Mededeling (uitstel antwoord) : Uitstel beantwoording vragen van de leden van Haga en Bosman over het kabinetsbeleid ten aanzien van de defensie-industrie
Vragen van de leden Van Haga en Bosman (beiden VVD) aan de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het kabinetsbeleid ten aanzien van de defensie-industrie (ingezonden 21 februari 2019).
Mededeling van Minister Bijleveld-Schouten (Defensie) (ontvangen 29 april 2019)
Vraag 1
Herinnert de Minister van Defensie zich de volgende uitspraak: «We moeten in staat
zijn om ons eigen grondgebied te beschermen. Daarvoor heb je ook een stabiele basis
aan kennis nodig, aan technologie en aan industriële capaciteiten»?1
Vraag 2
Herinnert de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat zixh de volgende uitspraak:
«Ank en ik delen het Oranjegevoel. [...] We mikken op waar we sterk in zijn, omdat
het in het belang is van de nationale veiligheid»?2
Vraag 3
Herinnert u zich de uitspraak van het kabinet in het begeleidend schrijven bij de
Defensie Industrie Strategie dat de Nederlandse defensie-industrie moet worden «versterkt,
beschermd en internationaal gepositioneerd»?3
Vraag 4
Herinnert u zich de oproep van de vorige Commandant der Strijdkrachten aan de Nederlandse
defensie-industrie om te ondersteunen bij innovatie en het onderhoud van defensiematerieel?4
Vraag 5
Klopt het dat u zich, samen met de bewindspersonen van Justitie & Veiligheid en Economische
Zaken & Klimaat, «flink heeft ingezet om het thema «veiligheid» toe te voegen aan
het topsectorenbeleid van de overheid»?5
Vraag 6
Klopt het dat het doel van het topsectorenbeleid onder andere is om het innovatie-
en concurrentievermogen van het Nederlandse bedrijfsleven, in het bijzonder die sectoren
waarin Nederland uitblinkt, te versterken? Kan uit de in de vorige vraag geciteerde
inzet worden opgemaakt dat het kabinet ook de ambitie heeft om het innovatie- en concurrentievermogen
van de defensie-industrie en andere bij de veiligheid van Nederland betrokken sectoren
te versterken?
Vraag 7
Is het kabinet, gegeven de bovengenoemde uitspraken en inspanningen, van mening dat
de defensie-industrie niet alleen bijdraagt aan het verdienvermogen van en de werkgelegenheid
ín Nederland, maar bovenal bijdraagt aan het veilig houden van Nederland?
Vraag 8
Herinnert u zich de volgende constatering van de directie Internationaal Onderzoek
en Beleidsevaluatie (IOB), de evaluatiedienst van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken: «Vanaf 2015 is het vooral Nederland geweest dat vergunningsaanvragen heeft
geweigerd: 7 van de 17 denials in 2015 en 11 van de 12 in 2016. Dit kan worden gezien
als een indicatie van het strengere en restrictievere beleid van Nederland ten opzichte
van andere EU-lidstaten»?6
Vraag 9
Kan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat zich herinneren dat zij impliceerde
geen aanwijzingen te hebben dat Nederland een restrictiever wapenexportbeleid hanteert
dan de landen om ons heen, blijkens de volgende reactie: «Het lastige daarvan is dat
dit altijd beweerd wordt maar dat wanneer je vervolgens vraagt om rugnummers, je die
niet krijgt»?7 Is zij, gegeven de constatering van de IOB, thans van mening dat die «rugnummers»
wel degelijk voorhanden zijn?
Vraag 10
Is het kabinet van mening dat de Franse regering zich niet aan de acht criteria houdt,
zoals vermeld in het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport?8
Vraag 11
Is het kabinet van mening dat een andere regering van een EU-lidstaat zich niet aan
de acht criteria houdt, zoals vermeld in het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake
wapenexport? Zo ja, welke regering?
Vraag 12
Deelt het kabinet de analyse dat er op dit moment géén sprake is van een gelijk speelveld
in de Europese defensiemarkt?
Vraag 13
Deelt het kabinet de vrees dat het relatief strenge exportvergunningenbeleid, zoals
geconstateerd door onder andere de IOB, flinke gevolgen kan hebben voor het concurrentievermogen
van de Nederlandse defensie-industrie, zolang andere EU-lidstaten de acht wapenexportcriteria
anders interpreteren en de defensie-industrie zo orders blijft verliezen aan concurrenten
uit andere EU-lidstaten?
Vraag 14
Herinnert de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat zich de volgende uitspraak:
«De door producent Lockheed Martin aangeboden overdracht is een mijlpaal voor defensie.
Tegelijkertijd markeert dit moment een miljarden impuls voor onze economie en werkgelegenheid.
Nederlandse ondernemers en kennisinstellingen van MKB tot grootbedrijf maken hightech
onderdelen en systemen voor de F-35 of nemen straks het onderhoud op zich. Dit is
een uitstekend voorbeeld van hoe internationale samenwerking bijdraagt aan onze eigen
economie»?9
Vraag 15
Kan uit de in de vorige vraag geciteerde lofzang, maar ook uit andere uitspraken van
de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat10, worden opgemaakt dat het kabinet niet alleen de F-35, maar ook de betrokkenheid
van het Nederlandse bedrijfsleven bij de ontwikkeling van groot belang vindt?
Vraag 16
Klopt het dat, indien bedrijven die een deel – minimaal 10 procent – van hun omzet
uit defensie-gerelateerde projecten halen op basis van uitsluitingsgrond 8 van de
FMO-uitsluitingslijst, zij geen gebruik kunnen maken van het Dutch Trade and Investment
Fund (DTIF)?11
Vraag 17
Kunt u de Kamer een lijst doen toekomen van alle instrumenten die gebruikmaken van
de zogeheten «FMO uitsluitingslijst», die deel uitmaakt van de voorwaarden van onder
andere DTIF? Zijn er daarnaast andere instrumenten met betrekking tot handelsbevordering
die bedrijven met defensie-gerelateerde activiteiten direct of indirect uitsluiten
van toegang tot het instrumentarium?
Vraag 18
Klopt het dat bedrijven die bijdragen aan de ontwikkeling of bouw van de F-35 als
gevolg van de genoemde uitsluitingsgrond worden uitgesloten van bijvoorbeeld DTIF?
Vraag 19
Kunt u toelichten waarom het kabinet ervoor kiest om bedrijven die 10 procent of meer
van hun omzet uit defensie-gerelateerde activiteiten halen, niet kunnen rekenen op
bijvoorbeeld exportfinanciering?
Vraag 20
Deelt u de analyse dat de voorwaarden van in elk geval een deel van het handelsbevorderingsinstrumentarium
– het instrumentarium dat onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking valt – deelname aan het F-35-project, dat bovendien
door verschillende kabinetten, waaronder dit kabinet, is aangemoedigd, in feite bestraft?
Vraag 21
Kunt een preciezere inschatting geven van wanneer u terug zult komen op de aangehouden
motie-Bosman c.s. terzake?12 Kunt u uw reactie op de motie per brief aan de Kamer doen toekomen?
Vraag 22
Bent u bereid in het, tijdens het notaoverleg over de Defensie Industrie Strategie
op 18 februari 2019 toegezegde, gesprek te bespreken hoe het kabinetsbeleid ten aanzien
van de defensie-industrie zodanig kan worden geharmoniseerd dat het kabinet niet langer
via het ene departement de defensie-industrie aanmoedigt, om haar via het andere departement
uit te sluiten en te bestraffen voor het ontplooien van defensie-gerelateerde activiteiten?
Vraag 23
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Mededeling
De beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden van Haga en Bosman die aan
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat en mij zijn gesteld over het kabinetsbeleid ten aanzien
van de defensie-industrie vragen meer tijd dan de gebruikelijke termijn voorschrijft.
Op 14 maart jl. heb ik u reeds een uitstelbrief gezonden, waarin ik heb gemeld de
beantwoording van de vragen gelijktijdig te sturen met een brief over de barrières
voor de defensie-industrie bij de instrumenten voor handelsbevordering. De interdepartementale
afstemming vraagt meer tijd dan voorzien. Ik verwacht de vragen in de tweede helft
van mei te kunnen beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.