Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 087 Wijziging van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de invoering van de Wzd-functionaris
Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 10 mei 2019
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel A, wordt vervangen door:
A
In artikel 1, eerste lid, onderdeel m, wordt «Wzd-arts: ter zake kundige arts,» vervangen
door «Wzd-functionaris: ter zake kundige arts of gezondheidspsycholoog,».
Aa
In artikel 1, eerste lid, onderdeel m, wordt «Wzd-arts: ter zake kundige arts,» vervangen
door «Wzd-functionaris: ter zake kundige arts, gezondheidspsycholoog of orthopedagoog-generalist,».
Ab
In artikel 1, eerste lid, onderdeel m, wordt «Wzd-functionaris: ter zake kundige arts
of gezondheidspsycholoog,» vervangen door «Wzd-functionaris: ter zake kundige arts,
gezondheidspsycholoog of orthopedagoog-generalist,».
B
Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:
E
Artikel 11a wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt
een lid ingevoegd, luidende:
3. De Wzd-functionaris die geen arts is, geeft slechts aanwijzingen als bedoeld in
het tweede lid na overleg met en instemming van een niet bij de zorg betrokken arts,
voor zover het aanwijzingen betreft over zorg als bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onder a, b of c of het tweede lid.
2. In het eerste en tweede lid en in het vierde en vijfde lid (nieuw), wordt «Wzd-arts»
telkens vervangen door «Wzd-functionaris».
C
Artikel I, onderdeel H, komt te luiden:
H
Artikel 16, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van de onderdelen m, n en o, tot n, o en p, wordt na onderdeel
l, een onderdeel ingevoegd, luidende:
m. een afschrift van de voorwaardelijke rechterlijke machtiging, als bedoeld in artikel
28aa, eerste lid.
2. In de onderdelen f en p (nieuw) wordt «Wzd-arts» telkens vervangen door «Wzd-functionaris»
D
Artikel I, onderdeel I, komt te luiden:
I
Artikel 17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f wordt na «onvrijwillige opname,» ingevoegd «de voorwaardelijke rechterlijke
machtiging, bedoeld in artikel 28aa, eerste lid».
2. In onderdeel j wordt «Wzd-arts» vervangen door «Wzd-functionaris».
E
Artikel I, onderdeel M komt te luiden:
M
In artikel 41, eerste lid, wordt in de aanhef «de machtiging» vervangen door «de rechterlijke
machtiging tot opname en verblijf, de voorwaardelijke machtiging, en machtigingen
tot voortzetting van de inbewaringstelling» en wordt in onderdeel i «Wzd-arts» vervangen
door «Wzd-functionaris».
F
Artikel I, onderdeel V, komt te luiden:
V
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende: De zorgaanbieder
informeert de cliënt en diens vertegenwoordiger op zodanige wijze over de mogelijkheden
tot advies en bijstand door een cliëntenvertrouwenspersoon, dat daarmee wordt aangesloten
bij de behoefte en het bevattingsvermogen van de desbetreffende cliënt.
2. In het derde lid wordt «Wzd-arts» vervangen door «Wzd-functionaris».
G
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
1. De zin «Na artikel 13:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg wordt een artikel ingevoegd, luidende:» wordt vervangen door een «F».
2. Voor onderdeel F (nieuw) worden een aanhef en vijf onderdelen ingevoegd, luidende:
De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8:4, tweede lid, wordt na «de burgemeester» ingevoegd «, de politie».
B
Artikel 8:29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «de burgemeester» ingevoegd «, de politie».
2. In het tweede lid wordt na «de burgemeester» ingevoegd «, de politie».
C
In artikel 8:34 wordt na «De officier van justitie» ingevoegd «, de politie».
D
In artikel 9:1, tweede lid, onderdeel b, wordt na «8:15» ingevoegd: «, 9:2».
E
In artikel 9:2 wordt «dan wel dat cliënt in aanmerking komt voor overplaatsing» vervangen
door: «dan wel dat betrokkene, aan wie tevens een justitiële titel die strekt tot
vrijheidsbeneming is opgelegd, in aanmerking komt voor overplaatsing,».
3. Na onderdeel F (nieuw) worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
G
Artikel 14:17 komt als volgt te luiden:
Artikel 14:17
In artikel 39e van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens worden, onder vernummering van het vierde lid tot zesde lid, twee leden ingevoegd,
luidende:
4. Het College van procureurs-generaal verstrekt strafvorderlijke gegevens aan de
geneesheer-directeur en de psychiater, bedoeld in de artikelen 5:4, 7:1, 7:11 en 8:19
van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, voor zover dit voortvloeit uit
de verplichtingen van de officier van justitie op grond van die artikelen.
5. Het College van procureurs-generaal verstrekt strafvorderlijke gegevens aan het
CIZ, genoemd in artikel 28a, eerste lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische
en verstandelijk gehandicapte cliënten, en aan de arts die de medische verklaring,
bedoeld in artikel 28a, tweede lid, onderdeel b, van die wet, vaststelt, voor zover
dit voortvloeit uit de in dat artikel bedoelde verplichtingen van de officier van
justitie.
H
Artikel 15:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet door de rechter gelaste
plaatsingen op grond van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, waarvan
de geldigheidsduur op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet is verstreken.
Artikel 14:4, onderdeel E, onder a, van deze wet heeft geen gevolgen voor deze plaatsingen.
Artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding
van deze wet, blijft in deze gevallen van toepassing.
2. In het tweede lid, wordt «zes maanden na inwerkingtreding van deze wet» vervangen
door «twaalf maanden na inwerkingtreding van deze wet».
H
In artikel III, onderdeel A, wordt «onder vervanging van de punt aan het slot van
het onderdeel «physician assistent» door een komma» vervangen door «onder vervanging
van de punt aan het slot door een komma».
I
Artikel III, onderdeel C, komt te luiden:
C
In hoofdstuk III wordt op numerieke volgorde een paragraaf toegevoegd, luidende:
§ 11. Orthopedagogen-generalist
Artikel 33e
Om in het desbetreffende register als orthopedagoog-generalist te kunnen worden ingeschreven,
wordt vereist het bezit van een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene voldoet
aan de daartoe bij algemene maatregel van bestuur gestelde opleidingseisen.
Artikel 33f
Tot het gebied van deskundigheid van de orthopedagoog-generalist wordt gerekend het
verrichten van onderzoek en diagnostiek en het behandelen en begeleiden van zich in
een persoonlijke afhankelijkheidsrelatie bevindende personen met leer-, gedrags-,
en ontwikkelingsproblemen.
J
In artikel III, onderdeel D, wordt «worden, onder vervanging van de punt aan het slot
van het onderdeel «physician assistent» door een komma,» vervangen door «wordt, onder
vervanging van de punt aan het slot door een komma,».
K
Artikel VI wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder plaatsing van een 1. voor de eerste volzin van artikel VI, worden twee leden
ingevoegd, luidende:
2. Indien artikel I, onderdeel Aa, van deze wet in werking treedt op een tijdstip
dat de artikelen I, onderdelen A en Ab, nog niet in werking zijn getreden, vervallen
die artikelen I, onderdelen A en Ab.
3. Indien artikel I, onderdeel A, in werking treedt op een tijdstip dat artikel I,
onderdeel Aa, nog niet in werking is getreden, vervalt dat artikel I, onderdeel Aa.
L
Na artikel V worden een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel VA
Artikel 7a, eerste en tweede lid van de Wet wapens en munitie komt te luiden:
1. Over aanvragers van een ontheffing, erkenning of verlof als bedoeld in artikel
6a, eerste lid, of een jachtakte op grond van de Wet natuurbescherming, wordt op verzoek
van de korpschef informatie verstrekt door:
a. de officier van justitie, over de hem op grond van de Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg bekende gegevens als bedoeld in artikel 8:23, onderdelen a tot en
met d, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg;
b. de officier van justitie, over de hem op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische
en verstandelijk gehandicapte cliënten bekende gegevens inzake rechterlijke machtigingen
tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 28a van die wet;
c. het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1 van de Wet langdurige zorg, over de haar op grond
van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten
bekende gegevens inzake rechterlijke machtigingen tot opname en verblijf als bedoeld
in artikel 24 van die wet, voorwaardelijke machtigingen als bedoeld in artikel 28aa
van die wet, beschikkingen tot inbewaringstellingen als bedoeld in artikel 29 van
die wet, en machtigingen tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in
artikel 37 van die wet.
2. Over houders van een ontheffing, erkenning of verlof als bedoeld in artikel 6a,
eerste lid, of een jachtakte op grond van de Wet natuurbescherming, wordt terstond
informatie verstrekt door:
a. de officier van justitie, over de hem op grond van de Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg bekende gegevens als bedoeld in artikel 8:23, onderdelen a tot en
met d, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg;
b. de officier van justitie, over de hem op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische
en verstandelijk gehandicapte cliënten bekende gegevens inzake rechterlijke machtigingen
tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 28a van die wet;
c. het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1 van de Wet langdurige zorg, over de haar op grond
van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten
bekende gegevens inzake rechterlijke machtigingen tot opname en verblijf als bedoeld
in artikel 24 van die wet, voorwaardelijke machtigingen als bedoeld in artikel 28aa
van die wet, beschikkingen tot inbewaringstellingen als bedoeld in artikel 29 van
die wet, en machtigingen tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in
artikel 37 van die wet.
Toelichting
Deze nota van wijziging brengt naar aanleiding van bezorgde reacties van verschillende
Tweede Kamerleden een tweetal expliciteringen aan in de Wet zorg en dwang psychogeriatrische
en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd). Daarnaast wordt op grond van signalen
uit het veld de vervaltermijn van machtigingen op grond van de Wet bijzondere opnemingen
psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) verlengd van zes naar twaalf maanden vanaf
inwerkingtreding van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvgg). Ten slotte
is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele wetstechnische onvolkomenheden in
verband met de overgang van de Wet Bopz naar de Wvggz en de Wzd te repareren in de
Wvggz, Wzd, Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) en Wet wapens en munitie
(Wwm).
Deze nota van wijziging wordt uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
de Minister voor Medische Zorg en de Minister voor Rechtsbescherming.
Onderdeel A – wijziging van artikel I, onderdeel A (artikel 1, eerste lid, onderdeel
m, Wzd)
In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om de functie van Wzd-arts niet uitsluitend
door artsen te laten vervullen, maar aan zorgaanbieders de mogelijkheid te geven deze
functie te beleggen bij een gezondheidszorgpsycholoog (hierna: gz-psycholoog) of een
orthopedagoog-generalist. Hierdoor zal de zogeheten Wzd-functionaris niet altijd een
arts zijn. Om met de omstandigheid rekening te kunnen houden dat het reguleren van
het beroep van orthopedagoog-generalist via de Wet BIG (zie voorgesteld artikel III
en de toelichting aldaar) mogelijk niet per 1 januari 2020 gerealiseerd kan worden,
is voorzien in de mogelijkheid om de functie van Wzd-functionaris gefaseerd uit te
breiden: in eerste instantie met de gz-psycholoog, en in tweede instantie met de orthopedagoog-generalist.
Onderdeel B – wijziging van artikel I, onderdeel E (artikel 11a Wzd)
Mede naar aanleiding van bezorgde reacties van verschillende Tweede Kamerleden – of
het de bedoeling is dat een Wzd-functionaris die geen arts is medische beslissingen
neemt – wordt met het voorgestelde nieuwe derde lid van artikel 11a beoogd duidelijkheid
te scheppen in de verhouding tussen het wettelijk kader van de Wet BIG enerzijds en
de Wzd anderzijds. Het voorgestelde derde lid bepaalt dat voor zover een Wzd-functionaris
geen arts is, hij slechts aanwijzingen geeft tot aanpassing van het zorgplan na overleg
met en instemming van een niet bij de zorg betrokken arts, als die aanwijzingen gaan
over het toedienen van vocht, voeding en medicatie, medische controles, andere medische
handelingen of overige therapeutische maatregelen, het beperken van de bewegingsvrijheid
of insluiting, ook wanneer die zorg in het zorgplan wordt opgenomen als er geen sprake
is van verzet. Voor deze vormen van zorg geldt dat die op grond van het stappenplan
ook alleen maar in het zorgplan kunnen worden opgenomen na instemming van een arts.
De Wzd-functionaris kan daarover dus op grond van het voorgestelde derde lid alleen
aanwijzingen geven voor zover hij zelf een arts is of voor zover hij instemming heeft
verkregen van een niet bij de zorg betrokken arts.
Onderdelen C en D – wijziging van
artikel I, onderdeel H (artikel 16 Wzd) en onderdeel I (artikel 17 Wzd)
De voorgestelde wijziging betreft het herstel van een wetstechnische omissie. Met
het voorgestelde onderdeel H wordt in artikel 16, tweede lid, geregeld dat de voorwaardelijke
machtigingen voor jongvolwassenen wordt opgenomen in het dossier van de cliënt. Deze
voorwaardelijke machtiging is in de Wzd opgenomen na aanvaarding van het amendement
Keijzer c.s. (Kamerstukken II 2017/18, 32 399, nr. 81). Het is noodzakelijk dat deze voorwaardelijke machtigingen ook worden opgenomen
in het dossier van de cliënt. Ook is het van belang dat deze voorwaardelijke machtigingen
voor jongvolwassenen beschikbaar zijn voor de IGJ. Dat wordt geregeld met de voorgestelde
aanpassing van artikel 17, onderdeel f, Wzd.
Onderdeel E – wijziging van artikel I, onderdeel M (artikel 41 Wzd)
Ook deze voorgestelde wijziging betreft het herstel van een wetstechnische omissie.
Met het bovengenoemde amendement Keijzer c.s. is de voorwaardelijke machtiging voor
jongvolwassenen in de Wzd opgenomen. Met deze wijziging van de aanhef van artikel
41 worden de verschillende rechterlijke machtigingen die de Wzd nu kent, op de juiste
manier aangeduid.
Onderdeel F – wijziging van artikel I, onderdeel V (artikel 57 Wzd)
Het actief informeren van de cliënt over de mogelijkheid een cliëntenvertrouwenspersoon
in te schakelen, is, anders dan in de Wvggz, niet geregeld in de Wzd. Ook de Wet Bopz
kent een bepaling dat de betrokkene daarover schriftelijk moet worden geïnformeerd.
Met de toevoeging aan artikel 57, eerste lid, wordt dit, mede naar aanleiding van
reacties van verschillende Tweede Kamerleden, ook geregeld voor de Wzd. Voor cliënten
met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke beperking zal het vaak
niet passend zijn om schriftelijke informatie te geven. In de voorgestelde bepaling
is daarom opgenomen dat de zorgaanbieder de cliënt en diens vertegenwoordiger op zodanige
wijze informeert over de mogelijkheden tot bijstand door een cliëntenvertrouwenspersoon,
dat daarmee wordt aangesloten bij de behoefte en het bevattingsvermogen van de desbetreffende
cliënt. In de praktijk zou dit betekenen, zoals in het recent verschenen «Kwaliteitskader
cliëntenvertrouwenspersoon in de Wet zorg en dwang»1 wordt aangegeven, dat dit gebeurt bij de verschillende stappen van het stappenplan,
bij het toepassen van onvrijwillige zorg, bij onvrijwillige zorg in onvoorziene situaties,
onvrijwillige opname of wijziging van de opnamestatus van vrijwillig naar onvrijwillig,
en bij het ingaan van een klachtenprocedure; dit laatste voor zover de zorgaanbieder
hiervan op de hoogte is.
Onderdeel G – wijziging van Artikel II – Wvggz
Met dit onderdeel worden enkele wetstechnische onvolkomenheden in verband met de overgang
van de Wet Bopz naar de Wvggz en de Wzd gerepareerd. De eerste wijzigingsopdracht
van onderdeel G zijn er op gericht om in artikel II meerdere wijzigingen van de Wvggz
op te kunnen nemen. Deze wijzigingen betreffen de nieuwe onderdelen A, B, C, D, E,
G en H.
Onderdeel A (artikel 8:4, tweede lid, Wvggz)
Deze aanpassing hangt direct samen met de toevoeging van de politie aan de opsomming
van gegevensverwerkers in 8:29 van de Wvggz. Voor een nadere motivering wordt verwezen
naar de toelichting bij dat artikel (Onderdeel G, subonderdeel B).
Onderdeel B (artikel 8:29 Wvggz)
Aan de opsomming van personen die gegevens die voortvloeien uit de Wvggz mogen uitwisselen
is de politie toegevoegd. De Wvggz bevat thans geen expliciete grondslag om gegevens
uit te kunnen wisselen met de politie. Toch kunnen er situaties bestaan waarin het
voor betrokkene en de politie van belang is dat de politie over die gegevens beschikt.
Evenals voor de overige genoemde personen geldt dat de uitwisseling van gegevens slechts
geoorloofd is voor zover dat strikt noodzakelijk is ter voorkoming of beperking van
ernstig nadeel, en dit hoort bij de uitoefening van ieders taak op grond van de wet.
Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, vergt een afweging van de individuele feiten
en omstandigheden van het geval. Het gaat hier dus niet om een standaardverstrekking
van gegevens aan de politie. Bij de verstrekking van de strikt noodzakelijke gegevens
aan de politie in een bepaald geval kan in het bijzonder gedacht worden aan het melden
dat (ambulante) verplichte zorg aan een persoon is opgelegd of wordt voorbereid, zogeheten
bejegeningsinformatie, zodat de betrokkene op een passende wijze door de politie wordt
benaderd, of de contactgegevens van de zorgaanbieder. Afhankelijk van de specifieke
individuele omstandigheden kan het verstrekken van andere informatie echter ook strikt
noodzakelijk zijn ter voorkoming of beperking van ernstig nadeel. Dat sprake is van
maatwerk en omdat de beoordeling van de noodzakelijkheid voorts een momentopname betreft,
maakt dat het voor de wetgever niet mogelijk is om op voorhand sluitend te regelen
welke gegevens op welk moment met de politie gedeeld mogen worden. Worden zonder toestemming
van de betrokkene gegevens uitgewisseld met de politie, dan geldt daarvoor uiteraard
ook voor die verstrekking de verplichting uit het tweede lid van dit artikel, dat
de zorgverantwoordelijke hiervan op de hoogte wordt gesteld, zodat deze daarvan aantekening
kan houden in het dossier van betrokkene, zoals vereist door artikel 8:4, tweede lid,
van de Wvggz.
Onderdeel C (artikel 8:34 Wvggz)
Ook deze aanpassing hangt direct samen met de toevoeging van de politie aan de opsomming
van gegevensverwerkers in 8:29 van de Wet verplichte ggz. Voor een nadere motivering
wordt verwezen naar de toelichting bij dat artikel (Onderdeel G, subonderdeel B).
Onderdelen D en E (artikelen 9:1 en 9:2 Wvggz)
Voor personen met een strafrechtelijke titel voor zorgverlening (forensische patiënten)
geldt dat hun externe rechtspositie wordt beheerst door de vigerende wetgeving op
het terrein van justitie, waaronder de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet
verpleging ter beschikking gestelden en de Wet forensische zorg (hierna: Wfz). De
Wvggz beoogt hierin geen wijzigingen aan te brengen. Voor de overzichtelijkheid was
in artikel 9:2 reeds geëxpliciteerd dat de Minister voor Rechtsbescherming beslist
over de overplaatsing, het verlof en de beëindiging van de opname van deze groep.
Omdat het voor de toepassing van justitiële procedures inzake de externe rechtspositie
niet relevant is of de forensische patiënt met zijn instemming dan wel op basis van
een zorgmachtiging in een accommodatie verblijft, wordt thans verduidelijkt dat deze
beslissingsbevoegdheid van de Minister voor Rechtsbescherming geldt ten aanzien van
álle forensische patiënten met een justitiële titel die strekt tot vrijheidsbeneming,
en niet beperkt is tot die groepen forensische patiënten die in artikel 9:1 specifiek
worden benoemd.
Onderdeel G (artikel 14:17 Wvggz)
Artikel 14:17 van de Wvggz, dat een wijziging bevat van artikel 39e van de Wjsg, behoeft
aanpassing in verband met een wijziging van de Wjsg per 1 mei 2019 (Stb. 2019, 51). Het oorspronkelijk voorgestelde onderdeel A komt te vervallen, omdat artikel 8a,
tweede lid, van de Wjsg niet langer verwijst naar artikel 39e. Als gevolg van het
onder vernummering invoegen van een nieuw artikellid per 1 mei 2019 wordt het oorspronkelijke
onderdeel B, met een nieuwe nummering, nu opnieuw vastgesteld. Een materiële wijziging
is niet beoogd.
Onderdeel H (artikel 15:1 Wvggz)
Eerste lid
Op grond van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), zoals dit
luidt voor de inwerkingtreding van de Wvggz, kan de strafrechter gelasten dat degene
aan wie een strafbaar feit wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis
van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend en die gevaarlijk is voor zichzelf,
voor anderen, of voor de algemene veiligheid van personen of goederen, voor een termijn
van een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst.
Met de inwerkingtreding van de Wvggz komt artikel 37 Sr te vervallen. Voor personen
die door de strafrechter vóór de inwerkingtreding van deze wet in een accommodatie
zijn geplaatst op grond van deze titel, en ten aanzien van wie de termijn van een
jaar nog niet is verstreken, is abusievelijk geen overgangsrecht opgenomen. Dat gebeurt
nu alsnog. Op grond van de voorgestelde bepaling blijft artikel 37 Sr een rechtsgeldige
titel voor de opname in de accommodatie van deze groep, en blijft op deze groep de
Wet bopz van toepassing. Gezien de aan de plaatsing gekoppelde wettelijke termijn
van een jaar, verliest deze bepaling uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van
de Wvggz feitelijk haar werking.
Tweede lid
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de termijn waarbinnen machtigingen als bedoeld
in artikel 15:1 vervallen, te verlengen. Deze wijziging komt voor uit een door het
veld gewenste langere periode om de transitie van Wet Bopz naar Wvggz in betere banen
te leiden en de te verwachten piekbelasting bij verlengingen en omzettingen van Bopz-machtigingen
naast nieuwe aanvragen op grond van de Wvggz aan het begin van 2020. Doordat in de
eerste helft van 2020 qua omzetting van lopende machtigingen de focus naar verwachting
primair zal liggen op machtigingen die binnen een halfjaar zullen verlopen, is het
risico dat machtigingen met een langere geldigheidsduur, zoals machtigingen tot voortgezet
verblijf en rechterlijke machtigingen op eigen verzoek, in het gedrang komen. Om te
voorkomen dat hierdoor betrokkenen mogelijk zonder geldige machtiging in een instelling
verblijven, wordt voorgesteld om het vervallen van de in artikel 15:1, tweede lid,
Wvggz genoemde machtigingen te stellen op uiterlijk twaalf maanden na inwerkingtreding
van de Wvggz.
Onderdelen H, I en J – wijziging van
Artikel III – Wet BIG
In verband met de mogelijke inwerkingtreding per 1 januari 2020 van het bij koninklijke
boodschap van 28 september 2018 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet
op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de
klinisch technoloog in de lijst van registerberoepen en het toekennen van bepaalde
voorbehouden handelingen aan klinisch technologen (Kamerstukken 35 045), zijn de bepalingen die zien op de regulering van de orthopedagoog-generalist aangepast.
Het gaat slechts om technische aanpassingen; inhoudelijk zijn er geen wijzigingen.
Onderdeel K – wijziging van Artikel VI
Deze wijziging voegt samenloopbepalingen toe aan het wetsvoorstel. Deze zijn van belang
indien gebruik wordt gemaakt van gefaseerde inwerkingtreding van de verschillende
onderdelen van onderdeel A per 1 januari 2020 (opname orthopedagoog-generalist als
Wzd-functionaris in de Wzd), zodat daarmee overtollige wijzigingsbepalingen kunnen
vervallen.
Onderdeel L – Artikel VA – wijziging artikel 7a Wwm
Met dit onderdeel worden enkele wetstechnische onvolkomenheden in verband met de overgang
van de Wet Bopz naar de Wvggz en de Wzd gerepareerd. In artikel 7a, eerste lid, van
de Wwm is thans geregeld dat de officier van justitie over aanvragers en houders van
een wapenvergunning de hem op grond van de Wet bopz bekende gegevens inzake inbewaringstellingen,
machtigingen tot voortzetting van de inbewaringstellingen, en verleende rechterlijke
machtigingen aan de korpschef verstrekt. De voorgestelde wijziging betreft een noodzakelijke
aanpassing, nu de Wet bopz wordt opgevolgd door de Wvggz en de Wzd. Het voorgestelde
eerste lid verwijst in onderdeel a voor wat betreft de Wvggz naar machtigingen tot
voortzetting van de inbewaringstelling en rechterlijke machtigingen als afgegeven
op grond van de Wet bopz, en voorts naar crisismaatregelen, machtigingen tot voorzetting
van de crisismaatregel, en zorgmachtigingen als bedoeld in de Wvggz, met inbegrip
van de zorgmachtigingen die door de strafrechter zijn afgegeven met toepassing van
artikel 2.3 van de Wfz.
Onder de Wzd heeft de officier van justitie slechts het overzicht over de door de
strafrechter met toepassing van artikel 2.3 Wfz afgegeven rechterlijke machtigingen.
Voor het overige heeft het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) het overzicht over
afgegeven rechterlijke machtigingen en inbewaringstellingen. In het nieuwe eerste
lid, onderdelen b en c, is geregeld dat de officier van justitie, respectievelijk
het CIZ, de hem of haar bekende gegevens verstrekt. Over de uitvoering van deze nieuwe
taak wordt nader overleg gepleegd met het CIZ. In verband met het ICT-technisch en
lastenluw mogelijk maken van deze gegevensverstrekking door het CIZ kan het noodzakelijk
blijken om artikel 7a, eerste lid, onder c, en tweede lid, onder c op een later tijdstip
in werking te laten treden. In dat geval kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid
tot gefaseerde inwerkingtreding in artikel VII van het wetsvoorstel.
Voor wat betreft het feit dat het verstrekking van gegevens over de gezondheid betreft,
wordt verwezen naar de overwegingen bij het wetsvoorstel waarmee artikel 7a Wwm is
opgenomen in de Wwm. Daar is geconcludeerd dat wapenbeheersing en het in dat kader
screenen van aanvragers van een dermate zwaarwegend belang is, dat voor dat doel gegevens
over de gezondheid kunnen worden verstrekt (Kamerstukken II 2015/16, 34 432, nr. 3, p. 10). De korpschef krijgt niet meer informatie dan dat een van de hierboven genoemde
machtigingen op grond van de Wvggz of Wzd is afgegeven of dat er een inbewaringstelling
Wvggz of Wzd heeft plaatsgevonden. Dit feit kan voor hem vervolgens aanleiding zijn
voor nader onderzoek naar de aanvrager of houder van het bevoegdheidsdocument.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport