Lijst van vragen : Lijst van vragen over de toekomstvisie gewasbescherming 2030, naar weerbare planten en teeltsystemen en Pakket van maatregelen emissiereductie gewasbescherming open teelten (Kamerstuk 27858-449)
2019D18366 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
                  voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake de Toekomstvisie
                  gewasbescherming 2030, naar weerbare planten en teeltsystemen en het pakket van maatregelen
                  emissiereductie gewasbescherming open teelten (Kamerstuk 27 858, nr. 449).
               
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Haveman-Schüssel
Nr.
Vraag
                         
                         
1
Met welke organisaties, belanghebbenden en deskundigen is voorafgaand en tijdens de
                              totstandkoming van deze visie gesproken?
                           
2
Waarom gaat u ervan uit dat de gewasbescherming centraal staat bij boeren en tuinders?
3
Welke stappen heeft de rijksoverheid de afgelopen vijf jaar gezet om te laten zien
                              dat Nederland toonaangevend in de wereld op het gebied van duurzame gewasbescherming
                              is?
                           
4
Waarom zijn de begrippen voedselproductie, voedselveiligheid en voedselzekerheid onderbelicht
                              in deze visie?
                           
5
Welke overleggen heeft u gevoerd en welke stappen heeft u gezet om te komen tot weerbare
                              planten en teeltsystemen in Nederland en in Europees verband?
                           
6
Wat zijn de resultaten van de overleggen om te komen tot weerbare planten en teeltsystemen
                              in Nederland en in Europees verband?
                           
7
Klopt het dat er geen rapport of onderzoek is van het aantal controles op residuen
                              bij producten, zoals groente, fruit en aardappelen, in onderscheid naar gangbare en
                              biologische productie? Zo ja, waarom is dit er niet en waarom wordt er geen onderscheid
                              gemaakt?
                           
8
Klopt het dat de laatste jaarrapportage voedingsmiddelen van de Nederlandse Voedsel-
                              en Warenautoriteit (NVWA) waarin zij ingaat op de residuen van gewasbeschermingsmiddelen
                              op groente en fruit ziet op de periode januari 2016 tot december 2017?
                           
9
Wanneer verschijnt de jaarrapportage voedingsmiddelen van de NVWA over 2018 waarin
                              zij ingaat op de residuen van gewasbeschermingsmiddelen op groente en fruit?
                           
10
Waarom wordt in de rapportage van de NVWA over voedingsmiddelen geen onderscheid gemaakt
                              tussen gangbare en biologische producten?
                           
11
Wat verstaat u onder een adequaat maatregelen- en gewasbeschermingsmiddelen pakket?
12
Wat verstaat u onder een Europees gelijk speelveld?
13
Hoeveel werkzame stof imidacloprid wordt bij de suikerbietenteelt per hectare toegediend
                              door het gebruik van gecoat zaad (dat met ingang van 2019 is verboden)?
                           
14
Aan welke nieuwe (genetische) technologieën wordt gedacht bij het verder terugdringen
                              van emissies?
                           
15
Welke redenen en bronnen worden gebruikt om te verklaren dat bij gebruik van nieuwe
                              veredelingstechnieken, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen omlaag gaat?
                           
16
Waarom is een pakket van maatregelen opgesteld dat beoogt om emissies van gewasbeschermingsmiddelen
                              naar de leefomgeving vanuit open teelten terug te dringen tot nagenoeg nul op 1 januari
                              2030, terwijl de doelen van de Nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst en de Kaderrichtlijn
                              Water respectievelijk in 2023 en 2027 gehaald moeten worden?
                           
17
Hoe wordt gegarandeerd dat op weg naar 2030 de doelen van de Nota Gezonde Groei, Duurzame
                              Oogst en de Kaderrichtlijn Water respectievelijk in 2023 en 2027 worden gehaald?
                           
18
Hoe kan een gewas genetisch diverser gemaakt worden door mengteelten?
19
Welke andere stappen heeft u gezet om de door u gewenste paradigmaverandering in te
                              zetten?
                           
20
Wat zijn de te verwachten resultaten van de door u gewenste te maken stappen inzake
                              de paradigmaverandering?
                           
21
Kunt u een opsomming geven van de belemmeringen voor precisielandbouw en wanneer deze
                              opgeheven zijn? Zo nee, waarom niet?
                           
22
Wat bedoelt u met «nagenoeg geen emissie naar het milieu en nagenoeg geen residuen
                              op producten», is «nagenoeg zonder» bijna nul, of is het meer dan dat?
                           
23
Is voor de nota Toekomstvisie gewasbescherming 2030 een opdracht gegeven voor een
                              nulmeting residuen? Zo nee, waarom niet?
                           
24
Waarom wordt in de nota Toekomstvisie gewasbescherming 2030 niet gerept over gewasbescherming
                              in de biologische teelt?
                           
25
Heeft wetenschappelijk onderzoek plaatsgevonden om de gevolgen in kaart te brengen
                              voor bodem, biodiversiteitseffecten en anderen effecten bij mechanische onkruidbestrijding,
                              het branden van onkruid en of andere toepasbare methoden? Zo nee, waarom niet?
                           
26
Wat gaat u doen om kleine teelten meer te ondersteunen, aangezien kleine teelten in
                              sterke mate te maken hebben met een afnemend en niet meer adequaat middelenpakket?
                           
27
Wat gaat u doen om de kosten en de tijd die nodig is voor de toelating van laagrisicomiddelen
                              te verlagen en verkorten?
                           
28
Welke mogelijkheden ziet u voor experimenteerruimte om kennis op te doen en innovatie
                              te bespoedigen?
                           
29
Hoe draagt de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 bij tot het halen van de doelen
                              van de Tweede Nota Duurzame Gewasbescherming: Gezonde Groei, Duurzame Oogst en de
                              Kaderrichtlijn Water?
                           
30
Kunt u concreet en kwalitatief aangeven hoe het doel van de Toekomstvisie van nagenoeg
                              nul emissies in 2030 bereikt gaat worden in relatie tot de doelen van de Nota Gezonde
                              Groei, Duurzame Oogst en de Kaderrichtlijn Water?
                           
31
Welke aanvullende maatregelen overweegt u om de doelen van de Nota Gezonde Groei,
                              Duurzame Oogst in 2023 alsnog te halen?
                           
32
Wat is een «effectief pakket aan maatregelen en middelen»?
33
Welke stappen heeft u gezet en welke resultaten heeft u geboekt om in Europees verband
                              de mogelijkheid voor het gebruik van CRISPR-Cas te bespoedigen?
                           
34
Hoe gaat de toekomstvisie verandering brengen in de soms knellende algemene regels
                              voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en kijken naar maatwerk per perceel?
                           
35
Wat is de precieze doelstelling op het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen
                              in 2030 en in hoeverre moet het gebruik gedaald zijn in vergelijking met het huidige
                              gebruik?
                           
36
Hoe rijmt u de uitspraak in de nota dat Nederland in 2030 toonaangevend is op het
                              gebied van duurzame gewasbescherming met de uitspraak op de website van het Rijksinstituut
                              voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), die deze situatie nu al suggereert: «Het RIVM
                              is internationaal toonaangevend bij het vormgeven van de risicobeoordeling van bestrijdingsmiddelen.
                              Het RIVM drukt zowel op Europees als op mondiaal niveau een stempel op risicobeoordelingsmethodieken»?
                           
37
Kunt u de (wetenschappelijke) onderbouwing geven van robuuste productiesystemen (die
                              nog ontwikkeld moeten worden) en die leiden tot meer continuïteit in opbrengst en
                              kwaliteit?
                           
38
Kunt u de (wetenschappelijke) onderbouwing geven hoe deze robuuste productiesystemen
                              de relaties in de keten versterken?
                           
39
Geven boeren en tuinders geen rekenschap geven van de plaatselijke omstandigheden?
                              Zo ja, hoeveel boeren en tuinders?
                           
40
Welke voorbeelden heeft u van boeren en tuinders die onvoldoende rekening houden met
                              de plaatselijke omstandigheden?
                           
41
Welke knelpunten in de huidige wetgeving ziet u ten aanzien van nieuwe gentechnieken?
42
Op welke punten en ambities in de nota is rekenschap gegeven van de grote diversiteit
                              in samenstelling van grondsoorten? Zo nee, waarom niet?
                           
43
Welke concrete doelen worden er meegenomen in de toekomstvisie voor biodiversiteit?
44
Op welke wijze gaat u invulling geven aan de motie van het lid De Groot over het verbieden
                              van het gebruik van glyfosaat houdende middelen buiten geïntegreerde gewasbescherming
                              (Kamerstuk 27 858, nr. 426)?
                           
45
Vindt u dat met zaadbehandeling de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen later
                              in het teeltproces verminderd kan worden? Zo ja, wordt daar in de uitwerking van de
                              visie ruimte voor gegeven binnen het principe van geïntegreerde gewasbescherming?
                              Zo nee, waarom niet?
                           
46
Op welke manier wordt invulling gegeven aan het bijenrichtsnoer (bee guidance) in
                              de toekomstvisie?
                           
47
Hoe ziet u de informatieverstrekking richting de sector betreffende precisielandbouw
                              en geïntegreerde gewasbescherming voor u?
                           
48
Welke mogelijkheden zijn er om bij de toelating van werkzame stoffen en middelen rekening
                              te houden met cumulatieve effecten (systeembenadering in plaats van middel specifiek)?
                           
49
Op welke manier wordt een daadkrachtige en ambitieuze invulling van het uitvoeringsprogramma
                              van de Toekomstvisie Gewasbescherming vormgegeven?
                           
50
Op welke wijze wordt deze bestuurlijke «versnellingstafel landbouw» binnen de Delta-aanpak
                              Waterkwaliteit en Zoetwater ingezet bij het vormgeven van de vervolgacties rond de
                              Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 en de inventarisatie van mogelijke aanvullende
                              maatregelen naar aanleiding van de evaluatie van de Nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst?
                           
51
Wat bedoelt u in de nota met «Doordat in 2030 gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet
                              zoals in deze toekomstvisie is beschreven, neemt de kans op aanwezigheid van residuen
                              op producten af»?
                           
52
Hoe rijmt u de zin «Doordat in 2030 gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet zoals
                              in deze toekomstvisie is beschreven, neemt de kans op aanwezigheid van residuen op
                              producten af» met de uitkomsten van een recent European Food and Safety Authority
                              (EFSA) rapport waarin u in antwoord op eerder gestelde schriftelijke vragen van het
                              lid Lodders naar verwijst (Aanhangsel van de Handelingen II 2018/19, nr. 2512)?
                           
53
Wat wordt verstaan onder voldoende adequate maatregelen en gewasbeschermingsmiddelen
                              beschikbaar houden?
                           
54
Op welke manier wordt educatie voor de landbouwsector over precisielandbouw en geïntegreerde
                              gewasbescherming vormgegeven?
                           
55
Worden ook natuur- en milieupartijen betrokken bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma?
56
Wat kan er gedaan worden om het bewustzijn van agrariërs over restricties die gelden
                              voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden te
                              vergroten, zeker ook in het licht van de ambities voor 2030 en welke rol spelen toezicht
                              en handhaving?
                           
57
Bent u bereid om in het kader van het verbod op het gebruik van neonicotinoïden voor
                              zaadcoating samen met het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
                              en biociden (Ctgb) te gaan kijken hoe het verbod uitpakt en welke oplossingen hiervoor
                              gevonden kunnen worden?
                           
58
Op welke manier wordt de drift van gewasbeschermingsmiddelen naar de omgeving gemonitord?
59
Op welke manier wordt de cumulatieve werking van gewasbeschermingsmiddelen meegenomen
                              in de veiligheidsbeoordeling?
                           
60
Hoe zorgt u ervoor dat de erkenning van nieuwe spuitdoppen snel wordt geregeld, gezien
                              de nieuwe regelgeving voor driftreductie?
                           
61
Welke aspecten worden meegenomen in het monitoringsplan?
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 M.E. Haveman-Schüssel, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
