Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sjoerdsma en Sneller over het bericht dat in Brunei nieuwe shariawetten zijn ingevoerd
Vragen van de leden Sjoerdsma en Sneller (beiden D66) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat in Brunei nieuwe shariawetten zijn ingevoerd (ingezonden 8 april 2019).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 14 mei 2019).
         
Vraag 1
            
Kent u het bericht «Sultan Brunei wijkt niet voor kritiek op nieuwe shariawetten»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Deelt u de mening dat het schandalig is dat in Brunei LHBTI-liefde wordt beschouwd
               als een misdaad?
            
Vraag 3
            
Bent u het eens dat het barbaars is dat in Brunei is besloten de doodstraf per steniging
               in te voeren voor seks tussen mensen van hetzelfde geslacht? Hoe duidt u deze beslissing
               van de regering in Brunei?
            
Vraag 4
            
Bent u het eens dat het belangrijk is dat Nederland opkomt voor LHBTI-rechten wereldwijd?
Antwoord 2, 3 en 4
            
Het kabinet heeft met veel zorg kennis genomen van het besluit van Brunei om fase
               2 en 3 van de Syariah Penal Code in te voeren. De nieuwe strafwetgeving heeft een nadelige invloed op een aantal kwetsbare
               groepen in Brunei, waaronder LHBTI’s, vrouwen en kinderen. In een publiek statement
               heb ik mij uitgesproken tegen de invoering van de inhumane straffen en Brunei opgeroepen
               de invoering van de straffen tegen te houden. Op 5 mei jl. gaf de sultan van Brunei
               in een speech aan dat het de facto moratorium op de doodstraf, dat geldt voor de common law, tevens zal gelden voor de syariah. Daarbij gaf hij ook aan dat het land het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede,
               onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing (UNCAT) zal ratificeren.
            
Gelijke rechten van LHBTI’s is een prioriteit in het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
               Nederland zet zich in internationale fora en in bilaterale relaties stelselmatig in
               voor de bescherming en bevordering van gelijke rechten van LHBTI’s. Belangrijk onderdeel
               daarvan, naast de bevordering van sociale acceptatie en het tegengaan van discriminatie,
               is de afschaffing van de strafbaarstelling van homoseksualiteit.
            
Na de invoering van fase 1 van de wetgeving in 2014 en de negatieve reacties van de
               internationale gemeenschap die daarop volgden, heeft Brunei de invoering van fase
               2 en 3 uitgesteld, maar nooit afgezien van invoering. Wel lijkt Brunei er thans voor
               gekozen te hebben minder ruchtbaarheid te geven aan de invoering van fases 2 en 3.
            
Vraag 5
            
Bent u bereid de ambassadeur van Brunei om uitleg te vragen over deze nieuw ingetreden
               wetgeving? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 5
            
Graag verwijs ik u naar de beantwoording van de schriftelijke vragen gesteld door
               de leden Özütok, Van Ojik en Diks (GroenLinks) over het bericht dat Brunei extreme
               straffen invoert, onder meer de doodstraf voor homoseksuele handelingen, met het kenmerk:
               2019Z06852. In die antwoorden deed ik verslag van de diplomatieke inspanningen van Nederland
               (aanspreken ambassadeur, met succes aandringen op een EU-verklaring, aankaarten in
               de Raad Buitenlandse Zaken, aan de orde stellen in de mensenrechtenraad).
            
Vraag 6
            
Klopt het dat Prinses Beatrix (destijds Koningin Beatrix) de sultan van Brunei, Hassanal
               Bolkiah, de onderscheiding Ridder Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw heeft
               verleend?
            
Antwoord 6
            
Ja.
Vraag 7
            
Bent u het eens dat het onwenselijk is dat een persoon die verantwoordelijk is voor
               het invoeren van dergelijke wetgeving een dergelijke onderscheiding heeft?
            
Antwoord 7
            
Ik ben het met u eens dat het onwenselijk is als er controverse bestaat rondom een
               onderscheiding. Een dergelijke onderscheiding die is gegeven naar aanleiding van het
               staatsbezoek in 2013 uit naam van de Nederlandse regering heeft een verbindend karakter
               tussen twee staten en samenlevingen. De uitwisseling van onderscheidingen bij staatsbezoeken
               dient om de goede relatie tussen beide landen op dat moment verder te bekrachtigen.
               Voor dergelijke onderscheidingen is wederkerigheid een belangrijk uitgangspunt.
            
Vraag 8
            
Bent u bereid te onderzoeken of deze onderscheiding kan worden ingetrokken? Zo nee,
               waarom niet?
            
Antwoord 8
            
Volgens de wetgeving kan een onderscheiding alleen worden ingetrokken als de gedecoreerde
               persoon veroordeeld is tot een onherroepelijke gevangenisstraf van minimaal één jaar.
               Dit is geregeld in artikel 12, lid 2 van de Wet instelling van de Orde van de Nederlandse
               Leeuw.
            
Vraag 9
            
Indien het niet mogelijk is om deze onderscheiding in te trekken, bent u dan bereid
               de regels omtrent onderscheidingen zodanig aan te scherpen dat deze kunnen worden
               ingetrokken indien de ontvanger het internationaal recht schendt?
            
Antwoord 9
            
Onderscheidingen die tijdens staatsbezoeken uit hoofde van de Nederlandse regering
               worden verleend, zijn een diplomatiek instrument om de relaties tussen twee staten
               en samenlevingen te markeren. Staatsbezoeken bieden de mogelijkheid om de relatie
               in den brede, waaronder ook de kritischere vraagstukken (zoals bijvoorbeeld op het
               terrein van mensenrechten en internationaal recht) aan de orde te stellen.
            
Ik ben van mening dat het verruimen van intrekkingsgronden van onderscheidingen niet
               zal bijdragen aan een betere inhoudelijke discussie met het betrokken land over het
               respecteren van het internationaal recht.
            
Toelichting:
            
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Özütok, Van
               Ojik en Diks (allen GroenLinks), ingezonden 5 april 2019 (vraagnummer 2019Z06852)
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.