Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over grondversnellingsmetingen Groningen gasveld
33 529 Gaswinning
Nr. 613 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 28 mei 2019
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat over de brief van 21 februari 2019 inzake grondversnellingsmetingen
Groningen gasveld (Kamerstuk 33 529, nr. 583).
De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat hebben deze vragen beantwoord bij brief van 23 april 2019. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Diks
De adjunct-griffier van de commissie, Jansma
1
Kunt u aangeven wat de planning is voor het opleveren van het product van de werkgroep
van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat met alle betrokken partijen, te weten het KNMI, het Staatstoezicht op
de Mijnen (SodM) en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en medewerking van de
NAM om consequenties in kaart te brengen, van de audit van het SodM en van de evaluatie
van het interne werkproces van het KNMI en wanneer de Kamer geïnformeerd wordt over
de uitkomsten van de bovenstaande zaken?
Antwoord
Bij brief van 21 maart (2019Z05514) heb ik u de laatste stand van zaken gemeld met betrekking tot de voortgang van de
werkgroep en in daar gedeelde bevindingen. De werkgroep legt op dit moment de laatste
hand aan de afrondende rapportage. Deze zullen wij op zo kort mogelijke termijn met
u delen. NAM heeft laten weten dat in de periode waarin het nog zelf verantwoordelijk
was voor de beoordeling van schade geen gebruik is gemaakt van de gemeten grondbeweging
In de brief is in dit verband gemeld dat NAM deze conclusie laat bevestigen door een
onafhankelijk extern bureau. Tevens hebben wij SodM gevraagd om de voorlopige bevinding
te bevestigen dat er geen impact is op de versterkingsopgave. Dit rapport wordt naar
verwachting medio mei aan uw Kamer gestuurd.
2
Bent u bereid de evaluatie van het interne werkproces van het KNMI met het feitenrelaas
van de gebeurtenissen en beslissingen naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De Staatssecretaris van I&W heeft het KNMI eerder verzocht een interne evaluatie uit
te voeren naar de gang van zaken rondom de versnellingsmetingen, van moment van vaststellen
van de afwijkende metingen in augustus tot aan het communiceren daarover begin dit
jaar. Deze evaluatie loopt nog. De Raad van Toezicht van het KNMI zal adviseren over
de aanbevelingen die hieruit naar voren komen en de Staatssecretaris zal met het KNMI
in gesprek gaan over de uitkomst van deze evaluatie. De uitkomst van deze evaluatie
kan met uw Kamer gedeeld worden, naar verwachting in juni 2019.
3
Welke verschillende soorten grondversnellingsmeters bestaan er? Welke geven het beste
beeld? Bestaat er een ideale combinatie van verschillende meters die de oorzaak van
scheuren in panden kan aangeven? Zo ja, worden deze combinaties ingezet? Waar wordt
dit wel gedaan en waar niet?
Antwoord
In Groningen is een uitgebreid netwerk van de volgende meters operationeel:
• Grondversnellingsmeters aan het oppervlak (B-netwerk operationeel sinds 1995 en G-netwerk
aangelegd tussen 2014 en 2018);
• Geofoons in boorgaten op verschillende dieptes tot 200 meter (G-netwerk aangelegd
tussen 2014 en 2018);
• Broadband-seismometers op een diepte van 100m (vier stuks, operationeel sinds 2018);
• Versnellingsmeters geplaatst in gebouwen (ca. 350 voor onderzoek).
De eerste drie groepen meters worden door KNMI beheerd, de versnellingsmeters in gebouwen
zijn door TNO geplaatst.
Juist uit de combinatie van verschillende meters wordt doorgaans het beste beeld gekregen
van de effecten van seismische activiteit. Desalniettemin blijft het complex om onomstotelijk
vast te stellen wat de oorzaak is van bijvoorbeeld een scheur in een pand, omdat ook
de fundering, veranderingen in de waterstand of bouwkundige veranderingen in het pand
een rol kunnen spelen.
De NCG is overigens een pilot gestart om de mogelijke meerwaarde van tiltsensoren
te bepalen bij het vaststellen van het verband tussen mijnbouw en schade binnen de
invloedssfeer van het Groningen-gasveld. De pilot wordt naar verwachting in de zomer
van 2021 afgerond.
4
Bent u bereid onderzoek te doen naar een burgermeetnetwerk met een app, zoals men
op de Berkeley University in Californië heeft onderzocht? Zo ja, bent u tevens bereid
een dergelijk burgermeetnetwerk in te voeren wanneer er een positieve conclusie uit
dit onderzoek komt?
Antwoord
De Berkeley Universiteit in Californië heeft een aardbevingsapp «MyShake» ontwikkeld.
Deze app registreert trillingen op de mobiele telefoon en gebruikt deze om de locatie
en magnitude van een aardbeving te bepalen. De universiteit beoogt hier een wereldwijd
bruikbare app van te maken, maar de app wordt vooralsnog alleen gebruikt voor de regio
Californië in de Verenigde Staten.
De regio waar dit onderzoek plaatsvindt is dichtbevolkt en regelmatig getuige van
aardbevingen met een grotere magnitude (> 4,0) dan ooit in het Groningen gasveld hebben
plaatsgevonden. Als de test in Californië positief is, ben ik bereid te kijken of
deze ook in Groningen toepasbaar is. Wel is het aannemelijk dat de kans op «ruis»
in de metingen is bij lagere magnitudes groter is.
5
Wat gebeurt er met een pand bij een beving met een kracht van 4,5 op de schaal van
Richter dat volgens de prioritering van het HRA-model geen verhoogd risico loopt?
Wat gebeurt er wanneer er een licht verhoogd risico aangegeven wordt en wat gebeurt
er bij een zwaar verhoogd risico?
Antwoord
SodM hanteert de categorieën licht verhoogd risicoprofiel en verhoogd risicoprofiel.
De categorie zwaar verhoogd risico komt in Groningen niet voor. De categorie verhoogd
risicoprofiel slaat op gebouwen die op dit moment niet voldoen aan de veiligheidsnorm
(> 10-5 op basis van de verwachtingswaarde). De categorie licht verhoogd risicoprofiel slaat
op gebouwen die wel voldoen aan de veiligheidsnorm, maar waar uit voorzorg een bepaalde
onzekerheidsmarge in acht wordt genomen om de omvang van het aantal gebouwen te bepalen
waarvoor een opname noodzakelijk is.
Het effect van een beving met een zekere kracht op een gebouw met een verhoogd risicoprofiel
of licht verhoogd risicoprofiel hangt af van de sterkte van het gebouw, de afstand
van de beving tot het gebouw en de aanwezige opbouw van de ondergrond. In generieke
zin is dan ook niet aan te geven wat er met een gebouw in een bepaalde categorie gebeurt
bij een zekere beving. De effecten van een aardbeving zijn in de regel groter bij
panden die in de verhoogde risicocategorie vallen, lager bij panden in de licht verhoogde
categorie en nog lager bij panden dat in de niet verhoogde risicocategorie vallen.
6
Heeft de toename van 3.000 te beoordelen panden in Groningen, zoals te lezen was op
RTV Noord op 26 maart jongstleden, te maken met de meetfouten van de versnellingsmeters?
Antwoord
Nee. De 3.000 te beoordelen panden komen voort uit de jaarlijkse analyse met de HRA,
zoals afgesproken en vastgelegd in het plan van aanpak van de Nationaal Coördinator
Groningen (NCG). SodM heeft een review op de HRA uitgevoerd en stelt daarin vast dat
de daling van de gaswinning, groter dan oorspronkelijk voorzien, tot een daling van
het algehele veiligheidsrisico heeft geleid. Netto neemt het aantal panden met een
(licht) verhoogd risicoprofiel af. Tegelijkertijd leiden verbeteringen in informatie
omtrent de individuele gebouwen in de regio tot verschuivingen. Met het oog op de
stabiliteit en voorspelbaarheid van de versterkingsoperatie is bestuurlijk afgesproken
dat eenmaal voor opname ingeplande woningen niet uit de planning worden verwijderd.
Hierdoor neemt het aantal te inspecteren panden toe, ondanks de verbeterde veiligheidsvooruitzichten.
Zie de brief die ik uw Kamer op 26 maart 2019 stuurde («Uitkomsten review Staatstoezicht
op de Mijnen op HRA», Kamerstuk 33 529, nr. 591) voor een uitgebreide toelichting op de nieuwste HRA-uitkomsten.
7
Welke verbeteringen zijn er sinds juli 2018 aan het HRA-model toegevoegd?
Antwoord
Er zijn verbeteringen doorgevoerd in de gebouwendatabase. Dit betreft een database
met informatie van gebouwen die boven het Groningen gasveld staan. Hierbij is allereerst
gekeken naar gebouwen die niet aan de norm voldoen en de gebouwen waar een kans bestond
dat ze tot een gebouwtype behoorden dat kwetsbaar is. Er zijn onder meer 14.000 visuele
screenings en 800 uitgebreide screenings uitgevoerd. Ook zijn 15.000 schaderapporten
van Arcadis omgezet in informatie die bruikbaar is voor de database. Daarnaast zijn
er bij onder meer gemeentes 190.000 bouwtekeningen opgevraagd en is er een verbeterde
manier gevonden om de eigenschappen van de façade van een gebouw op basis van foto’s
te bepalen. Ook is er een check geweest bij gebouwen waarvan de typologie onduidelijk
was en heeft eenzelfde controle plaatsgevonden bij gebouwen met vergelijkbare geometrische
eigenschappen en constructies. Op basis hiervan zijn nieuwe typologieën toegevoegd
en is de informatie over bestaande typologieën verfijnd.
8
Waar worden de door het KNMI verzamelde data, naast ten behoeve van het HRA-model,
nog meer voor gebruikt?
Antwoord
De KNMI-data worden in de eerste plaats gebruikt om aardbevingen te registeren, waarbij
het tijdstip, de locatie en de magnitude van de beving wordt vastgesteld. Hierop hebben
de meetafwijkingen geen effect gehad.
De data worden vervolgens gebruikt om de grondbeweging ten gevolge van aardbevingen
te bepalen. Het HRA-model wordt gebruikt om gevolgen van mogelijke toekomstige aardbevingen
te simuleren. Een expertgroep van KNMI, NAM en een externe wetenschapper heeft aan
de werkgroep een presentatie gegeven waar volgens hen uit blijkt dat de data van afwijkende
metingen niet zijn gebruikt in het HRA-model voor het vaststellen van het seismische
dreiging en risico. Wij hebben aangegeven dat wij die conclusie bevestigd willen zien
door SodM, zie ook het antwoord op vraag 1.
Meerdere studies binnen het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) gebruiken de data
van het KNMI om controleberekeningen uit te voeren op (delen van) het HRA-model. De
data worden ook gebruikt in onderzoeken naar het effect van de bovenste ondergrond
op de grondversnellingen. Binnen het KEM-programma wordt bekeken welke invloed de
data op de onderzoeken hebben.
Het KNMI heeft in het verleden voor het maken van shake maps (grondsnelheidskaarten) gebruik gemaakt van de afwijkende data. NAM heeft aangegeven
dat deze kaarten hoogstens zijn gebruikt voor de prioritering van de opnames, niet
voor beslissingen rond causaliteit of hoogte van het schadebedrag. Deze conclusie
ligt op dit moment ter bevestiging voor bij een onafhankelijk extern bureau, zie ook
het antwoord op vraag 1.
9
Welke gevolgen hebben de afwijkende data voor prioritering van het HRA-model?
Antwoord
De afwijkende data hebben volgens NAM en KNMI geen invloed op de HRA en lijken daarmee
geen gevolgen te hebben voor de prioritering. Dit wordt op dit moment bevestigd door
SodM. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 8.
10
Welke invloed hebben de meetfouten gehad op het meten van de kracht van aardbevingen
die hebben plaatsgevonden?
Antwoord
Versnellingsmeters meten de grondversnelling van een aardbeving aan het aardoppervlak.
De kracht (de magnitude), locatie en tijdstip van een aardbeving worden met separaat
netwerk van seismometers gemeten. Er was dan ook geen sprake van onjuiste meldingen
van opgetreden aardbevingen (niet in aantal, tijdstip, locatie of magnitude). Zie
ook het antwoord op vraag 8.
11
Wie fungeert in de expertgroep naast het KNMI en de NAM als de externe wetenschapper?
Antwoord
Dit is professor Julian Bommer van Imperial College London.
12
Kunt u toelichten hoe het nieuwe ondergrondmodel zich zal verhouden tot het huidige
model?
Antwoord
Wij gaan ervan uit dat u doelt op de verschillen tussen versie vijf en zes van het
ondergrondmodel. In versie zes van het model zullen de data van drie nieuwe bevingen
opgenomen worden en worden de gecorrigeerde KNMI-data gebruikt. Daarnaast zijn de
meest recente wetenschappelijke inzichten meegenomen.
13
Wanneer vindt de audit van het SodM plaats? Op welke termijn wordt de Kamer hierover
geïnformeerd?
Antwoord
SodM is gestart met de audit. De verwachting is dat de resultaten hiervan over vier
tot tien maanden door SodM worden gepresenteerd. Wij zullen uw Kamer hierover op dat
moment informeren. Dit is een uitgebreider onderzoek dan de bevestiging van de conclusies
van de werkgroep.
14
Wanneer vindt de evaluatie door het KNMI en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
plaats opdat herhaling voorkomen wordt? Hoe en wanneer wordt de Kamer over deze evaluatie
geïnformeerd?
Antwoord
Zie hiervoor het antwoord op vraag 2.
15
Kunt u aangeven of de huidige dreigingsberekeningen zijn gebaseerd op de herstelde
versnellingsmeters? Zo ja, geldt dit voor alle beschikbare meetgegevens sinds december
2018? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
KNMI geeft aan dat de afwijkende instelling van de versnellingsmeters geen invloed
heeft gehad op eerdere berekeningen van de seismische dreiging. SodM doet nader onderzoek
om dit te bevestigen, zie ook het antwoord op vraag 1.
16
Kunt u toelichten wat voor implicaties het nieuwe ondergrondmodel kan hebben voor
nieuwe dreigingsberekeningen?
Antwoord
Nee, zodra ik daar zicht op heb, zal ik uw Kamer informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, adjunct-griffier