Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (negentiende tranche) en het Experiment energieprestatiecoëfficiënt (EPC) Amsterdam
32 127 Regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet)
30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid
32 847
Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 234
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 mei 2019
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief
van 22 februari 2019 over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering
Crisis- en herstelwet (negentiende tranche) (Kamerstuk 32 127, nr. 233) en over de brief van 6 maart 2019 over het Experiment energieprestatiecoëfficiënt
(EPC) Amsterdam (Kamerstukken 30 196 en 32 847, nr. 620).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 maart 2019 aan de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 7 mei 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Ontwerpbesluit
tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (negentiende tranche)
en het Experiment energieprestatiecoëfficiënt (EPC) Amsterdam.
De leden van de VVD-fractie concluderen uit het Ontwerpbesluit dat onder andere de
gemeente Amsterdam gevraagd heeft om de gehele gemeente aan te wijzen voor het faciliteren
van duurzame ontwikkeling onder de Crisis- en herstelwet. Deze leden vragen zich af
in hoeverre het aanwijzen van een gehele gemeente overeenkomt met de toezegging van
de Minister om uitsluitend «proeftuinen» aardgasvrije wijken en herstructurerings-
of transformatiegebieden aan te wijzen.
De leden van de VVD-fractie concluderen uit de brief van de Minister over het Experiment
EPC Amsterdam dat onder andere de gemeente Amsterdam gevraagd heeft om een scherpere
EPC te kunnen eisen bij nieuwbouwprojecten, ten opzichte van het Bouwbesluit 2012.
Op de website van de gemeente Amsterdam is te lezen dat deze scherpere EPC eis vanaf
18 februari 2019 is ingegaan1. Amsterdam geeft op de website aan vooruit te lopen op landelijke wetgeving. Deze
leden vragen zich af op welke landelijke wetgeving Amsterdam doelt.
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over het aantal afgegeven bouwvergunningen
in Amsterdam. Kan de Minister een overzicht sturen van het aantal afgegeven bouwvergunningen
per kwartaal in Amsterdam de afgelopen vijf jaar? Deze leden vragen zich af in hoeverre
de scherpe eisen op het gebied van sociale huur de afgelopen kwartalen een (negatieve)
rol hebben gespeeld in het aantal afgegeven bouwvergunningen. In hoeverre verwacht
de Minister dat de scherpe eisen op het gebied van EPC vanaf nu een (negatieve) rol
gaan spelen? De leden van de VVD-fractie geven aan zich zorgen te maken over de stapeling
van scherpe eisen op het gebied van sociale huur en EPC.
Hoe wordt als het gaat om het experiment met betrekking tot fijnstof in de gemeenten
Nederweert en Someren rekening gehouden met het feit dat de veehouderij in Nederland
vanuit economisch perspectief een belangrijke positie inneemt, een en ander vanuit
het besef dat er ook sprake moet zijn van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving?
Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de negentiende tranche tot wijziging
het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet
(Bu Chw).
De leden van de CDA-fractie constateren dat het wetsvoorstel tot wijziging van de
Crisis- en herstelwet (Chw) in verband met het versnellen van woningbouw en het faciliteren
van duurzame ontwikkeling, is aangenomen door de Tweede Kamer en dat deze tranche
van het Bu Chw de eerste tranche is die gebaseerd is op de Chw zoals die luidt na
de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.
Ten aanzien van onderdeel A (MPG Amsterdam en Harderwijk) vernemen de leden van de
CDA-fractie graag wat de meerkosten zijn van het toepassen van strengere normen. Graag
zien zij toegelicht of en hoe de balans van (extra) kosten en milieuwinst wordt bewaakt
nu met name woningbouwcorporaties hebben aangegeven dat de extra kosten fors zijn
bij nieuwbouw en renovatie.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag hoe zich de nieuwe BENG-normen (gaan) verhouden
met de situatie in Amsterdam en Harderwijk waar die gemeenten de mogelijkheid krijgen
om een strengere Milieuprestatie Gebouwen (MPG) op te leggen voor nieuwbouwwoningen
en nieuwe kantoorgebouwen.
Ook vernemen wij graag hoe het mogelijk is dat de gemeente Amsterdam dit al ingevoerd
heeft terwijl het onderhavige besluit nog niet afgerond is.
De leden van de CDA-fractie menen dat de Chw bedoelt is om de woningbouw te versnellen.
Zij vragen of het experiment inzake MPG Amsterdam en Harderwijk niet contraproductief
zal zijn ten opzichte van dat doel.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag wat de visie is op het signaal dat bouwprojecten
door deze extra eisen vertragen en de extra kosten die corporaties hiervoor moeten
maken.
Deze leden vernemen graag of de visie gedeeld wordt dat het behalen van de woningopgave
moeilijker wordt wanneer er kostenverhogende ambities worden opgelegd.
De leden van de CDA-fractie vragen tenslotte wat het doel is van dit experiment en
wanneer het als succesvol kan worden afgerond.
De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennis genomen van de
negentiende tranche van de Crisis- en herstelwet (Chw). De leden van de D66-fractie
willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
Onderdeel A
De leden van de D66-fractie zijn content dat er in de nota van toelichting wordt vermeld
dat er middels experimenten lokaal de mogelijkheid is om strengere Milieuprestaties
Gebouwen (MPG) normen van 0,9 in te stellen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de innovatie, technische mogelijkheden en creativiteit
in de markt aanwezig zijn om inhoud te kunnen geven aan aangescherpte MPG-normen.
Deze leden vragen of het kabinet nader uiteen kan zetten waarom het implementeren
van een MPG-norm strenger dan 0,9 momenteel niet mogelijk is?
De leden van de D66-fractie vragen zich daarnaast af op basis van welk achterliggend
onderzoek deze grenswaarden worden bepaald, en vragen in hoeverre deze onderzoeken
aanwijzingen bevatten hoe in de toekomst mogelijk striktere normen kunnen worden opgesteld?
Tot slot constateren de leden van de D66-fractie bezorgd dat de regering aangeeft
dat het huidige gemeentelijke instrumentarium tekortschiet om in nieuwbouw maximaal
bij te dragen aan duurzaamheidsambities. Tegelijkertijd zijn deze leden tevreden te
constateren dat er voor twee gemeenten middels experimenten meer ruimte lijkt om aan
de duurzaamheidseisen te voldoen. De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe
zij borgt dat andere gemeenten met ambitieuze duurzaamheidambities ook van dit instrumentarium
gebruik zouden kunnen maken?
Onderdeel C
De leden van de D66-fractie lezen in artikel 7z dat er in Nederweert en Someren momenteel
op een aantal locaties een overschrijding plaatsvindt van de norm op concentraties
fijnstofdeeltjes in de lucht. Zij zijn content dat er momenteel een experiment plaatsvindt
om deze concentratie naar beneden te brengen. Tegelijkertijd vragen deze leden of
er voldoende waarborgen zijn om te garanderen dat de luchtkwaliteit niet nog verder
kan verslechteren, gegeven dat de regering stelt dat gemeenten een experimentstermijn
van 10 jaar krijgen, en de Colleges van burgemeester en Wethouders de Wm buiten toepassing
mogen laten? Op welke wijze vindt deze borging plaats?
II. Reactie van de Minister
Met deze brief beantwoord ik de vragen van de fracties van VVD, CDA en D66 in hun
brief van 25 maart 2019, over de inhoud van de negentiende tranche van het Besluit
uitvoering Crisis- en herstelwet.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het aanwijzen van de gemeente Amsterdam als
gebied waar geëxperimenteerd mag worden met een lagere Milieuprestatie Gebouwen (hierna:
MPG), in de negentiende tranche, zich verhoudt tot de toezegging van de Minister om
uitsluitend «proeftuinen» aardgasvrije wijken en herstructurerings- of transformatiegebieden
aan te wijzen. Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Crisis-
en herstelwet (Chw) in verband met het versnellen van woningbouw en het faciliteren
van duurzame ontwikkeling is een amendement (Kamerstuk 35 013, nr. 21) aangenomen waarmee de Gaswet wordt toegevoegd aan de Crisis- en herstelwet. Hierbij
is de beperking opgenomen dat experimenten zich moeten richten op proeftuinen aardgasvrije
wijken en herstructurerings- of transformatiegebieden. Het experiment in de 19e tranche Chw dat de gemeente Amsterdam de mogelijkheid geeft te werken met een lagere
MPG heeft echter geen relatie met het amendement van de leden van de CU-fractie en
de D66-fractie waarmee de Gaswet is toegevoegd aan artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet.
Voor het experiment met MPG wordt afgeweken van de Woningwet en niet van de Gaswet.
De leden van de VVD-fractie vragen op welke landelijke regelgeving de mogelijkheid
om een lagere energieprestatiecoëfficiënt (hierna: EPC) voor te schrijven vooruit
loopt. In antwoord op deze vraag kan ik melden dat het Chw-experiment met EPC vooruit
loopt op de Omgevingswet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. Bij inwerkingtreding
van de Omgevingswet krijgen gemeenten meer mogelijkheden voor lokaal maatwerk. In
het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl) is hier invulling aan gegeven door
gemeenten op een aantal onderwerpen expliciet de mogelijkheid te bieden gebiedsgericht
af te kunnen wijken van de landelijke regels over duurzaamheid, en zo hun eigen lokale
ambities waar te maken. Het genoemde experiment sluit hier inhoudelijk bij aan en
biedt onder andere de gemeente Amsterdam de mogelijkheid een lagere eis te stellen
dan het Bouwbesluit op het gebied van duurzaamheid waarmee een oplossing vooruitlopend
op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en het Bbl wordt geboden. In de voorliggende
negentiende tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet wordt geen toevoeging
gedaan aan het experiment met EPC eisen dat is opgenomen in de zeventiende tranche
van de Chw. In deze tranche wordt een experiment met een strengere MPG-eis mogelijk
gemaakt.
De leden van de VVD-fractie vragen of ik een overzicht kan sturen van het aantal afgegeven
bouwvergunningen per kwartaal in Amsterdam over de afgelopen vijf jaar. Verder vragen
de leden van de VVD-fractie zich af in hoeverre eisen op het gebied van sociale huur
de afgelopen jaren een rol hebben gespeeld en in hoeverre ik verwacht dat de scherpere
eisen op het gebied van EPC vanaf nu een negatieve rol gaan spelen op het aantal afgegeven
bouwvergunningen. Op verzoek van de leden van de VVD-fractie heb ik onderstaand een
grafiek opgenomen waaruit het aantal bouwvergunning per kwartaal over de afgelopen
vijf jaar is af te leiden. Uit deze grafiek is niet af te leiden in hoeverre eisen
op het gebied van sociale huur afgelopen jaren een rol hebben gespeeld. Ik heb hier
geen onderzoek naar gedaan. Op dit moment worden er woningen gerealiseerd met een
lagere EPC. De markt verandert. Bouwers en ontwikkelaars hebben aandacht voor de transitie
naar duurzame energie. De gemeente Amsterdam heeft mij gevraagd voor Amsterdam een
EPC van 0,2 vast te stellen. Deze eis werkt van rechtswege door. Verder heeft de gemeente
de bevoegdheid gekregen om zelf in de bouwverordening een lagere EPC voor te schrijven
voor te bouwen gebruiksfuncties. Dat is gebeurd in de zeventiende tranche van het
BuChw die op 16 februari 2019 in werking is getreden. Dit experiment is destijds in
de voorhang uw Kamer gepasseerd. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd in mijn brief
van 19 maart 2018 (Kamerstuk 32 127, nr. 226).
De gevolgen van EPC eisen hangen samen met vele factoren. Bijvoorbeeld het moment
waarop de eis kenbaar wordt, de hoogte van de eis en welke eisen op andere gebieden
gelden. De gemeente moet bij stellen van een EPC eis rekening houden met alle factoren
op het moment dat zij een strengere eis oplegt. Ik ga er vanuit dat de gemeente zorgvuldig
met deze bevoegdheid is omgesprongen bij het aanvragen van dit experiment. Zo is het
gebruikelijk dat gemeenten periodiek samen met corporaties en huurdersorganisaties
prestatieafspraken over onder meer het aantal nieuw te bouwen sociale huurwoningen
en de randvoorwaarden waaronder deze aantallen woningen kunnen worden gerealiseerd
door corporaties, bijvoorbeeld ten aanzien van het huurprijssegment en de energetische
kwaliteit.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe bij het experiment fijnstof in de gemeenten
Nederweert en Someren rekening wordt gehouden met het feit dat de veehouderij in Nederland
vanuit economisch perspectief een belangrijke positie inneemt. Naar aanleiding van
deze vraag merk ik op dat bij dit experiment niet uit het oog wordt verloren dat de
veehouderij in Nederland vanuit economisch perspectief een belangrijke positie inneemt.
Deze sector levert – zeker in de omgeving van Nederweert en Someren – een significante
bijdrage aan de directe en indirecte werkgelegenheid. Om deze bijdrage te kunnen blijven
leveren moet de sector verder verduurzamen. Deze verduurzaming moet ertoe leiden dat
de veehouderijen blijven passen in de leefomgeving en er geen sprake is van onaanvaardbare
gezondheidsrisico’s voor omwonenden en overschrijdingen van grenswaarden voor fijnstof.
Vanuit de sector zijn er al goede stappen gezet, maar in deze specifieke situaties
is extra stimulans – bijvoorbeeld in de vorm van het voorschrijven van emissie reducerende
maatregelen vanuit de gemeenten – nodig om gezondheidsrisico’s te beperken. Hiermee
is het de bedoeling de positie van de sector op economisch gebied op de langere termijn
te versterken.
De leden van de fractie van het CDA vragen wat de meerkosten zijn van de toepassing
van MPG. Uit onderzoek bij de introductie van de Milieuprestatie Gebouwen (MPG) van
ten hoogste 1 voor woningen en kantoren in 2018 is gebleken dat er geen toename van
de nalevingskosten en administratieve lasten was.2 In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is de mogelijkheid voor gemeenten opgenomen
om via een maatwerkregel een strengere lokale waarde aan de milieuprestatie te stellen.
Dit experiment loopt vooruit op deze maatwerkmogelijkheid. De kosten zullen per situatie
verschillen. Centraal staat dat de maatwerkregel haalbaar is met regulier voorhanden
zijnde technieken en tegen vergelijkbare kosten als de huidige eisen. De innovatie,
technische mogelijkheden en creativiteit om inhoud te kunnen geven aan een aangescherpte
MPG zijn al in de markt aanwezig. Bij een werkbezoek aan Soesterberg Noord gaven bouwers
aan dat strengere eisen haalbaar zijn.
De gemeenten Amsterdam en Harderwijk hebben verzocht om dit experiment en de afweging
gemaakt dat in deze gemeenten de bouw van nieuwe woningen samen kan gaan met een strengere
waarde van de milieuprestatie of zullen de afweging nog maken bij de lokale toepassing
ervan.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de nieuwe BENG-normen zich verhouden tot de
mogelijkheid een strengere MPG-waarde op te leggen in Amsterdam en Harderwijk. BENG-normen
zijn gericht op het realiseren van bijna energie neutrale gebouwen. De MPG geeft aan
wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. Er
is inmiddels onderzoek gedaan naar de relatie tussen de nieuwe BENG-normen en de MPG3. Uit dit onderzoek van DGMR-Adviseurs in opdracht van het zogeheten Lente-akkoord4, de NVTB Bouwmaterialenindustrie5 en de Stichting MRPI6 is gebleken dat het mogelijk is om woningen met een MPG van 0,9 te bouwen in combinatie
met de BENG-eisen. In sommige gevallen vraagt dat wel om goede optimalisering in de
ontwerpfase tussen maatregelen om de BENG-normen te halen enerzijds en maatregelen
om de MPG-norm te halen anderzijds. Op dit moment laat de Stichting Bouwkwaliteit
(SBK) onderzoek uitvoeren wat op korte termijn realistische ambities zijn voor de
MPG.7 In dat onderzoek wordt ook de relatie gelegd tussen de MPG en BENG-normen. De resultaten
van dit onderzoek worden naar verwachting deze zomer openbaar.
Deze leden van de CDA-fractie vragen daarnaast hoe het mogelijk is dat de gemeente
Amsterdam dit al heeft ingevoerd terwijl onderhavig besluit nog niet is afgerond.
De EPC-regelgeving die de gemeente Amsterdam heeft ingevoerd is mogelijk gemaakt in
de zeventiende tranche. Deze tranche heeft vanaf 19 maart 2018 voor consultatie voorgelegen
in uw Kamer. Deze tranche is sinds op 16 februari 2019 in werking. Dat betekent dat
de gemeente Amsterdam daar gebruik van kan maken sinds 16 februari 2019. De gemeente
Amsterdam kan pas gebruik maken van de strengere MPG-eis als de negentiende tranche
in werking is getreden.
De leden van de CDA-fractie vragen of het experimenteren met MPG in Amsterdam en Harderwijk
niet contraproductief werkt voor het versnellen van de woningbouw.
Het is van groot belang om voor de toekomst duurzame woningbouw te realiseren. MPG
levert hier een bijdrage aan. Zoals in het voorgaande aangegeven zijn de innovatie,
technische mogelijkheden en creativiteit om inhoud te kunnen geven aan een aangescherpte
MPG al in de markt aanwezig. Het is daarom de verwachting dat de versnelling van de
woningbouwproductie wel kan worden gerealiseerd.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag wat de visie is op het signaal dat bouwprojecten
door deze extra eisen vertragen en de extra kosten die corporaties hiervoor moeten
maken. Deze leden vernemen eveneens graag of de visie gedeeld wordt dat het behalen
van de woningopgave moeilijker wordt wanneer er kostenverhogende ambities worden opgelegd.
In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), zoals dat gepubliceerd is in het Staatsblad
op 31 augustus 2018, is de keuze gemaakt gemeenten de mogelijkheid te geven om lokale
ambities op het terrein van energiezuinigheid en milieuprestaties te realiseren door
strengere lokale eisen te stellen. Dit is al langer een wens van gemeenten en sluit
aan bij de decentrale opzet van het nieuwe stelsel van de Omgevingswet. Dit experiment
sluit hier bij aan.
Met de mogelijkheid om decentraal strengere eisen te stellen, krijgen gemeenten ook
de verantwoordelijkheid na te denken over eventuele hogere kosten van deze eisen voor
bijvoorbeeld corporaties en hoe deze zich verhouden met andere opgaven, zoals de woningbouwopgave.
De woningbouwopgave en het nastreven van hogere duurzaamheidsambities staan elkaar
echter niet in de weg en worden mede door dit experiment juist gecombineerd. Een voorbeeld
hiervan is de ontwikkeling van Havenstad in Amsterdam.
De innovatie, technische mogelijkheden en creativiteit zijn in de markt aanwezig om
steeds duurzamere gebouwen te bouwen. Een meer duurzame woning neerzetten vraagt op
dit moment wat meer werk per woning dan zonder deze hogere eisen, maar het is van
belang dat partijen hier nu al praktische ervaring mee op kunnen doen via het experiment,
vooruitlopend op de landelijke invoering van de eisen in het Bbl en de maatwerkmogelijkheden
daarin. De maatwerkmogelijkheden worden bij verordening vastgesteld door de gemeenteraad.
Het doel van dit experiment is om duurzamere woningen te realiseren en om binnen de
gemeenten Amsterdam en Harderwijk bouwende partijen binnen dit experiment ervaring
te laten opdoen met het bouwen met een scherpere MPG. Deze functionele eis heeft tot
doel de schadelijke effecten van de gebruikte materialen in gebouwen te beperken,
door het sturen op het duurzaamheidgehalte van te bouwen woningen, woongebouwen en
kantoorgebouwen.
De milieueffecten van het materiaalgebruik spelen een belangrijke rol bij het terugdringen
van de totale milieubelasting van gebouwen en bouwwerken. Door inzicht te krijgen
in de milieueffecten van het materiaalgebruik kan een verdere reductie van de milieubelasting
in de bouw worden gerealiseerd. Daarnaast levert het experiment een impuls aan de
markt voor bouwproducten met een hogere milieuprestatie. Deze ervaring en kennis draagt
weer bij aan de kabinetsdoelstelling van een transitie naar een circulaire economie.8
9
Onderdeel A
Ik ben verheugd dat de leden van de D66-fractie content zijn met het experiment om
strengere eisen te stellen aan MPG. Zij vragen waarom het niet mogelijk is nog strengere
eisen te stellen. Het is mogelijk om een strengere MPG dan 0,9 te realiseren. Toch
is er niet voor gekozen om in het betreffende experiment toe te staan dat gemeenten
een strengere MPG dan 0,9 stellen. De reden om geen strengere eis toe te staan is
dat het onduidelijk is in welke mate dit in alle gevallen (bijvoorbeeld woningtype,
specifieke lokale omgevingsfactoren) haalbaar is met regulier voorhanden zijnde technieken
en tegen vergelijkbare kosten als de huidige eisen.
De leden van de D66-fractie vragen of er achterliggend onderzoek is gedaan naar de
grenswaarden. Voor dit experiment heb ik geen onderzoek laten doen. De waarde van
0,9 is gebaseerd op een deskundige inschatting van de mogelijkheden. De innovatie,
technische mogelijkheden en creativiteit om inhoud te kunnen geven aan een MPG-eis
van 0,9 zijn al in de markt aanwezig. In mijn antwoord op de vragen van de leden van
de CDA-fractie noemde ik al, dat ik in de zomer de resultaten verwacht van lopend
onderzoek naar de MPG.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering borgt dat ook andere gemeenten
invulling kunnen geven aan ambitieuze duurzaamheidsambities. Alle gemeenten kunnen
een verzoek doen om deel te nemen aan bovengenoemd experiment van de gemeenten Amsterdam
en Harderwijk. In het wetsvoorstel Wijziging Crisis- en herstelwet in verband met
versnelling woningbouw en faciliteren duurzame ontwikkeling wordt de toevoeging van
gebieden en projecten aan bestaande experimenten sneller mogelijk gemaakt door dit
te regelen via een ministeriële regeling in plaats van een algemene maatregel van
bestuur. Wanneer de Omgevingswet inwerking is kunnen gemeenten maatwerkregels op grond
van het Bbl stellen.
Onderdeel C
Ik ben verheugd te lezen dat de leden van de D66-fractie tevreden zijn met het experiment
om de concentratie van fijn stof te verlagen. De leden van de D66-fractie vragen of
er voldoende waarborgen zijn om te voorkomen dat de luchtkwaliteit verder kan verslechteren,
temeer omdat het college 10 jaar krijgt dit experiment uit te voeren en de Wet milieubeheer
buiten toepassing wordt gelaten. In antwoord op deze vraag is het allereerst belangrijk
om op te merken dat het experiment op geen enkele wijze de mogelijkheid biedt om minder
strenge grenswaarden te hanteren dan de Wet milieubeheer voorschrijft. Het experiment
kan dus niet leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Daarnaast wil ik benadrukken dat het doel is om de overschrijdingen sneller aan te
pakken dan binnen de termijn van 10 jaar, namelijk op de kortst mogelijke termijn,
conform bestuurlijke afspraken tussen de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
en de betrokken gemeenten. De termijn van 10 jaar wordt geboden om te voorkomen dat
het experiment afloopt voordat de knelpunten definitief zijn opgelost.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier