Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Laan-Geselschap en Koerhuis over het bericht 'Negen jaar Crisis- en Herstelwet: de (dis)balans'
Vragen van de leden Laan-Geselschap en Koerhuis (beiden VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Negen jaar Crisis- en Herstelwet: de (dis)balans» (ingezonden 1 april 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
26 april 2019)
Vraag 1
Kent u het bericht «Negen jaar Crisis- en Herstelwet: de (dis)balans»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van het feit dat veel woningbouwprojecten jaren vertraging oplopen
of niet doorgaan vanwege de lengte van de bezwaar- en beroepsprocedures en de wijze
waarop querulante belanghebbenden misbruik maken van de rechtsbeschermingsmogelijkheden,
waarbij hun enige doel is de procedures zo ver mogelijk op te rekken om daar zelf
financieel beter van te worden? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Antwoord 2
Ik ben op de hoogte van het feit dat juridische procedures bijdragen aan de doorlooptijd
van de ontwikkeling. Ik onderken dat dat over het algemeen tijd kost en tot vertraging
kan leiden of zelfs tot het niet doorgaan van een project. Bij ontwikkelingen in de
fysieke leefomgeving spelen veel factoren en belangen een rol. Door juridische procedures
wordt zeker gesteld dat bij dergelijke ontwikkelingen rekening wordt gehouden met
alle belangen. Een juridische procedure zal overigens vaak niet de enige reden zijn
dat een project vertraging oploopt of geen doorgang vindt. Ook beschikbaarheid van
personeel en bouwmaterialen spelen in deze een belangrijke rol. In de Crisis- en herstelwet
spelen de bestuursrechtelijke versnellingen een belangrijke rol. Eén van deze versnellingen,
het relativiteitsvereiste is op 1 januari 2013 al opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht.
Dit betekent dat beroepen alleen kunnen slagen als het beroep daadwerkelijk strekt
tot de bescherming van de belangen van de appellant (artikel 8:69a Awb). Onderdeel
van deze bestuursrechtelijke versnellingen is ook dat de bestuursrechter uitspraak
doet binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn. Deze bestuursrechtelijke
versnellingen leveren in de praktijk veel winst op. Bij hoofdzaken vindt 65% van de
uitspraken (uitspraken direct, einduitspraken na tussenuitspraak en tussenuitspraken)
plaats binnen 26 weken (de zes-maanden-termijn). Gemiddeld is de doorlooptijd ruim
24 weken.
Of er bezwaarmakers zijn die procedures zolang oprekken met als enige doel om daar
zelf financieel beter van worden, zoals de leden van de VVD-fractie stellen, kan ik
niet beoordelen. Mocht dit het geval zijn, dan keur ik dit af. Adequate rechtsbescherming
is een wezenlijk onderdeel van een democratische rechtstaat, waarbij een belanghebbende
de door de overheid gemaakte belangenafweging uiteindelijk door een onafhankelijke
rechter kan laten toetsen. Dit volgt onder andere uit het in artikel 6 van het Verdrag
tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden neergelegde
recht op vrije toegang tot de rechter. Een partij dient dat recht te gebruiken voor
het doel waarvoor het in het leven is geroepen, de gerechtvaardigde behartiging van
zijn belangen. Het huidige recht kent al mogelijkheden om misbruik tegen te gaan.
Een bezwaarschrift is niet-ontvankelijk als de bevoegdheid om bezwaar te maken, wordt
gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, op een zodanige wijze dat
dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de uitspraak
van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 oktober 2018 betreffende
de Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who) (ECLI:NL:RVS:2018:3151).2 Ook in de beroepsfase geldt dat het beroep niet-ontvankelijk is indien de appellant
geen belanghebbende is (artikel 8:1 Awb) of bij misbruik van recht.
Vraag 3 en 4
Bent u ervan op de hoogte dat projectontwikkelaars en andere opdrachtgevers dergelijke
bezwaarmakers door middel van grote bedragen (oplopende tot tonnen) (moeten) afkopen
om de procedure te stoppen?
Deelt u de mening dat betaling van dergelijke afkoopsommen om bezwaarmakers te bewegen
tot stopzetting van de bezwaarprocedures niet gewenst is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3 en 4
Ik ben er van op de hoogte dat projectontwikkelaars en andere opdrachtgevers soms
een schikking treffen met een partij die in bezwaar of beroep is gegaan. Deze schikkingen
worden niet openbaar gemaakt. Ik ben daarom niet op de hoogte van de mate waarin dit
voor komt of om welke bedragen het gaat. Als een belanghebbende stelt schade te lijden
door een project, is het legitiem wanneer hij dat in bezwaar of beroep aanvoert. Als
een belanghebbende tevreden is met compensatie van die schade in plaats van het niet
doorgaan van het project, is dat een gerechtvaardigde uitkomst van een procedure of
van een overeenkomst ter minnelijke schikking. Een projectontwikkelaar is niet verplicht
een dergelijke overeenkomst te sluiten en kan van een voorstel daartoe melding maken
bij het bestuursorgaan. Indien voldoende vaststaat dat het de indiener van een bezwaarschrift
te doen is om een vergoeding anders dan wegens vergoeding van schade die hij zal lijden
door een voorgenomen project, kan het bestuursorgaan of een rechter een bezwaar of
een beroep niet-ontvankelijk verklaren, omdat het bezwaar of beroep voor een ander
doel wordt ingediend dan de behartiging van de belangen van de indiener.
Vraag 5
Bent u bereid om te onderzoeken of door middel van aanpassing van de rechtsregels
dergelijke bezwaarmakers de pas kan worden afgesneden, zonder dat de bezwaarmogelijkheden
van goedwillende belanghebbenden daardoor in het geding komen of worden aangetast,
waardoor in tijden van woningnood de procedures versneld worden? Zo ja, wanneer gaat
u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De huidige wet- en regelgeving kent al mogelijkheden om misbruik van recht tegen te
gaan (zie het antwoord op vraag 2). Bij verdere aanpassing vind ik het risico te groot
dat rechtsbescherming van partijen die voor hun gerechtvaardigde belangen opkomen
wordt aangetast. Het is onmogelijk op voorhand onderscheid te maken tussen querulante
belanghebbenden en goedwillende belanghebbenden. Ik vind het wel uitermate belangrijk
om procedures rondom woningbouw waar mogelijk te versnellen. Hiervoor zijn belangrijke
stappen gezet met de bestuursrechtelijke versnellingen in de Crisis- en herstelwet
(hierna: Chw). Ik wijs hierbij op het permanent worden van de Chw, het opnemen van
onderdelen uit de Chw in de Awb en meer recent het wetsvoorstel tot aanpassing van
de Chw waarin ik bijvoorbeeld het projectuitvoeringsbesluit beter toepasbaar maak.
Op dit instrument zijn na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel de bestuurlijke
versnellingen van toepassing. Daarnaast kent dit instrument – evenals de coördinatieregeling
en het bestemmingsplan – beroep in één instantie. Door toepassing van deze versnellingen
ontstaat eerder duidelijkheid over de houdbaarheid van deze besluiten en wordt vertraging
beperkt. Een goede afweging tussen de maatschappelijke opgave op het gebied van woningbouw
en andere belangen is daarbij noodzakelijk. Door inzet van deze instrumenten kan proceduretijd
worden bespaard, zonder dat partijen in hun rechtsgang worden belemmerd.
Vraag 6
Ziet u mogelijkheden tot het invoeren van het instellen van een voorrangsbesluit,
waarbij woningbouwplannen die opgenomen zijn in een structuurvisie doorgaan, mits
de leefomgeving van omwonenden niet op een onaanvaardbare manier aangetast wordt?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Nee, de structuurvisie is een juridisch vormvrij instrument dat alleen een bindende
werking heeft jegens de gemeente en daarom niet appellabel is. Dit voorstel zou de
rechtsbescherming in te sterke mate aantasten.
Vraag 7
Ziet u daarnaast nog andere mogelijkheden om tot snellere, rechtvaardiger procedures
te komen door bijvoorbeeld het relativiteitsvereiste, het begrip belanghebbende en
publicatieverplichtingen tegen het licht te houden? Of door een (gemeentelijke) commissie
of een rechter bij wijze van voorlopige voorziening (op verzoek van de initiatiefnemer)
te laten bepalen dat een project in het kader van het algemeen belang (voldoende woningen)
door mag gaan en dat de eventuele schades later afgehandeld worden? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Ik vind het belangrijk om procedures te versnellen. Zoals ik in de antwoorden op vragen
2 en 5 heb opgemerkt zijn er op dit gebied al belangrijke stappen gezet. Ook zijn
er mogelijkheden om misbruik van recht tegen te gaan. Ik zie op dit moment geen mogelijkheden
voor verdere versnelling zonder daarmee bezwaarmogelijkheden te veel te beperken.
Met betrekking tot de aangedragen voorstellen is het niet wenselijk deze over te nemen.
Dit zou een te grote inbreuk op de rechtsbescherming van belanghebbenden vormen en
mogelijk in strijd zijn met het recht op toegang tot de rechter.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.