Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 096 Voorstel van wet van de leden Smeulders en Van Rooijen tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het voorkomen van pensioenkortingen op de korte termijn
Nr. 7 VERSLAG
Vastgesteld 25 april 2019
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend initiatiefwetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit
te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de initiatiefnemers worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling
van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
I.
Algemeen
1
1.
Inleiding
2
2.
Aanleiding en achtergrond
3
3.
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
4
4.
Gevolgen
5
5.
Verhouding tot Europese internationale context
7
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierbij een aantal vragen aan
de initiatiefnemers.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Smeulders en Van
Rooijen. Zij achten het positief dat de initiatiefnemers meer temporele ruimte wensen
te geven aan de pensioenonderhandelingen. Deze leden wijzen er echter wel op dat de
huidige wet een stelsel vormt van verschillende regels die op elkaar inspelen. Het
is dan makkelijk om het zoet wel te aanvaarden maar het zuur niet. Zij vragen de initiatiefnemers
waarom eenmaal uitstel van de regels over kortingen niet zal leiden tot langer uitstel
of afstel van het handhaven van de wettelijke verplichtingen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Smeulders en Van
Rooijen. Zij hebben daarover enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel van de leden Smeulders en
Van Rooijen tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling
in verband met het voorkomen van pensioenkortingen op de korte termijn. Zij hebben
daarover enkele vragen.
De leden van PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van
de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het voorkomen
van pensioenkortingen op de korte termijn. Zij hebben daarover enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog wel enkele
vragen.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie delen de opvatting dat een nieuw pensioenakkoord een structurele oplossing biedt.
Daarbuiten hebben deze leden een aantal vragen aan de initiatiefnemers. Wat hebben
de initiatiefnemers gedaan met het advies van de Raad van State, die ernstige bezwaren
heeft geuit, stelt dat het voorstel onverantwoord is en dat veel ingrijpendere maatregelen
nodig zijn om te zorgen dat het pensioen ook op langere termijn waardevast is? Waarom
stellen de initiatiefnemers niet voor om het totale pakket aan maatregelen waarover
in het kader van het pensioenakkoord gesproken wordt door te voeren, aangezien zij
zelf erkennen dat daarin een structurele oplossing besloten ligt? Wat gebeurt er in
het voorstel van de initiatiefnemers met fondsen die een dekkingsgraad onder de 100%
hebben bij het zesde meetmoment? Welke effecten heeft het voorstel op alle deelnemers
van een fonds dat bij het zesde meetmoment een dekkingsgraad onder de 100% heeft?
Tot slot vragen zij de initiatiefnemers om een overzicht van de actuele dekkingsgraden
per maand over de afgelopen twaalf maanden bij de grootste vijf fondsen en een overzicht
welke fondsen een actuele dekkingsgraad lager dan 100% hebben.
De leden van de CDA-fractie vragen een nadere toelichting waarom de initiatiefnemers kiezen voor een uitstel
van een periode van twee jaar. Hoe verhoudt zich dit tot fondsen die reeds eerder
hebben moeten korten of fondsen die pas later dan 2021 zich in de positie gaan verkeren
dat zij genoodzaakt zijn tot kortingen? Kunnen de initiatiefnemers daarbij tevens
ingaan op de rechtsgelijkheid tussen deelnemers van fondsen die reeds eerder hebben
moeten korten en deelnemers van fondsen die in 2020 of 2021 vermoedelijk zullen moeten
gaan korten?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de indieners aangeven dat de kortingen twee
jaar uitgesteld zullen worden bij een dekkingsgraad onder de 104,2% omdat kortingen
dan niet uit te leggen zijn. Echter, de initiatiefnemers stellen ook voor om het korten
uit te stellen bij fondsen die al jaren onder de 100% zitten. Kunnen de initiatiefnemers
nader toelichten waarom het uitstel niet beperkt is tot fondsen die boven de 100%
zitten?
De initiatiefnemers vermelden dat gedurende die twee jaar langere hersteltijd een
nieuw breed gedragen pensioenakkoord dient te zorgen voor een structurele oplossing.
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers nader te omschrijven wat volgens
hen verstaan moet worden onder een structurele oplossing. Welke rol zien zij voor
zichzelf als het gaat om een breed gedragen pensioenakkoord?
De leden van de D66-fractie vragen de initiatiefnemers of zij het argument dat er nu wordt onderhandeld over
een nieuw pensioenstelsel juist reden is voor dit initiatiefwetsvoorstel, nader kunnen
toelichten. De Raad van State wijst er juist op dat voorliggend voorstel de besluitvorming
over vernieuwing van het pensioenstelsel verder kan belasten. Zouden de initiatiefnemers
uiteen kunnen zetten waarom zij juist niet verwachten dat voorliggend voorstel besluitvorming
over vernieuwing kan belasten?
De leden van de PvdA-fractie maken zich net als de initiatiefnemers grote zorgen over de pensioenkortingen. De
beste manier om de onnodige kortingen te voorkomen, is door een goed pensioenakkoord.
Een goed pensioenakkoord is dus hard nodig om er voor te zorgen dat alle werkenden,
nu en in de toekomst, zeker kunnen zijn van een goed pensioen. Deze leden prijzen
het streven van de initiatiefnemers om ook te komen tot een goed pensioen.
De leden horen graag van de initiatiefnemers in hoeverre zij een risico zien dat het
naar voren halen van bepaalde onderdelen de kans op een totaalakkoord verkleint? In
hoeverre zien zij een risico dat hiermee alleen dit onderdeel uit het mogelijke pensioenakkoord
er komt en er geen afspraken worden gemaakt over de minder snelle stijging van de
AOW-leeftijd, het loslaten van de 1-op-1-kopppeling met de levensverwachting, een
regeling voor zware beroepen en meer bescherming voor zzp’ers? Wat gaan de initiatiefnemers
doen om er voor te zorgen dat ook deze enorm belangrijke aanvullende maatregelen ook
gaan worden genomen?
Zijn de initiatiefnemers in overleg getreden met sociale partners en de Pensioenfederatie
over het verruimen van de hersteltermijnen? Zo ja, wat is hun oordeel over dit voorstel?
De leden van de SGP-fractie constateren dat er wordt aangegeven dat het niet wenselijk is om de onderhandelingen
over een nieuw pensioenstelsel te verstoren. Hoe zien de initiatiefnemers dit in het
licht van dit wetsvoorstel? Worden door dit wetsvoorstel de onderhandelingen niet
ook verstoord, door vooruit te lopen op eventuele uitkomsten van de onderhandelingen
over het nieuwe pensioenakkoord? Zijn de initiatiefnemers ook van mening dat, door
nu al de suggestie te wekken dat er op korte termijn niet gekort hoeft te worden,
een eventuele noodzakelijke korting in de nabije toekomst moeilijk is uit te leggen?
2. Aanleiding en achtergrond
De leden van de VVD-fractie merken op dat de initiatiefnemers zelf aangeven nu niet één element van het nieuwe
akkoord door te willen voeren, maar dit feitelijk wel doen door vanuit één element
het Financieel Toetsingskader (FTK) te wijzigen. Waar baseren de initiatiefnemers
op dat de MVEV-maatregel in het bestaande stelsel onnodig prudent is, aangezien de
SER-onderhandelaars over een nieuw stelsel onderhandelen? Wat is het effect van het
verlagen van de MVEV-eis op de zekerheid waarmee een pensioenfonds aan zijn verplichtingen
kan voldoen en hoe hebben de initiatiefnemers dit berekend? Waarom hebben de initiatiefnemers
geen vervaldatum in hun wetsvoorstel opgenomen, aangezien zij stellen dat het om tijdelijke
wetgeving gaat?
De leden van de CDA-fractie vragen om een nadere uitsplitsing van het aantal van 47 fondsen dat een lagere beleidsdekkingsgraad
heeft dan 104,2%. Moeten al deze fondsen vermoedelijk een korting doorvoeren? Zo ja,
in welk jaar en hoeveel van deze fondsen hebben een beleidsdekkingsgraad van minder
dan 100%? Achten de initiatiefnemers een langere hersteltermijn voor fondsen met een
beleidsdekkingsgraad van minder dan 100% ook gerechtvaardigd? Zo ja, wat betekent
dit voor deze fondsen voor het generationeel evenwicht? De initiatiefnemers geven
aan dat zij kortingen bij een beleidsdekkingsgraad die jarenlang onder het minimaal
vereist eigen vermogen ligt, niet noodzakelijk achten. De leden van de CDA-fractie
vragen om een nadere motivering hiervan, nu een fonds met een beleidsdekkingsgraad
van 100% kwetsbaar is voor tegenslagen, terwijl de aanspraken een hoge mate van zekerheid
kennen.
De leden van de D66-fractie vragen of de initiatiefnemers nader kunnen toelichten dat zij, zoals in de tweede
paragraaf van de memorie van toelichting is beschreven, nu niet één element uit het
conceptakkoord van de SER willen doorvoeren, maar het beter is om het totaalpakket
van het nieuwe pensioenakkoord af te wachten. Wat is voor de initiatiefnemers dan
het doorslaggevende element om toch, voor een eventueel breed gedragen nieuw pensioenakkoord
uit, één van de elementen eruit te lichten? De leden van de D66-fractie vragen ook
of de initiatiefnemers dan willen aansluiten bij wat er in het conceptakkoord van
de SER blijkt te staan, namelijk dat er alleen boven de 100% niet gekort zou moeten
worden. Uit het voorliggende initiatiefwetsvoorstel blijkt namelijk niet dat het verlengen
van de hersteltermijn alleen gelimiteerd is tot de fondsen met wel een dekkingsgraad
boven de 100%.
De leden van de SP-fractie vragen of de initiatiefnemers een schatting kunnen maken van de totale pensioenkortingen
in 2020/2021 en wat deze kortingen per persoon bedragen. Kan worden aangegeven hoeveel
deelnemers moeten vrezen voor kortingen op hun pensioen in 2020 en/of 2021 indien
wordt uitgegaan van kortingen wanneer de MVEV 100% is? Wat is dan de schatting van
de totale pensioenkortingen?
De leden van de PvdA-fractie vragen de initiatiefnemers in hoeverre het wetsvoorstel afhankelijk is van ontwikkelingen
rondom het pensioenakkoord en het nieuwe pensioencontract. Zijn er onderdelen die
slechts tijdelijk gelden zolang er nog geen akkoord is? Zo ja, welke? Is de verlenging
van de hersteltermijn tijdelijk? Zo ja, gaat de hersteltermijn dan terug naar 5 jaar
als er een pensioenakkoord is? Zo nee, welke argumentatie is er voor een permanente
verlenging van de hersteltermijn? Welke structurele problemen met de pensioenen zijn
er naar mening van de indieners met een verlenging van de hersteltermijn op te lossen?
3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers om een nadere en inhoudelijke toelichting waarom zij een
termijn van twee jaar extra voorstellen en welke gevolgen dit heeft voor alle (gewezen)
deelnemers. Daarnaast hebben zij nog een aantal specifieke vragen. Waarom kiezen de
initiatiefnemers voor een uitstel dat voor alle pensioenfondsen geldt, ook die met
dekkingsgraden onder de 100%, terwijl artikel 141 van de Pensioenwet en artikel 136
Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb) al een gerichte ontheffingsmogelijkheid
kennen? Hoe hebben de initiatiefnemers de proportionaliteit en de risico’s van hun
voorstel voor alle deelnemers in kaart gebracht en bij dit voorstel betrokken? Delen
de initiatiefnemers de analyse uit de pensioensector zelf dat nieuw uitstel bij dekkingsgraden
onder de 100% moeilijk uitlegbaar is en hoe hebben zij dit in hun voorstel betrokken?
Hoe hebben de initiatiefnemers de analyse vanuit de pensioensector zelf dat vooral
externe risico’s de kans op korting eerder groter dan kleiner maken bij hun voorstel
betrokken? Wat is het risico op nog grotere kortingen na uitstel van twee jaar, wanneer
er geen structurele oplossing komt uit een pensioenakkoord en hoe hebben de initiatiefnemers
die inschatting gemaakt?
De leden van de D66-fractie vragen of de initiatiefnemers de mening delen dat het enkel opschuiven van de hersteltermijn
onvoldoende is om het vertrouwen in het pensioenstelsel te herstellen. Delen zij de
analyse van de Raad van State dat om tot een pensioen te komen dat ook op langere
termijn waardevast is, maatregelen nodig zijn die nog veel ingrijpender zijn dan de
maatregelen waarvan nu uitstel wordt voorgesteld? Delen de initiatiefnemers het gevoel
van urgentie dat er een nieuw pensioenstelsel nodig is om het vertrouwen te herstellen?
De leden van de D66-fractie vragen of de indieners kunnen bevestigen dat het doel
van deze wet is om te helpen het nieuwe pensioenakkoord tot stand te brengen.
De leden van de D66-fractie vragen waar de verwachting op gebaseerd is dat pensioenfondsen
met het verlengen van de hersteltermijn wel in staat zullen zijn om de dekkingsgraad
te verbeteren en kortingen te voorkomen. Hoe kijken zij naar het risico, ook benoemd
door de Raad van State, dat verder uitstel van kortingen ook kan leiden tot nog langere
onzekerheid en bevriezing en daarmee een groter risico op kortingen in volgende jaren?
De leden van de D66-fractie vragen of de initiatiefnemers nader kunnen onderbouwen
waarom de huidige mogelijkheid tot uitzondering zoals vastgelegd in artikel 142 van
de Pensioenwet onvoldoende ruimte biedt om in uitzonderlijke economische omstandigheden
de hersteltermijn te verlengen na overleg met de toezichthouder. De leden van de D66-fractie
vragen ook waarom er niet voor gekozen is om een uitvoeringstoets te laten uitvoeren
door de toezichthouder en of de initiatiefnemers bereid zouden zijn dat alsnog te
doen.
De leden van de PvdA-fractie vragen de indieners in hoeverre het tijdelijk voorkomen van kortingen afhankelijk
is van het nieuwe pensioencontract. Met andere woorden: stel dat het nieuwe pensioencontract
er uiteindelijk niet komt, vinden zij het dan nog wel terecht om alsnog nieuwe regels
toe te passen? Zo ja, waarom? Zo nee, wat betekent dit dan voor dit wetsvoorstel?
Is het de bedoeling met dit wetsvoorstel alle pensioenkortingen bij alle pensioenfondsen
te voorkomen? In hoeverre sluiten de initiatiefnemers kortingen überhaupt uit? Vinden
de initiatiefnemers dat pensioenfondsen moeten korten als zij onder een dekkingsgraad
van 100% komen? Of vinden de indieners dat aanpassing van de rekenrente en/of rekenregels
wenselijk is om alle kortingen te voorkomen? Geldt de verruiming van de hersteltermijn
ook voor pensioenfondsen die ver onder een dekkingsgraad van 100% zitten?
Is het voorkomen van onnodige kortingen afhankelijk van een nieuw pensioencontract
of zijn de huidige rendementen van pensioenfondsen een reden om sowieso niet te korten?
Wanneer de toepassing van de nieuwe regels uiteindelijk afhankelijk is van het nieuwe
pensioencontract, wat betekent dit dan voor het wetsvoorstel als het nieuwe pensioencontract
er niet komt?
4. Gevolgen
De leden van de VVD-fractie zijn erg benieuwd hoe de initiatiefnemers tot de conclusie komen dat het voorstel
geringe gevolgen heeft voor DNB, aangezien zij geen uitvoeringstoetsen hebben laten
uitvoeren. Daarnaast vragen zij wat het discontinuïteitsrisico van het voorstel is.
Hoe hebben de initiatiefnemers dit discontinuïteitsrisico in kaart gebracht? De initiatiefnemers
geven aan wat het effect is bij gelijkblijvende omstandigheden. Hoe realistisch achten
zij het dat deze omstandigheden gelijk blijven en wat zijn de effecten bij verbeterde
en verslechterde omstandigheden? Ook horen zij graag van de initiatiefnemers wat het
effect is op het gehele FTK en specifiek de zekerheid dat nominale pensioenverplichtingen
in de toekomst kunnen worden nagekomen. Tot slot hebben zij enkele vragen over het
aangehaalde CPB-rapport1. Op welke concrete aannames baseren de initiatiefnemers dat de effecten van hun voorstel
vergelijkbaar zijn met die uit de aangehaalde CPB-studie? Hebben de initiatiefnemers
laten doorrekenen wat de generatie-effecten van hun voorstel zijn? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, hoe groot zijn deze generatie-effecten? Hoe hebben de initiatiefnemers
de conclusies van het Centraal Planbureau (CPB) verwerkt dat bij een lagere initiële
dekkingsgraad de kans op kortingen juist toeneemt door het verlengen van hersteltermijnen?
Hoe hebben de initiatiefnemers, die in hun memorie van toelichting aangeven dat een
nieuw pensioenstelsel de structurele oplossing is, de conclusie van het CPB verwerkt
dat het doorschuiven van kortingen de overgang naar een nieuw pensioenstelsel juist
bemoeilijkt?
De leden van de D66-fractie vragen of de initiatiefnemers nader kunnen ingaan op de te verwachten generatie-effecten
van het initiatiefwetsvoorstel. Op welke manier verschilt voorliggend voorstel van
het voorstel dat is doorgerekend door het CPB? Op welke manier zouden de generatie-effecten
daardoor kunnen verschillen?
De leden van de D66-fractie vragen of de initiatiefnemers in beeld kunnen brengen
wat de gevolgen zijn voor verschillende leeftijdscohorten en inkomensgroepen voor
de komende jaren. Kunnen de initiatiefnemers een inschatting maken van het budgettair
effect van voorliggend voorstel? Wat betekent het niet-korten voor de inkomstenbelasting,
maar ook bijvoorbeeld voor de toeslagen? Hoe groot is het te verwachten netto-effect
wat koopkracht betreft? Wat zijn de effecten van voorliggend voorstel bij verschillende
groeiscenario’s, als de huidige groei aanhoudt of juist als de conjunctuur omslaat?
Wat gebeurt er dan met de dekkingsgraden van de verschillende pensioenfondsen als
er wel of niet wordt gekort?
De leden van de D66-fractie vragen waarom er niet voor is gekozen het wetsvoorstel
te consulteren. Het verlengen van de hersteltermijn pakt (licht) in het voordeel uit
voor oudere gepensioneerden en (licht) in het nadeel van oudere werknemers. De Raad
van State wijst er ook op dat het voorstel niet op evenwichtige wijze omgaat met de
gerechtvaardigde belangen van de verschillende belanghebbenden, waaronder die van
jonge deelnemers. Zijn er ook verschillende leeftijdscohorten geconsulteerd bij totstandkoming
van voorliggend initiatiefwetsvoorstel? Hebben de initiatiefnemers gesproken met (vertegenwoordigers
van) jongeren en werkenden? Zo ja, wat vonden zij van dit voorstel? Wat heeft de initiatiefnemer
met hun inbreng gedaan?
De leden van de SP-fractie vragen de initiatiefnemers hoe zij pensioenkortingen willen voorkomen als een structurele
oplossing in de komende twee jaar uitblijft aangezien het wetsvoorstel alleen een
uitstel van de problemen inhoud. Zien de initiatiefnemers ook dat veel pensioenfondsen
wanneer de huidige rekenregels worden gehanteerd een flinke inhaalslag moeten maken
om aan de MVEV-eis van 104,2% te voldoen? Wat kunnen pensioenfondsen die niet aan
de MVEV-eis voldoen volgens de initiatiefnemers doen om een zodanige dekkingsgraad
te behalen? Hoe staan de initiatiefnemers tegen het veranderen van de rekenregels
zodat deze meer op de realiteit is gebaseerd waardoor de rekenrente verhoogd wordt
en daarmee de dekkingsgraad stijgt? Zien de initiatiefnemers een mogelijke oplossing
in het verlagen van de kosten middels het fuseren van pensioenfondsen of juist niet?
Kunnen de initiatiefnemers aangeven wat de effecten van dit wetsvoorstel per generatie
(25–35 jaar, 35–45 jaar, 55–66 jaar en 66 jaar en ouder) zijn, zo vragen de leden
van de PvdA-fractie. Ook horen zij of en zo ja, welke mogelijke inkomenseffecten (minimumloon, modaal,
2x modaal en 3 modaal) er zijn?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de initiatiefnemers van mening zijn dat de gevolgen van het wetsvoorstel
beperkt zijn. De Raad van State geeft echter aan dat de gevolgen op de lange termijn
mogelijk erg ingrijpend kunnen zijn. In het wetsvoorstel valt te lezen dat dit met
name afhangt van het herstel van pensioenfondsen. Mochten de pensioenfondsen op zeer
korte termijn voldoende herstellen is korten niet meer aan de orde en zijn de gevolgen
gering. Hoe aannemelijk is het volgens de initiatiefnemers om te stellen dat de fondsen
op korte termijn voldoende herstellen zodat korten niet meer aan de orde is, gezien
de huidige situatie met betrekking tot pensioenen?
De leden van de SGP-fractie vinden het van belang dat de (financiële) gevolgen van
dit voorstel van wet vooraf goed in kaart worden gebracht. Met name de gevolgen voor
de gepensioneerden en de jongere deelnemers en de balans tussen deze twee groepen.
Deze leden lezen dat de verwachting is dat deze generatie-effecten gering zullen zijn.
De geschatte omvang hiervan wordt echter niet genoemd. Wat is de inschatting van de
initiatiefnemers voor wat betreft de omvang van de generatie-effecten? Waar is deze
inschatting op gebaseerd?
5. Verhouding tot Europese internationale context
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de initiatiefnemers alleen naar artikel 14 van de richtlijn EU 2016/431
(IORP II richtlijn) verwijzen, aangezien dat artikel maar ten dele over het MVEV gaat.
Ook diverse andere artikelen van de IORP II richtlijn zijn geïmplementeerd in artikel
140 Pensioenwet en artikel 135 Wet verplichte beroepspensioenregelingen2. Hoe verhoudt het voorstel zich met de rest van de IORP II richtlijn en in het bijzonder
artikel 15 t/m 18?
De leden van de CDA-fractie vragen nader te motiveren waarom bij zeven jaar nog steeds sprake is van «een korte
termijn» onder de richtlijn. Maakt het hierbij nog uit in welke mate het pensioenfonds
over onvoldoende activa beschikt om de technische voorzieningen te dekken?
De leden van de D66-fractie vragen of de initiatiefnemers nader in kunnen gaan op het advies van de Raad van
State, waarin de Afdeling erop wijst dat een pensioeninstelling gedurende een korte
periode kan worden toegestaan om niet te voldoen aan de dekkingsgraad, maar dat er
dan een «concreet een haalbaar herstelplan» moet worden opgesteld om opnieuw aan de
dekkingsgraad te voldoen dan wel deze tijdig te herstellen. De Raad van State vraagt
of met de voorliggende verlenging nog wel kan worden gesproken over een korte periode.
Zouden de initiatiefnemers dat nader kunnen toelichten.
De leden van de SP-fractie vragen hoe Nederland, met een termijn van zeven jaar zich zou verhouden tot andere
Europese-lidstaten. Kunnen de initiatiefnemers aangeven hoe andere lidstaten de lengte
van korte termijn hebben ingevuld?
Kan daarnaast worden aangegeven of andere lidstaten wel een dekkingsgraad van 100%
hanteren omdat dan ook wordt voldaan aan de IORP II richtlijn? Hoe staan de initiatiefnemers
tegen een wijziging van de MVEV naar 100% wat ook een onderdeel van de onderhandelingen
van een nieuw pensioenakkoord is?
De voorzitter van de commissie, Rog
De adjunct-griffier van de commissie, Sjerp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.