Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 14 mei 2019
2019D18649 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Defensie bestond bij enkele fracties de behoefte de
Minister van Defensie enkele vragen en opmerkingen voor te leggen inzake haar brief
d.d. 3 mei 2019 houdende de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken met
Ministers van Defensie op 14 mei te Brussel (Kamerstuk 21 501-28, nr. 187). Tevens is voor dit Schriftelijk Overleg geagendeerd het verslag van de informele
Raad Buitenlandse Zaken met de Ministers van Defensie van 30 en 31 januari 2019 (Kamerstuk
21 501-28, nr. 186).
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De adjunct-griffier van de commissie, Prenger
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad Buitenlandse Zaken met de Ministers van Defensie van 14 mei 2019
en het verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken met de Ministers van Defensie
van 30 en 31 januari 2019. De leden van de VVD-fractie hebben hierbij nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 14 mei 2019 en de Nederlandse inzet aldaar.
Voornoemde leden hebben een aantal vragen met betrekking tot een aantal onderwerpen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het verslag
en de geannoteerde agenda. Zij hebben hierover enkele vragen en wensen enkele suggesties
te doen aan het kabinet.
De leden van SP-fractie zijn – tot hun spijt – van mening dat de discussie over een
EU-militaire politiek in een stroomversnelling is gekomen. De komende Raad Buitenlandse
Zaken met de Ministers van Defensie, evenals de Europese top van juni, alsook het
te verwachten rapport van de Hoge Vertegenwoordiger, zijn daarin samenhangende gebeurtenissen
die bovendien ook in nauw verband staan met de discussie in de NAVO. In het licht
van deze constatering hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen.
Vrouwen, vrede en veiligheid
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd in het verslag te lezen dat het kabinet,
in het kader van de bespreking van het probleem dat het aantal vrouwen bij vredesmissies
te weinig toeneemt, haar nationale actieplan rond VN-resolutie 1325 heeft toegelicht.
Deze leden vragen hoe het met de uitvoering van dit actieplan staat. Voorts vragen
zij of andere landen interesse hebben getoond in het overnemen van (aspecten) van
dit plan.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren evenwel dat ook in Nederland de participatie
van vrouwen bij Defensie nog verre van op een wenselijk niveau ligt. Deze leden vragen
of er initiatieven vanuit andere lidstaten zijn ingebracht die mogelijk nuttig zouden
kunnen zijn om de diversiteit in Nederland te vergroten, en zo ja, welke.
EU Global Strategy, coherentie en technologische innovatie
In het verslag schrijft de Minister dat veel lidstaten tijdens de bijeenkomst stilstonden
« bij de output die de EU op dit moment heeft en in de toekomst zou moeten hebben
als het gaat om missies en operaties». De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister
dit wat meer kan inkleuren. Welke output zien andere lidstaten, zonder namen te noemen,
graag als het gaat om missies en operaties?
Daarnaast zou tijdens de vorige bijeenkomst veel gesproken zijn over de definitie
van het begrip «Europese strategische autonomie» en hoe dit precies te definiëren
in relatie tot zowel de NAVO als de EU. Zijn de lidstaten voornemens tot een gezamenlijke
definitie en invulling te komen? En kan de Minister de Kamer informeren over hoe zij
dit ziet? Hoe dient de EU en/of het Europese deel van de NAVO invulling te geven aan
«Europese strategische autonomie» en wat zijn hierbij, volgens dit kabinet, de op
korte en lange termijn te ondernemen stappen enerzijds, en de grenzen anderzijds?
Het is goed dat alle lidstaten het belang lijken in te zien van investeringen in technologische
innovatie, zodat de EU goed gepositioneerd kan blijven ten opzichte van andere wereldspelers.
China wordt weliswaar niet bij naam genoemd, maar, tegen de achtergrond van het laatste
jaarverslag van MIVD en andere recente publicaties, zijn deze investeringen als het
aan de leden van de VVD-fractie ligt nu extra urgent. De genoemde leden zijn bezorgd
over de mate waarin Europese landen investeren in militair-technologische innovatie
– bijvoorbeeld op het gebied van AI en autonome en hypersone wapensystemen – en wat
kan worden gedaan om een voorsprong te behalen of behouden, of in elk geval de mate
van Chinese innovatie enigszins bij te benen. Is de Minister bereid, in het belang
van de Europese veiligheid, hier hoge prioriteit aan te geven? En kan zij zich ervoor
inspannen dat het Europees Defensiefonds zodanig wordt ingezet dat het niet alleen
«een belangrijke driver van ontwikkeling» wordt, maar op dit gebied ook echt het verschil
gaat maken?
Libië
In het verslag schrijft het kabinet de Nederlandse bijdragen aan de missies en operaties
in Libië te zullen verlengen. De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet om toe
te lichten in hoeverre de lopende strijd tussen Libische facties en de Europese verdeeldheid
bij het kiezen van partners in Libië het slagen van deze missies bemoeilijkt. Welke
partners worden gekozen op het gebied van grensbeheer en opbouw van het veiligheids-
en jusitieapparaat en hoe zeker is het dat de gesprekspartners met wie in dit kader
wordt samengewerkt ook echt aan de macht blijven en niet op korte termijn worden verjaagd
of gedetineerd.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen voorts in het verslag dat het kabinet van
de gelegenheid gebruik wenst te maken voor het informeren van de Kamer over de voortzetting
van de bijdrage aan missies met betrekking tot Libië. Deze leden vragen zich af of,
met het oog op het ernstig oplopende conflict in Libië, deze besluiten niet in ruimere
zin met de Kamer besproken zouden moeten worden, onverlet dat het ook hier om zeer
geringe bijdragen gaat. De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke «autoriteiten»
door EUBAM en UNSMIL worden ondersteund. Zij horen graag specifiek of het kabinet
uitsluit dat via deze of andere missies, het bewind van Generaal Haftar wordt ondersteund.
EUNAVFOR MED Operatie Sophia
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het verslag dat de voortzetting van de
EU-reddingsmissie EUNAVFOR-MED op het laatste moment aan de agenda is toegevoegd.
Het kabinet schrijft in het verslag dat het van mening is dat een oplossing niet vooruit
mag lopen op de onderhandelingen over de uitwerking van de conclusies van de Raad
in juni 2018 over migratie. Deze leden vragen het kabinet of zij daarmee, de facto,
er voor pleit dat drenkelingen niet gered worden totdat het de Europese Raad heeft
begenadigd om tot een compromis-besluit te komen. Deze leden vragen het kabinet te
reflecteren op de implicaties hiervan.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen een nadere motivering voor het «plafond
van maximaal 5 personen» dat het kabinet heeft ingesteld voor EUNAVFOR-MED. Deze leden
willen graag weten welk doel zij precies nastreeft met het doelbewust zeer klein houden
van de Nederlandse bijdrage.
Sahel
Het kabinet intensiveert de komende tijd de diplomatieke aanwezigheid in de Sahel-regio.
Volgens de Minister moeten de posten aldaar bijdragen aan «armoedebestrijding en het
investeren in perspectief, de aanpak van irreguliere migratiestromen, terrorisme,
criminaliteit en conflictpreventie». De leden van de VVD-fractie vragen de Minister
om toe te lichten welke prioritering hierbij wordt aangehouden en of de gehanteerde
volgorde in deze passage bewust is gekozen. Deelt de Minister de mening dat de aanpak
van irreguliere migratiestromen prioriteit verdient in de Sahel, temeer gezien de
gebrekkige resultaten tot nu toe van de inspanningen van de internationale gemeenschap
in het kader van armoedebestrijding?
Hoe verklaart de Minister daarnaast, tegen de achtergrond van het belang van de aanpak
van irreguliere migratiestromen, en het feit dat vooral jonge mannen de oversteek
naar Europa maken, de volgende passage: «De Nederlandse inzet richt zich op het verbeteren
van het toekomstperspectief van de jeugdige bevolking, met name de positie van meisjes.»
Waarom wordt bij de inzet op het verbeteren van het toekomstperspectief van de lokale
bevolking ingezet op jonge meisjes?
De leden van de D66-fractie uiten hun zorgen als het gaat om de fragiele, zo niet
verslechterde situatie in de vijf Sahellanden. Aangezien de EU Sahel-strategie uit
2011 dateert en het regionale actieplan in 2020 afloopt, vragen voornoemde leden af
of er, in navolging van de aanbevelingen uit het laatste voortgangsverslag1, een update van de EU-strategie voor de Sahel en het bijbehorende regionale actieplan
wordt overwogen. De leden vragen zich af wat de Nederlandse inzet gaat zijn. In dat
kader zijn voornoemde leden ook benieuwd naar de samenwerking in European Intervention
Initiative (EI2) verband – waar de Sahel als één van de drie prioriteitsgebieden is
vastgesteld.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich ernstig zorgen over de ontwikkelingen
in de Sahel. Ondanks goede bedoelingen van de EU en andere internationale spelers
lijkt het onvoldoende te lukken om stabiliteit in de regio te creëren. Deze leden
maken zich zorgen over dat de kritische noten over de EU-missies in de regio moeten
worden aangeleverd door de Europese Rekenkamer2, en de Europese Commissie in haar eigen verslaggeving3 onvoldoende zelfreflectie lijkt te tonen. Deze leden vragen het kabinet of zij deze
analyse deelt, en zo ja, of zij dit bespreekbaar wil maken op de Defensieraad.
De leden van de GroenLinks-fractie benadrukken dat duurzame stabiliteit in de Sahel
alleen bewerkstelligt kan worden door zowel investeringen in veiligheid als investeringen
in ontwikkelingssamenwerking voor duurzame economische groei, en diplomatie op het
gebied van conflictpreventie. Deze leden vragen of de EU-strategie wel voldoende is
geïntegreerd, of dat defensie, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking toch vooral
los van elkaar worden behandeld.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen in het verlengde van recent ingediende schriftelijke
vragen van het lid Diks (2019Z07264) welke inspanningen er vanuit de EU worden verricht om de toename van etnisch geweld
te keren en conflicten over toegang tot water, bijvoorbeeld in relatie tot de aanleg
van dammen, zoveel als mogelijk te voorkomen.
EU-NAVO samenwerking
De Minister schrijft in de geannoteerde agenda te zullen pleiten «voor het bereiken
van tastbare resultaten door het concretiseren van de bestaande samenwerkingsvoorstellen,
maar ook voor het onderzoeken van andere concrete mogelijkheden om de EU-NAVO samenwerking
verder te brengen». De leden van de VVD-fractie vragen welke voorbeelden van te concretiseren
bestaande en nieuwe samenwerkingsvoorstellen de Minister geeft, als zij daar tijdens
of en marge van de bijeenkomst naar wordt gevraagd. Welke daarvan zijn het meest ingewikkeld
om te realiseren?
De leden van de D66-fractie ondersteunen de samenwerking in EU-NAVO verband. Ook verwelkomen
de voornoemde leden de verschillende prioriteiten die Nederland heeft op het terrein
van militaire mobiliteit, capaciteitsopbouw in derde landen, contra-terrorisme, cyber
en het tegengaan van hybride dreigingen.
PESCO
Tijdens de bijeenkomst zal, blijkens de geannoteerde agenda, worden gesproken over
de geleerde lessen over, en de stand van zaken van, de huidige 34 projecten. De leden
van de VVD-fractie vragen of de Minister de Kamer een overzicht kan doen toekomen
van de stand van zaken, en, indien mogelijk, ook de geleerde lessen, voor zover niet
vertrouwelijk. Kan zij in elk geval aangeven welke projecten opschieten en goed lopen
en welke niet?
Met betrekking tot PESCO zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar de stand van
zaken in de onderhandelingen over deelname van derde landen bij PESCO-projecten. Nederland
zet in voor een Raadsbesluit over deelname van derde landen bij PESCO-projecten dat
samenwerking met die landen daadwerkelijk mogelijk en waarschijnlijk maakt. Deze leden
vragen zich af of er lidstaten zijn die hier anders in staan. Kan de Minister in dit
kader inzicht geven in het krachtenveld.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet een geactualiseerd overzicht
te verstrekken van de PESCO-projecten, de deelname van Nederland aan deze projecten
en de voortgang van de projecten, zover daarover informatie beschikbaar is.
Vanaf het begin van PESCO is de deelname van «derde landen» aan de PESCO-projecten
een belangrijk discussiepunt. Uit de geannoteerde agenda blijkt dat deze kwestie niet
nog is uitgewerkt. De leden van de SP-fractie vragen of u kunt aangeven welke EU-lidstaten
specifiek tegenstander zijn van het principe van lidmaatschap van «derde landen»?
Zijn er EU-lidstaten die bezwaar hebben tegen een specifiek «derde land»? Om welke
lidstaat en om welk «derde land» gaat het daarbij? Kunt u tevens aangeven hoe lang
u denkt dat deze discussie blijft aanhouden?
EDA Steering Board
Volgens de Minister wordt tijdens de bijeenkomst gesproken over de rol die het EDA
speelt in het ondersteunen van lidstaten bij het stellen van prioriteiten op het terrein
van capaciteitsontwikkeling en het ondersteunen van projecten die gericht zijn op
capaciteitsontwikkeling. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om toe te
lichten op welke wijze en bij welke projecten het EDA Nederland als lidstaat het afgelopen
jaar heeft ondersteund en welke toegevoegde waarde die ondersteuning heeft opgeleverd.
Industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese Defensie (EDIDP) en het Europees
Defensiefonds (EDF)
De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen omtrent EDIDP en het EDF. Wat
is de Nederlandse positie ten aanzien van het EDIDP-werkprogramma? Hoe is het Nederlandse
bedrijfsleven geïnformeerd over de eerste inschrijving voor het EDIDP? Ondersteunt
het kabinet het bedrijfsleven bij het aanvragen van EDIDP-financiering? Heeft het
kabinet de intentie om als co-financier op te treden? Deze leden vragen ook aan de
Minister welke rol zij ziet voor Nederland in technologische innovatie en het Europese
Defensiefonds als aanjager van disruptieve technologieën in de EU om zo als EU goed
gepositioneerd te blijven ten opzichte van andere wereldspelers. Daarnaast willen
de leden van de D66-fractie vooropstellen dat het Europees Defensiefonds nooit gebruikt
mag worden voor de ontwikkeling van massavernietigingswapens, verboden materieel zoals
clustermunitie en volledig autonome wapensystemen. De leden vragen de Minister van
Defensie om zich onomwonden hierover uit te spreken. Tot slot vragen de leden van
de D66-fractie aan de Minister om een appreciatie te geven van het voorlopig akkoord
over het Europese Defensiefond in het nieuwe MFK en de kansen en bedreigingen voor
het Nederlandse bedrijfsleven.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het Europees Defensiefonds volgens
de geannoteerde agenda niet op de agenda van de Defensieraad staat. Deze leden vragen
of dit betekent dat het op 20 februari jl. in triloog bereikte akkoord niet zal worden
bekrachtigd, en zo ja, op welk moment dit dan wel zal gebeuren.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet om een appreciatie van het feit
dat in het voorlopige akkoord over het Europees Defensiefonds is opgenomen dat de
Europese Commissie rechtstreeks kan gunnen aan consortia, zonder competitieve procedure,
mits dit zo is vastgelegd in het werkprogramma dat met gekwalificeerde meerderheid
moet zijn goedgekeurd door de lidstaten. Deze leden vragen naar het standpunt van
het kabinet ter zake, en welk effect het kabinet verwacht dat dit zal hebben op de
distributie van middelen uit het EDF over de verschillende lidstaten.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich ernstig zorgen over het feit dat het
Europees Parlement geen controlerende taak wordt gegeven met betrekking tot het Europees
defensiefonds. Deze leden achten het onverantwoord om miljarden aan Europees belastinggeld
zonder democratische controle te gunnen aan consortia, waarbij ook nog de mogelijkheid
bestaat dat dit zonder concurentiestelling gebeurt. De leden van de GroenLinks-fractie
vragen of het kabinet dit standpunt deelt, en zo nee, waarom niet. Deze leden vragen
het kabinet of zij bereid is om de aanname van een akkoord te blokkeren totdat medezeggenschap
van het Europees Parlement ten aanzien van de bestedingen en het vaststellen van het
werkprogramma in het voorstel is geregeld, en zo nee, waarom zij hier niet toe bereid
is.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet of zij de door de Europese Commissie
voorgenomen hoogte van het Europees Defensiefonds, te weten € 13 miljard over de MFK-periode,
steunen. Deze leden merken op dat het EDF een nieuw instrument is, welke zich nog
niet heeft bewezen. Deze leden vragen het kabinet hoe verstandig en wenselijk zij
het acht om hier direct al miljarden voor beschikbaar te stellen. Tevens vragen deze
leden waar deze middelen, ten opzichte van het huidige MFK, vandaan zullen komen,
of dat dit gefinancierd zal worden uit een ophoging van het MFK als geheel.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen tot slot waarom het kabinet op ambtelijk
niveau akkoord heeft gegeven op het werkprogramma 2019–2020 voor het industrieel ontwikkelingsprogramma
voor de Europese Defensie (EDIDP), nu hierin een kwart van het budget zonder competitie
aan twee projecten wordt gegund – projecten waar Nederlandse bedrijven geen deel van
uitmaken. Deze leden vragen deze steun nader te motiveren.
Voor de leden van de SP-fractie geldt in eerste plaats de vraag waarom belangrijke
onderwerpen niet nadrukkelijk in de agenda staan opgenomen. Kunt u aangeven waarom
het Europees Defensiefonds niet expliciet geagendeerd staat? Er lijkt de leden van
de SP-fractie alle aanleiding om de volgende zaken te bespreken. Nu het voorlopig
akkoord inzake het Europees Defensiefonds geaccordeerd is door het Europees Parlement
op 18 april jl., vragen de leden van de SP-fractie zich af wanneer de Raad het akkoord
gaat bekrachtigen. Steunt het kabinet het bereikte voorlopig akkoord? Wat is de planning
over het Europees Defensiefonds in het licht van het nieuwe Europese Parlement dat
eind mei wordt verkozen?
De SP-fractie is van mening dat het bereikte voorlopig akkoord een aanfluiting voor
een democratische controle is en met alle middelen bestreden moet worden en een ongecontroleerde
subsidie voor de Europese Defensie-industrie is. Wat is de opstelling van het kabinet
daarbij? Bent u kortom bereid de controleprocedure die aan het Europees Defensiefonds
is verbonden tegen te houden? Bent u tevens bereid de lijst van deskundigen die over
de door de wapenindustrie ingediende voorstellen moet adviseren te publiceren? Zo
nee, waarom niet?
Zoals gesteld heeft het Europees Parlement al goedkeuring gegeven aan het voorlopig
akkoord inzake het Europees Defensiefonds. Tezelfdertijd berichtte het tijdschrift
Jane’s Defence Weekly4 dat de Europese Commissie een aantal belastingmaatregelen wenst te schrappen zodat
PESCO en de gezamenlijke Veiligheids- en Defensiepolitiek daarvan kan profiteren.
Is dat juist en wat is het standpunt van het Nederlandse daarover? Deelt u de opvatting
dat dit bijdraagt aan een verdere militarisering van de EU? Zo nee, waarom niet?
Ook vragen de leden van de SP-fractie of EDIDP aan de orde komt tijdens de Raad. Zo
nee, waarom eigenlijk niet? Is het juist dat op ambtelijk niveau al zeer vergevorderde
plannen zijn? Kunt u volledig inzicht geven in het overeengekomen werkprogramma? Is
het juist dat er een voorstel is om ruim een kwart (28%, € 137 miljoen) van het totale
budget van ca. € 500 miljoen rechtstreeks, zonder competitie, te gunnen aan twee projecten:
namelijk Eurodrone en ESSOR. De bedrijven die deze projecten moeten uitvoeren komen
uit Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, Polen en Finland. Klopt dit, en zo niet,
hoe zijn dan de feiten? Is Nederland akkoord gegaan met deze beslissing? Zo ja, waarom?
Kunt u dat toelichten? Op welke manier gaat u de Nederlandse maatschappij, waaronder
de direct betrokken bedrijven, inlichten over deze beslissing? Is het juist dat de
overige 72% (€ 360,1 miljoen) van het EDIDP-budget wordt verstrekt door middel van
twee rondes van oproepen tot het indienen van voorstellen. Is het tevens juist dat
op woensdag 9 april 2019 de eerste oproepen daartoe zijn gepubliceerd en dat aanvragers
voor eind augustus moeten inschrijven? Is het juist dat Nederland akkoord is gegaan
met deze beslissing? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe zijn dan de feiten en wat zijn de
te verwachten ontwikkelingen? Op welke manier gaat u de Nederlandse maatschappij,
waaronder de direct betrokken bedrijven, hierover inlichten?
Europese vredesfaciliteit
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de stand van zaken in de onderhandelingen
over de Europese vredesfaciliteit en vragen om een appreciatie van de Minister over
de aangenomen resolutie van het Europees Parlement (dd. 28 maart jl.) over de Europese
vredesfaciliteit.
Eenzelfde kwestie van onduidelijkheid die niet geagendeerd lijkt te staan, is de Europese
vredesfaciliteit, waarover de leden van de SP-fractie wel 100% duidelijk zijn geweest.
Wordt op deze Raad niet gesproken over de vorderingen van de Europese vredesfaciliteit?
Zo nee, wanneer dan wel? De leden van de SP-fractie dringen er sterk op aan om te
volharden in de kritische behandeling van dit beleidsinstrument. Op welke wijze worden
derde staten, buiten de EU, opgeleid en bewapend? Hoe wordt deze bewapening gecontroleerd?
Wat heeft het Nederlandse parlement daarover nog te zeggen? Kunt u de Kamer volledig
inlichten over de op korte termijn te verwachten werkzaamheden van de Europese vredesfaciliteit?
Wat betekent dit voor civiel-militaire kwesties, voor conflict getroffen regio’s,
mensenrechten en ontwapening? Wat betekent dat voor democratische controle door nationale
parlementen van de EU-lidstaten maar ook van de «derde landen» waarover het gaat?
Overig
Concluderend stellen de leden van de SP-fractie dat deze belangrijke ontwikkelingen
in een web van vergaderingen verscholen liggen en niet nadrukkelijk duidelijk wordt
gemaakt wat de beslissingen zijn en wat daarvan de precieze consequenties zijn voor
de democratische controle. De leden van de SP-fractie zien op korte termijn graag
een overzicht tegemoet van de stand van zaken van de voorgenomen beslissingen over
het militaire beleid van de EU.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
M. Prenger, EU-specialist
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.