Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ouwehand over een nieuw onderzoek waaruit blijkt dat het gebruik van landbouwgif kan leiden tot de ontwikkeling van ALS
Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over een nieuw onderzoek waaruit blijkt dat het gebruik van landbouwgif kan leiden tot de ontwikkeling van ALS (ingezonden 8 maart 2019).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
            de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister voor Medische
            Zorg (ontvangen 24 april 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019,
            nr. 2002.
         
Vraag 1
            
Heeft u kennisgenomen van de studie van het ALS Center of Excellence aan de Universiteit
               van Michigan, gepubliceerd in het tijdschrift Journal of Neurology, Neurosurgery &
               Psychiatry, dat ervoor waarschuwt dat blootstelling aan pesticiden en andere vervuilende
               stoffen de kans vergroot op ontwikkeling van ALS, en de aftakeling als gevolg van
               deze neurogeneratieve ziekte zal versnellen?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Kunt u bevestigen dat deze nieuwe studie de uitkomsten van eerder onderzoek bevestigt,
               waaruit bleek dat patiënten met ALS verhoogde niveaus van pesticiden in hun bloed
               hebben?
            
Antwoord 2
            
Het Amerikaanse onderzoek richt zich op een verband tussen het voorkomen van bepaalde
               verontreinigingen in het bloed en de snelheid van het verloop van de ziekte amyotrofische
               laterale sclerose (ALS). Het gaat hierbij om zogenaamde persistentie organische verontreinigingen
               (Persistent Organic Pollutants, POP’s), dit zijn bekende milieuverontreinigende stoffen
               die dermate schadelijk zijn dat er een wereldwijde overeenkomst is (Verdrag van Stockholm)
               dat gericht is op het uitfaseren van dergelijke stoffen. In dit verdrag zijn zowel
               werkzame stoffen voor bestrijdingsmiddelen als andere chemicaliën opgenomen. Deze
               stoffen zijn in de Europese Unie al uitgefaseerd. In het artikel wordt ook een metaboliet
               van DDT genoemd. DDT is een insecticide dat in de westerse wereld al zeer lang niet
               meer is toegelaten.
            
Vraag 3
            
Wat vindt u van de bevindingen die opnieuw bevestigen dat mensen ernstige gezondheidsrisico’s
               lopen door blootstelling aan landbouwgif?
            
Antwoord 3
            
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, gaat het in het onderzoek om
               persistentie organische verontreinigingen die in de EU niet meer zijn toegelaten.
               Dit onderstreept het belang van herbeoordelingen en het betrekken van nieuwe wetenschappelijke
               inzichten bij de toelating van stoffen.
            
Vraag 4
            
Herinnert u zich dat Frankrijk vanuit het voorzorgsbeginsel een verbod heeft ingesteld
               op de verkoop van het glyfosaathoudende middel Roundup?
            
Antwoord 4
            
Ik heb uw Kamer op 11 februari jl. geïnformeerd over een uitspraak van een Franse
               rechtbank over Roundup Pro 360 (Kamerstuk 27 858, nr. 441). ANSES – de Franse toelatingsautoriteit – heeft op 6 maart 2017 het besluit genomen
               om Roundup Pro 360 toe te laten in Frankrijk. Dit middel bevat de werkzame stof glyfosaat.
               De Rechtbank van Lyon heeft dit besluit op 15 januari 2019 vernietigd. De rechtbank
               vond dat ANSES het voorzorgsprincipe niet goed heeft toegepast door bij de beoordeling
               onder andere geen rekening te houden met de eigenschappen van de hulpstoffen in het
               product en de classificatie van het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek
               (de IARC). ANSES kan zich niet vinden in deze uitspraak van de rechtbank en gaat in
               beroep.
            
Verordening (EG) nr. 1107/2009 voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen
               bevat het voorzorgsprincipe «nee, tenzij». Dit betekent dat een werkzame stof of een
               gewasbeschermingsmiddel op basis van deze werkzame stof niet in de Europese Unie mag
               worden gebruikt, tenzij de werkzame stof is goedgekeurd op Europees niveau en een
               gewasbeschermingsmiddel is toegelaten op nationaal niveau.
            
Vraag 5
            
Erkent u dat u ook de wettelijke mogelijkheid heeft om het voorzorgsbeginsel toe te
               passen om mensen te beschermen tegen de gevaren van landbouwgif?2
Antwoord 5
            
Verordening (EG) 1107/2009 gaat uit van het voorzorgsbeginsel en biedt de mogelijkheid
               om waar nodig in te grijpen op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Het kabinet
               heeft laten doen naar blootstelling van omwonenden onder coördinatie van het RIVM.
               De resultaten van dat onderzoek nu geven geen aanleiding om in te grijpen. Wel laat
               het kabinet vervolgonderzoek uitvoeren door de Gezondheidsraad. Ik verwijs hiervoor
               naar de Kamerbrief van 10 april jl.
            
Vraag 6
            
Erkent u dat de Staat aansprakelijk kan worden gesteld als hij op de hoogte is van
               risico’s voor de volksgezondheid van het gebruik van bepaalde middelen en toch adequate
               maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid achterwege laat?
            
Antwoord 6
            
Het Europese geharmoniseerde toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen draagt
               er zorg voor dat alleen middelen op de markt mogen worden gebracht waarvan uit een
               risicobeoordeling is gebleken dat ze veilig voor mens, dier en milieu toegepast kunnen
               worden. Niet zal worden nagelaten om in Nederland in te grijpen in het gebruik van
               gewasbeschermingsmiddelen indien dat vanuit het oogpunt van volksgezondheid noodzakelijk
               is.
            
Vraag 7
            
Bent u bereid het voorzorgsbeginsel toe te passen en een moratorium af te kondigen
               op het gebruik van pesticiden in de landbouw? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 7
            
Verordening (EG) 1107/2009 gaat uit van het voorzorgsbeginsel en biedt de mogelijkheid
               om waar nodig in te grijpen op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Niet
               zal worden nagelaten om in Nederland in te grijpen in het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
               indien dat vanuit het oogpunt van volksgezondheid noodzakelijk is. Uit de beoordeling
               van het Ctgb van de gevonden gehaltes van gewasbeschermingsmiddelen in de bodem en
               op gewassen bij de inwoners in Westerveld blijkt dat er geen grenswaarden zijn overschreden.
               Bovendien blijkt ook uit het OBO-blootstellingsonderzoek dat alle meetresultaten beneden
               de veilige grenswaarden zijn gebleven.
            
Vraag 8
            
Herinnert u zich dat de Partij voor de Dieren-fractie in januari 2011 al, evenals
               artsen, toxicologen, milieudeskundigen en burgers, waarschuwde voor de effecten van
               landbouwgif voor de gezondheid van de omwonenden van landbouwgronden waarop pesticiden
               worden gebruikt?3 4
Antwoord 8
            
Ja.
Vraag 9
            
Herinnert u zich dat het kabinet daarop de Gezondheidsraad om advies heeft gevraagd,
               dat op 29 januari 2014 is verschenen en waarin werd erkend dat blootstelling aan landbouwgif
               kan leiden tot de ontwikkeling van leukemie bij kinderen en ernstige aandoeningen
               aan het zenuwstelsel zoals Parkinson?5
Antwoord 9
            
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) had eerder
               de Gezondheidsraad gevraagd om het onderwerp «risico’s van omwonenden door de toepassing
               van gewasbeschermingsmiddelen» op te nemen in het werkprogramma van de Gezondheidsraad
               voor 2011. In april 2011 heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede
               namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, dit verzoek
               nader gespecificeerd tot een advies over blootstelling naar aanleiding van zorgen
               bij een aantal bewonersgroepen.
            
In het advies van de Gezondheidsraad werd melding gemaakt van epidemiologisch onderzoek
               (in binnen- en buitenland) onder agrariërs waarbij associaties zijn gevonden tussen
               blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen en het optreden van uiteenlopende gezondheidseffecten
               zoals de ziekte van Parkinson en leukemie bij kinderen van agrariërs. De Gezondheidsraad
               constateerde echter ook dat buitenlandse bevindingen niet zo maar naar de Nederlandse
               situatie zijn door te trekken en dat de onderzoeksresultaten uit eigen land dateren
               van enige tijd geleden. (Kamerstuk 27 858, nr. 230).
            
Vraag 10
            
Wat is de reden dat het blootstellingsonderzoek dat de Gezondheidsraad aanbeval vertraging
               heeft opgelopen?
            
Antwoord 10
            
Het onderzoek «Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden» onder coördinatie van het RIVM
               is enigszins vertraagd doordat de geplande analyses meer tijd kostten dan aanvankelijk
               ingeschat. Op 10 april jl. is uw Kamer over het onderzoek geïnformeerd.
            
Vraag 11
            
Herinnert u zich dat u beloofde in gesprek te gaan met de omwonendenorganisatie Bollenboos,
               die zich al sinds het jaar 2000 inzet voor de gezondheid van omwonenden van bollenvelden
               en andere agrarische percelen waarop (veel) pesticiden worden gebruikt?
            
Antwoord 11
            
Ja. Ik heb begrip voor de zorgen die bij omwonenden leven in verband met de aanwezigheid
               van (sporen van) gewasbeschermingsmiddelen in de omgeving. Ik neem deze zorgen serieus
               en ben daarom ook met deze omwonenden op 8 april jl. in gesprek gegaan.
            
Vraag 12
            
Heeft u de stichting Bollenboos al uitgenodigd voor een gesprek? Zo ja, wanneer? Zo
               nee, bent u bereid uw belofte alsnog na te komen en – nu het zo lang heeft geduurd
               – spoedig af te reizen naar Westerveld om ter plaatse in gesprek te gaan met deze
               hardwerkende vrijwilligers voor een gezonde leefomgeving?6
Antwoord 12
            
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 11.
Vraag 13
            
Kunt u zich voorstellen dat mensen die in de buurt van landbouwpercelen wonen enorm
               schrikken bij berichten over onderzoeken waaruit blijkt dat je zelfs een ernstige
               progressieve spierziekte zoals ALS kunt ontwikkelen als op de akkers in hun omgeving
               landbouwgif wordt gebruikt?
            
Antwoord 13
            
Ik kan mij dat voorstellen. Ik ben op 8 april jl. ook in gesprek gegaan met omwonenden
               van landbouwpercelen om te praten over hun zorgen. Tegelijkertijd is van groot belang
               dat binnen grenswaarden wordt gewerkt, dat toegelaten stoffen en middelen periodiek
               worden herbeoordeeld en dat op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten kan worden
               ingegrepen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 gaat het in dit geval om stoffen
               die in de EU niet meer zijn toegelaten.
            
Dat neemt niet weg dat we toe moeten naar weerbare teelten. Mijn ambities richten
               zich op weerbare planten en teeltsystemen, het verbinden van landbouw en natuur en
               als er dan toch behoefte is aan gewasbeschermingsmiddelen, dan nagenoeg zonder emissies
               naar de leefomgeving en nagenoeg zonder residuen op producten. Dat is de kern van
               de «Toekomstvisie gewasbescherming 2030» die recent aan uw Kamer is aangeboden.
            
Vraag 14
            
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 14
            
Ja.
Vraag 15
            
Kunt u deze vragen binnen de gebruikelijke termijn van drie weken en in ieder geval
               voor het nog te plannen algemeen overleg Gewasbeschermingsmiddelen beantwoorden?
            
Antwoord 15
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- 
              
                  Mede namens
 S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- 
              
                  Mede namens
 B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
