Schriftelijke vragen : De gevolgen van de arresten van het Europese Hof over doorstroom-bv’s van februari 2019
Vragen aan het lid Van Raan (PvdD) aan de Staatssecretaris van Financiën over de gevolgen van de arresten van het Europese Hof over doorstroom-bv’s van februari 2019 (ingezonden 2 mei 2019).
Vraag 1
            
Kent u de berichten «Europees Hof legt bom onder Nederland als fiscale vrijhaven»1, «Belastingdienst laat doorstroom-bv's vooralsnog met rust»2 en «Deense fiscus mag heffen over dividend dat vanuit Schiphol-Rijk naar Cyprus gaat»?3
Vraag 2
            
Herinnert u zich uw antwoorden op vragen tijdens het algemeen overleg Belastingontwijking
               op 28 maart 2019 hierover, waarbij u aanfag dat: «[b]ij de uitwerking van de conditionele
               bronbelasting zal ik terugkomen op de gevolgen van dit arrest voor onze eigen wet-
               en regelgeving. Het wetsvoorstel komt rond Prinsjesdag naar uw Kamer»?
            
Vraag 3
            
Waarom is handhaving van het antimisbruikleerstuk, zoals thans ingevuld door het Europese
               Hof, op een zo kort mogelijke termijn niet passend en geboden? Waarom liet uw ministerie
               aan het Financieele Dagblad weten dat «de arresten niet betekenen dat de zekerheid
               die de Belastingdienst multinationals heeft geboden in zogeheten rulings «per direct
               vervallen of moeten worden heroverwogen»»? Betekent deze toelichting aan het FD dat
               u de «rulings», waarin vergelijkbare constructies als de «Deense constructie» zijn
               opgenomen, per definitie niet zal heroverwegen (zie ook vraag 4 en 5 hierna)?
            
Vraag 4
            
Bent u van plan de arresten aan te grijpen om aanslagen op te leggen aan bedrijven
               die via tussenschakels in Nederland dividenden, rente en royalty's de EU uitsluizen?
               Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 5
            
Bent u in het bijzonder van plan de arresten aan te grijpen om alsnog en zo spoedig
               mogelijk over te gaan tot heffing van dividendbelasting op dividend dat door een Nederlands
               bedrijf is of wordt uitgekeerd aan een Luxemburgse of Ierse doorstroomvennootschap
               die louter en alleen van de inhoudingsvrijstelling dividendbelasting ex artikel 4,
               tweede lid, Wet op de dividendbelasting 1969 profiteert omdat die voldoet aan de zogenoemde
               substance-eisen, waaronder het hebben van een kantoor voor minimaal 24 maanden en
               een salariskostenpost van 100.000 euro of meer?
            
Vraag 6
            
Bent u van plan bij de herbeoordelingen prioriteit te geven aan alle belastingrulings
               waarbij Ierse en Luxemburgse brievenbusvennootschappen betrokken zijn? Zo nee, waarom
               niet?
            
Vraag 7
            
Onderkent u risico’s van Europeesrechtelijke aard indien een EU-lidstaat niet tot
               het bestrijden van misbruik van doorstroomvennootschappen overgaat?
            
Vraag 8
            
Binnen welke termijn bent u van plan te voldoen aan de opdracht van het Europese Hof
               aan de belastingdienst(en) om na te gaan of er misbruik wordt gemaakt van de vrijstellingen
               van bronbelasting voor bedrijven binnen de EU?
            
Vraag 9
            
Kun u bij benadering aangeven wat de orde van grootte is van de uitgaande stromen
               dividenden, rente en royalty’s die door deze uitspraken geraakt worden? Zo niet, kunt
               u de Kamer daar later over berichten?
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
L. van Raan, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.