Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Moorlag en Ploumen over landbouwgif in Drenthe
Vragen van de leden Moorlag en Ploumen (beiden PvdA) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Medische Zorg over landbouwgif in Drenthe (ingezonden 7 maart 2019).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister voor Medische
Zorg (ontvangen 24 april 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019,
nr. 2004.
Vraag 1
Kent u het bericht «Bij de buren van de lelieteler daalt een nevel van pesticiden
op de trampoline neer» en het bericht «Drentse burgers meten landbouwgif in bodem
en vinden 57 middelen»?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt ook u het begrijpelijk dat burgers ongerust en bevreesd voor hun gezondheid
en welbevinden zijn als er in de bodem en groenten in hun tuin 57 bestrijdingsmiddelen
worden aangetroffen? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om de vrees weg te nemen? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik begrijp dat burgers zich zorgen maken. Burgers verwachten geen gewasbeschermingsmiddelen
in hun bodem of tuin als ze die zelf niet gebruiken. Daarom ben ik ook in gesprek
gegaan met betrokken omwonenden.
Overigens zijn niet alle gevonden stoffen te relateren aan de lelieteelt. Er zijn
15 stoffen gevonden die niet meer zijn toegelaten, blootstelling aan deze stoffen
zal dus gaan afnemen. Het CBS rapporteert eens in de vier jaar over het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw, gebaseerd op opgaven van agrariërs. Uit
de gegevens uit 2016 blijkt dat 18 van de 57 stoffen die zijn gevonden in bodem- en
gewasmonsters ook worden gebruikt in de lelieteelt. Er zijn ook stoffen gevonden die
in andere landbouwgewassen mogen worden gebruikt en enkele ook in of om het huis (gazon,
kamerplanten, insectenwerend) (zie tabel 1 in bijlage 3 van deze brief).
Het Ctgb heeft het onderzoek geanalyseerd (zie bijlage bij brief over blootstellingsonderzoek
gewasbeschermingsmiddelen «Ctgb advies onderzoek naar bestrijdingsmiddelen en omwonenden»).
De in de monsters aangetroffen gehaltes zijn vergeleken met veilige grenswaarden die
gebruikt worden bij de toelating van de betreffende middelen. Uit deze vergelijking
blijkt dat van alle 57 stoffen de veilige grenswaarden niet worden overschreden.
Verder wordt gewerkt aan het verder terugdringen van emissies van gewasbeschermingsmiddelen.
Mijn ambities richten zich op weerbare planten en teeltsystemen, het verbinden van
landbouw en natuur en als er dan toch behoefte is aan gewasbeschermingsmiddelen, dan
nagenoeg zonder emissies naar de leefomgeving en nagenoeg zonder residuen op producten.
Dat is de kern van de «Toekomstvisie gewasbescherming 2030» die recent aan uw Kamer
is aangeboden.
Vraag 3
Waarom moeten bewoners zelf zorgen voor onderzoek naar chemische stoffen in de bodem
en gewassen in hun buurt, in welke gevallen moet een overheidsinstelling die verantwoordelijkheid
nemen, welke instelling is dat en waarom was daar in dit geval geen sprake van?
Antwoord 3
Van bewoners wordt niet verwacht dat zij zelf dienen te zorgen voor onderzoek naar
chemische stoffen in de bodem en gewassen in de buurt. Er geldt een Europees systeem
van voorzorg waarbij gewasbeschermingsmiddelen pas op de markt mogen komen en worden
gebruikt als na uitgebreid wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat er geen onaanvaardbare
risico’s zijn voor mens, dier en milieu. De overheid evalueert en monitort (naleving
van) wet- en regelgeving en reageert op nieuwe signalen. Zo worden voedingsmiddelen,
oppervlaktewater en grondwater onderzocht op het voorkomen van resten van gewasbeschermingsmiddelen
en is een uitgebreid onderzoek gestart (blootstellingsonderzoek gewasbeschermingsmiddelen,
OBO) naar blootstelling via lucht en (huis)stof van omwonenden, naar aanleiding van
een advies van de Gezondheidsraad (2014). Het rapport is op 10 april jl. aan uw Kamer
aangeboden.
Vraag 4
Acht u het mogelijk dat de uitbreiding van landbouwareaal voor de teelt van lelies
en andere bloemen in Drenthe voor meer gezondheidsrisico’s kan gaan zorgen? Zo ja,
betekent dit dat die groei beperkt moet gaan worden dan wel dat er strengere eisen
aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen moeten worden gesteld en hoe gaat u daarvoor
zorgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Uit de beoordeling van het Ctgb van de gevonden gehaltes van gewasbeschermingsmiddelen
in de bodem en op gewassen bij de inwoners in Westerveld, blijkt dat er geen grenswaarden
zijn overschreden. Bovendien blijkt ook uit het OBO-blootstellingsonderzoek dat alle
meetresultaten beneden de veilige grenswaarden zijn gebleven.
Daarnaast richtte het OBO-blootstellingsonderzoek zich op de vraag in welke mate omwonenden
van specifieke velden blootgesteld werden aan gewasbeschermingsmiddelen. Ook hier
bleek dat er geen grenswaarden overschreden werden. Het kabinet zal de Gezondheidsraad
vragen om dit vraagstuk te betrekken in hun advies, zoals aangekondigd in de brief
aan uw Kamer van 10 april jl. (kenmerk IENW/BSK-2019/64595. Zolang de teelt beneden
de veilige grenswaarden blijft, is er geen aanleiding de teelt te beperken.
Vraag 5 en 6
Deelt u de zorgen van de in het artikel genoemde hoogleraar toxicologie van de Universiteit
Utrecht over het feit dat er een variëteit aan stoffen is gevonden, over de vermenging
van deze stoffen in de bodem en over de mogelijke risico’s van opstapeling van de
bestrijdingsmiddelen? Zo ja, waarom en welke gevolgen verbindt u daaraan? Zo nee,
waarom deelt u die zorgen niet?
Deelt u de mening van de in het artikel genoemde hoogleraar dat «het de hoogste tijd
[is] dat er internationaal afspraken worden gemaakt over de milieulast van pesticiden
in de grond», waarbij er niet alleen naar individuele stoffen moet worden gekeken
maar ook «naar het stapeleffect van de verschillende gewasbeschermingsmiddelen die
gelijktijdig worden toegepast in de landbouw»? Zo ja, hoe gaat u zich hiervoor inzetten?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5 en 6
In het huidige toelatingsbeleid wordt een risicobeoordeling per aanvraag (per middel
of tankmix) uitgevoerd. Stapeling van verschillende stoffen is mogelijk relevant als
deze stoffen eenzelfde werking hebben op een organisme. In de huidige beoordelingsmethoden
zijn volgens het Ctgb ruime veiligheidsmarges ingebouwd. Onderzoek van het RIVM aan
de cumulatieve blootstelling van residuen op voedsel liet geen combinatierisico’s
zien en daaruit bleek dat de huidige beoordelingsmethodiek toereikend is (Kamerstuk
27 858, nr. 433).
Tegelijkertijd is het wenselijk dat preciezer wordt gekeken naar effecten van een
cumulatieve blootstelling via alle blootstellingsroutes. De Europese Voedselveiligheidsautoriteit
(EFSA) werkt aan een richtsnoer om gecombineerde blootstelling aan verschillende stoffen
te kunnen beoordelen. Nederland (RIVM en WUR) is actief betrokken bij de totstandkoming
van dit richtsnoer en zal het recente RIVM rapport daarbij ook inbrengen.
Vraag 7
Deelt u ook de mening van de genoemde hoogleraar bodemdegradatie en landbeheer aan
de Wageningen Universiteit dat onderzocht moet worden welke risico’s omwonenden lopen
door de verspreiding van pesticiden? Zo ja, wilt u het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM) en/of de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) onderzoek laten doen
om vast stellen of en in welke mate er gevaren zijn voor de volksgezondheid en de
omwonenden, en de Kamer daarvan op de hoogte stellen? Zo nee, weet u al wat de korte-
en langetermijngezondheidseffecten van de aangetroffen stoffen kunnen zijn en wat
zijn die effecten dan?
Antwoord 7
Zoals in de voornoemde brief van 10 april jl. beschreven, heeft het kabinet de Gezondheidsraad
opdracht gegeven om nader te onderzoeken of er gezondheidsrisico’s zijn en hierover
te adviseren. Tot op heden hebben de verschillende studies geen duidelijke verbanden
aangetoond tussen blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen en het optreden van
gezondheidseffecten. Het recente RIVM-rapport Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (RIVM
2019-0052) laat zien dat er geen grenswaarden zijn overschreden en dat in de huidige
toelatingsmethodiek de blootstelling volgens het Ctgb ook niet wordt onderschat.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.