorgaans leiden
tot een disciplinaire maatregel. Overigens hebben de Nederlandse bisschoppen bepaald
dat een geestelijke die zich eenmaal aan seksueel misbruik van minderjarigen schuldig
heeft gemaakt, geen pastorale benoeming meer krijgt. Er geldt in Nederland een zero-tolerance-benadering.
Vraag 6
Hoe verhoudt de Pauselijke Geheimhoudingsplicht in de «Normae de gravioribus delictis»
zich, waar het naar Nederlands recht strafbare feiten betreft, tot het Wetboek van
Strafvordering (Sv), in het bijzonder tot de artikelen 160 en 218 Sv?
Antwoord 6
De Nederlandse RKK en allen die ertoe behoren zijn onderworpen aan zowel het in Nederland
geldende strafrecht als aan het canonieke strafrecht van de RKK.
Het canonieke recht staat niet boven het Nederlandse strafrecht. Volgens artikel 2:2
BW worden kerkgenootschappen geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet
in strijd is met de wet. Hieruit vloeit voort dat kerkelijke besluiten in beginsel
worden aanvaard, met dien verstande dat die besluiten niet strijdig mogen zijn met
de nationale rechtsnormen.
De pauselijke geheimhoudingsplicht geldt voor de behandeling van aanklachten wegens
seksueel misbruik van een minderjarige volgens het canonieke strafrecht en strafprocesrecht
door de Congregatie voor de Geloofsleer.
Deze pauselijke geheimhoudingsplicht is niet in strijd is met het bepaalde in het
Wetboek van Strafvordering (Sv.), in het bijzonder de artikelen 160 Sv. inzake de
aangifteplicht en 218 Sv. (professioneel verschoningsrecht). Het geldende canonieke
recht verplicht immers om samen te werken met de burgerlijke autoriteiten. In de geldende
Gedragscode Pastoraat is bepaald dat de kerkrechtelijk verantwoordelijke bij een klacht
van seksueel misbruik van een minderjarige welke klacht tenminste een schijn van waarheid
heeft, daarvan onverwijld aangifte moet doen bij het openbaar ministerie dan wel de
politie.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de onderwerping van dergelijke strafbare feiten aan de Pauselijke
Geheimhoudingsplicht een doofpotbeleid in de hand kan werken?
Antwoord 7
Voor wat betreft de reactie van de RKK in Nederland op grensoverschrijdend gedrag,
heb ik de indruk dat deze een zo groot mogelijke openheid probeert te betrachten,
zonder de bescherming van de privacy van betrokkenen uit het oog te verliezen. Op
de website van het R.K. Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag van de RKK worden sinds
2015 de jaarverslagen gepubliceerd waarin wordt beschreven hoe de kerkelijke autoriteiten
met meldingen van grensoverschrijdend gedrag zijn omgegaan (https://www.meldpuntgrensoverschrijdendgedragrkk.nl/).
Vraag 8
Hoe ziet u de «Normae de gravioribus delictis» in het licht van de bevindingen en
aanbevelingen van de Commissie Deetman omtrent bestuurlijke verantwoordelijkheid,
met name rondom de zogeheten «culture of silence»?4
Antwoord 8
De Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) en de Nederlandse Bisschoppenconferentie
hebben volledige medewerking verleend aan de Commissie Deetman tijdens de onderzoeken
naar seksueel misbruik van minderjarigen en het vervolgonderzoek naar seksueel misbruik
van en geweld tegen meisjes in de RKK tussen 1945 en 2010 (gepubliceerd in resp. 2011
en 2013).
De leiding van RKK heeft naar aanleiding van deze onderzoeken maatregelen getroffen
voor het signaleren en sanctioneren van misbruik van minderjarigen en andere vormen
van grensoverschrijdend gedrag en het doen van aangifte bij strafbare feiten. In 2014
is de Gedragscode Pastoraat van kracht geworden. Naar aanleiding van een evaluatie
in 2018 is de werkingssfeer van de gedragscode uitgebreid naar vrijwilligers die met
minderjarigen, mensen met een verstandelijke beperking of andere kwetsbare personen
werken. In 2015 is het R.K. Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag in het leven geroepen
om grensoverschrijdend gedrag aanhangig te maken. Het Reglement R.K. Meldpunt Grensoverschrijdend
Gedrag regelt de behandeling van klachten van grensoverschrijdend gedrag. (https://www.meldpuntgrensoverschrijdendgedragrkk.nl/)
Vraag 9
Indien de «Normae de gravioribus delictis» niet langer van kracht blijken te zijn,
kunt u dan bevestigen dat op dit moment geen enkel document in de kerkelijke leer
van kracht is dat geheimhouding rondom strafbare feiten in de hand werkt?
Antwoord 9
De «Normae de gravioribus delictis» zijn van kracht. Uit bovenstaande antwoorden blijkt
dat ik geen aanwijzingen heb dat het geldend canoniek recht in de RKK normen kent
die in de weg staan aan strafrechtelijke afdoening van seksueel misbruik van minderjarigen.
In de geldende Gedragscode Pastoraat is bepaald dat de kerkrechtelijk verantwoordelijke
bij een klacht van seksueel misbruik van een minderjarige welke klacht tenminste een
schijn van waarheid heeft, daarvan onverwijld aangifte moet doen bij het openbaar
ministerie dan wel de politie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.