Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Pia Dijkstra over het lastig vallen van vrouwen bij abortusklinieken door anti-abortusdemonstranten
Vragen van het lid PiaDijkstra (D66) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het lastig vallen van vrouwen bij abortusklinieken door anti-abortusdemonstranten (ingezonden 21 maart 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 7 mei 2019) Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2209.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat vrouwen die naar abortusklinieken gaan om
daar hun zwangerschap af te breken steeds vaker worden lastiggevallen door anti-abortusdemonstranten?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Bent u met mij van mening dat vrouwen die onbedoeld zwanger zijn geraakt in alle vrijheid
een keuze voor abortus moeten kunnen maken?
Antwoord 2
Ja, zeker. Vrouwen moeten over een eventuele abortus vrijelijk kunnen besluiten. De
wet schrijft dat ook voor.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat vrouwen die naar abortusklinieken gaan om daar hun zwangerschap
af te breken steeds vaker worden lastiggevallen door anti-abortusdemonstranten?
Antwoord 3
Ik vind het zeer kwalijk als vrouwen die op het punt staan een abortuskliniek te bezoeken
worden lastiggevallen. Vrouwen moeten zich bij de entree van de kliniek niet hoeven
te verantwoorden tegenover een wildvreemde over de keuzes die zij zelf maken.
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat de directeur van de abortuskliniek in Rotterdam zich genoodzaakt
heeft gezien zich voor hulp tot de gemeente Rotterdam te wenden omdat de intensiteit
en brutaliteit van de protesten toeneemt?
Antwoord 4
Vrouwen moeten in alle vrijheid een zwangerschapsafbreking kunnen overwegen en toegang
hebben tot abortuszorg. Zeker aangezien ze op dat moment toch al een moeilijke en
zware periode in hun leven doormaken.
Het aantal signalen dat vrouwen zich geïntimideerd voelt neemt helaas toe en dit kan
een drempel opwerpen voor vrouwen om naar een abortuskliniek te gaan. Voor die vrouwen
raakt dit hun toegang tot abortuszorg.
Het is primair aan gemeenten om demonstraties in goede banen te leiden, zoals ik ook
aangaf in mijn eerdere commissiebrief en beantwoording van de Kamervragen hierover2,
3. Het is dus goed dat de directeur van de abortuskliniek in Rotterdam zich tot de
gemeente heeft gewend, zodat zijn informatie bij de afweging van de burgemeester over
deze demonstraties kan worden betrokken.
De gemeente Rotterdam heeft al sinds begin 2016 voorwaarden gesteld aan demonstraties
bij de abortuskliniek door middel van een zogenoemde «bufferzone» (het aanwijzen van
een plek van de demonstratie). Hierdoor is het in die gemeente niet toegestaan om
voor de ingang te demonstreren en is een plek aangewezen aan de overkant van de straat.
Ik steun deze oplossing. Als demonstranten zich niet houden aan de gestelde voorwaarden
dan kan het lokale gezag aanvullende acties nemen.
Overigens heb ik ook met Schreeuw om Leven en Stirezo gesproken. Zij zijn de organisaties
waarbij de grootste groep van demonstranten zijn aangesloten. Zij geven beide aan
dat zij het geschetste beeld in de media van hun demonstraties bij abortusklinieken
niet herkennen en dat ze zich aan de gestelde voorwaarden houden. Ook geven zij aan
dat ervoor moet worden gewaakt dat acties van eenlingen zonder meer worden toegeschreven
aan een groep van demonstranten.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat het Vrelinghuis in Utrecht zich genoodzaakt heeft gezien om
een bord bij de kliniek op te hangen om vrouwen te waarschuwen voor agressieve demonstranten?
Antwoord 5
Zoals gezegd, betreur ik het als demonstranten zich ongepast of smakeloos uiten tegenover
vrouwen die op het punt staan een abortuskliniek te bezoeken. Het is aan de directie
van de abortuskliniek om te bepalen hoe zij hun bezoekers voorbereiden op demonstranten.
Als er sprake is van agressieve demonstranten dan vind ik dat een kwalijke zaak en
is het belangrijk dit met de gemeente te bespreken.
Ik begrijp dat dit in Utrecht gebeurd is en dat het ook de aandacht van de burgemeester
heeft. Op 17 januari 2018 is de burgemeester hier uitgebreid op ingegaan tijdens het
mondelinge vragenuur en hij heeft de toezegging gedaan opnieuw met de demonstranten
in gesprek te gaan en de situatie nogmaals te bekijken. Dit loopt nog.
Diverse APV’s (algemene plaatselijke verordening) stellen strafbaar om zich hinderlijk
te gedragen, personen lastig te vallen of zich onnodig op te dringen. De politie,
het OM en uiteindelijk de strafrechter zullen altijd van geval tot geval moeten beoordelen
of een concrete «agressieve» gedraging strafbaar is.
Vraag 6
Erkent u de trend dat mede door toedoen van conservatief christelijke anti-abortusorganisaties
het taboe op zwangerschapsonderbreking groeit?
Antwoord 6
Er is mij geen specifiek onderzoek bekend naar de invloed van conservatief christelijke
anti-abortusorganisaties op een mogelijk taboe op zwangerschapsonderbreking.
In de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap wordt de keuzehulpverlening en het
besluitvormingsproces onderzocht. Zoals beantwoord in het Verslag Schriftelijk Overleg
(VSO) inzake de evaluatie Wet afbreking zwangerschap van 6 juli 2018 en toegezegd
in het AO medische ethiek op 6 september 2018 is eventuele toenemende taboevorming
onderdeel van deze vraagstelling. De resultaten van dit onderzoek verwacht ik in het
voorjaar van 2020.
Vraag 7
Wat vindt u van het voorstel van het Humanistisch Verbond om rond abortusklinieken
bufferzones in te richten zodat vrouwen ongehinderd naar binnen kunnen gaan en bent
u bereid hier actie op te ondernemen.
Vraag 8
Welke andere mogelijkheden ziet u om vrouwen ongehinderd toegang tot abortusklinieken
te geven zodat zij niet langer op brutale wijze door demonstranten gedwarsboomd worden
alvorens een emotionele en lichamelijke zware ingreep te ondergaan?
Vraag 9
Wat gaat u doen om vrouwen die zich na een lastige afweging tot een abortuskliniek
wenden om hun zwangerschap te onderbreken te beschermen tegen opdringerige anti-abortusdemonstranten?
Vraag 10
Wanneer onderneemt u hiertoe actie?
Antwoord 7, 8, 9 en 10
Het is primair aan gemeenten om nadere invulling te geven aan de uitoefening van het
recht om te demonstreren en daarbij het belang van bescherming van de vrouwen die
een abortuskliniek bezoeken mee te wegen. Ik kan me voorstellen dat een bufferzone
een geschikte en juridisch aanvaardbare manier is om een situatie die uit de hand
dreigt te lopen te adresseren. Hiermee kan recht gedaan worden gedaan aan enerzijds
de vrijheid om te demonstreren en anderzijds het belang dat vrouwen vrije toegang
tot zorg in een abortuskliniek moeten hebben. Ook andere keuzes zijn denkbaar.
Het in goede banen leiden van demonstraties blijft wel steeds lokaal maatwerk en een
inschatting van de burgemeester als het bevoegde gezag, die nauw samenhangt met zijn
kennis van de plaatselijke situatie en openbare orde. Of een inperking van het demonstratierecht
noodzakelijk en gerechtvaardigd is, bijvoorbeeld door het stellen van voorschriften
ten aanzien van de in acht te nemen afstand van de demonstratie tot de ingang van
de abortuskliniek («bufferzone»), is eveneens afhankelijk van alle relevante feiten
en (plaatselijke) omstandigheden, en daarmee een beoordeling die alleen lokaal door
de burgemeester kan worden gemaakt. De uitkomst van die afweging kan per geval verschillen.
Na de uitzending van EenVandaag in januari zijn er in verschillende gemeenten (zoals
Den Haag, Rotterdam en Utrecht) door raadsleden vragen gesteld aan het college van
burgemeester en wethouders over het beleid ten aanzien van de abortuskliniek in hun
omgeving. Gemeenten hebben in het algemeen goed contact met de abortusklinieken en
de demonstranten. Ook hebben enkele gemeenten al onderling contact opgenomen om van
elkaars aanpak te leren.
Ik wil hier een faciliterende rol in spelen. Met inachtneming van de inhoudelijke
verantwoordelijkheden van het lokale gezag, zal ik voor het zomerreces de betrokken
gemeenten en de abortusklinieken uitnodigen om deel te nemen aan een bijeenkomst om
kennis uit te wisselen over elkaars behoeftes, mogelijkheden, ervaringen en goede
voorbeelden. Voor het zomerreces zal ik u nader informeren over de uitkomsten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.