Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over de behandeling van informeel-kapitaal-structuren in het vernieuwde rulingbeleid
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Staatssecretaris van Financiën over de behandeling van informeel-kapitaal-structuren in het vernieuwde rulingbeleid (ingezonden 10 april 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Snel (Financiën) (ontvangen 24 april 2019).
         
Vraag 1
            
Op welke manier gaat de Belastingdienst bepalen of internationale belastingbesparing
               de doorslaggevende beweegreden is voor een structuur of transactie waarvoor een ruling
               wordt aangevraagd?
            
Antwoord 1
            
In de vernieuwde rulingpraktijk zal geen zekerheid vooraf worden gegeven indien het
               besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting de enige dan wel doorslaggevende
               beweegreden is voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties. Omdat
               dit wordt beoordeeld aan de hand van de specifieke feiten en omstandigheden, zal van
               geval tot geval moeten worden beoordeeld of hiervan sprake is. Deze maatregel is uitgeschreven
               in een beleidsbesluit over de vernieuwde rulingpraktijk dat vanaf 1 juli aanstaande
               van kracht wordt. In mijn brief over het beleid in de vernieuwde rulingpraktijk heb
               ik meer inzicht gegeven in deze voorwaarden door ook een aantal voorbeelden op te
               nemen waarin naar mijn mening belastingbesparing de enige dan wel doorslaggevende
               beweegreden is. Tevens is het beleidsbesluit dat ik voornemens ben te publiceren als
               bijlage bij deze brief gevoegd.
            
Vraag 2
            
Wordt bij een analyse of internationale belastingbesparing de doorslaggevende beweegreden
               is ook gekeken naar effecten voor derde landen van waaruit een Nederlandse entiteit
               inkomsten ontvangt (zoals royalty’s, rente of vergoedingen voor intra-groep diensten)?
            
Antwoord 2
            
Dat kan ik bevestigen. Bij de beoordeling of het besparen van Nederlandse of buitenlandse
               belasting de enige dan wel doorslaggevende beweegreden is voor het verrichten van
               de (rechts)handeling(en) of transacties, zal ook worden gekeken naar (rechts)handeling(en)
               of transacties met derde landen en de gevolgen daarvan voor de belastingheffing in
               het buitenland. Indien de enige dan wel doorslaggevende beweegreden is het besparen
               van belasting in het buitenland, zal geen zekerheid vooraf worden gegeven.
            
Vraag 3
            
Indien de Belastingdienst vaststelt dat een structuur of transactie leidt tot dubbele
               niet-belasting, omdat tegenover een vrijstelling of neerwaartse aanpassing van de
               belastinggrondslag in Nederland geen corresponderende heffing in het buitenland staat,
               wordt dan vanaf 1 juli 2019 geen ruling meer afgegeven voor een dergelijke structuur
               of transactie?
            
Antwoord 3
            
Er zal geen vooroverleg worden gevoerd en derhalve geen ruling tot stand komen indien
               het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting de enige of doorslaggevende
               reden is voor de rechtshandeling. Indien tegenover een vrijstelling of neerwaartse
               aanpassing van de belastinggrondslag in Nederland geen corresponderende bijtelling
               in het buitenland staat zal belastingbesparing het enige dan wel doorslaggevende motief
               zijn en zal in die gevallen geen ruling worden afgegeven.
            
Wellicht ten overvloede merk ik op dat de wet niet wijzigt als gevolg van het niet
               langer afgeven van rulings. Informeel kapitaal situaties zullen dus niet verdwijnen.
               Op basis van het arm’s length beginsel dienen gelieerde ondernemingen voor fiscale
               doeleinden onderling te handelen zoals onafhankelijke partijen onder vergelijkbare
               omstandigheden zouden doen. Dit kan ertoe leiden dat de fiscale winst opwaarts of
               neerwaarts moet worden bijgesteld. In mijn brief van 23 februari 2018 heb ik aangegeven
               dat met name dat laatste effect kan knellen met de aanpak van belastingontwijking
               en heb ik om die reden aangegeven te onderzoeken of het arm’s length beginsel aanpassing
               behoeft.1
Vraag 4
            
Indien de Belastingdienst vaststelt dat een structuur of transactie leidt tot een
               vrijstelling of neerwaartse aanpassing van de belastinggrondslag in Nederland, en
               hier tegenover wel een corresponderende heffing in het buitenland staat, maar deze
               heffing tegen een (zeer) laag tarief plaatsvindt, wordt dan vanaf 1 juli 2019 geen
               ruling meer afgegeven voor een dergelijke structuur of transactie? Waar trekt de Belastingdienst
               in dat geval de grens van een (zeer) laag tarief?
            
Antwoord 4
            
Indien geen sprake is van economische nexus, het besparen van Nederlandse of buitenlandse
               belasting de enige of doorslaggevende reden is voor de rechtshandeling is het uitgangspunt
               dat geen zekerheid vooraf wordt gegeven. Ook als de gevraagde zekerheid vooraf betrekking
               heeft op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd
               in landen die zijn opgenomen in de Nederlandse lijst met laagbelastende landen is
               het uitgangspunt dat geen zekerheid vooraf wordt gegeven.2 Het voorgaande wordt beoordeeld aan de hand van de specifieke feiten en omstandigheden
               van het geval.
            
Vraag 5, 6 en 7
            
Zullen er na de door u voorgestelde maatregelen voor vernieuwing van de rulingpraktijk
               nog informeel-kapitaal-rulings worden afgegeven? Zo ja, aan welke inhoudelijke voorwaarden
               moet de structuur waarvoor de ruling wordt aangevraagd dan voldoen?
            
Kunt u specifieke voorbeelden geven van informeel-kapitaal-structuren waarvoor vanaf
               1 juli 2019 geen ruling meer wordt verstrekt?
            
Indien van toepassing, kunt u specifieke voorbeelden geven van informeel-kapitaal-structuren
               waarvoor vanaf 1 juli 2019 nog wel een ruling wordt verstrekt?
            
Antwoord 5, 6 en 7
            
Het eerste voorbeeld dat is bijgevoegd bij mijn brief over het beleid in de vernieuwde
               rulingpraktijk ziet op zekerheid vooraf over informeel kapitaalsituaties. Hieruit
               blijkt dat geen zekerheid vooraf wordt gegeven omdat in deze situaties de enige dan
               wel doorslaggevende beweegreden gericht zal zijn op internationale belastingbesparing.
               Wanneer het gaat om binnenlandse informeel kapitaalsituaties vallen deze niet onder
               de regels voor de vernieuwde rulingpraktijk. Deze zien immers op rulings met een internationaal
               karakter. Dat is echter geen probleem omdat in binnenlandse situaties er geen sprake
               is van een mismatch tussen belastingstelsels. In binnenlandse situaties staat tegenover
               de neerwaartse bijstelling van de winst bij de Nederlandse dochter een gelijke opwaartse
               bijstelling van de winst bij de Nederlandse moeder.
            
Vraag 8 en 9
            
Hoe gaat de Belastingdienst ermee om wanneer na afgifte van een ruling blijkt dat
               in de praktijk bij de structuur of transactie waarvoor de ruling is afgegeven er toch
               sprake lijkt te zijn van internationale belastingbesparing als doorslaggevende beweegreden?
            
Hoe gaat de Belastingdienst ermee om wanneer na afgifte van een ruling blijkt dat
               in de praktijk bij de structuur of transactie waarvoor de ruling is afgegeven er toch
               sprake is van een dubbele vrijstelling?
            
Antwoord 8 en 9
            
Indien een verzoek om zekerheid vooraf wordt ingediend wordt beoordeeld of, al dan
               niet als gevolg van een dubbele vrijstelling, internationale belasting besparing de
               enige dan wel doorslaggevende beweegreden is voor de voorgenomen rechtshandeling of
               transactie. Deze beoordeling vindt dus plaats voorafgaand aan het afgeven van de ruling.
               Indien er toegang is tot het vooroverleg en in het voorgelegde geval sprake is van
               overeenstemming met overige wet-, beleid en regelgeving, kan de ruling tot stand komen.
               Vervolgens zal de belastingplichtige ieder jaar aangifte moeten doen. De aangifte
               van de belastingplichtige loopt mee in het reguliere, risicogerichte toezicht van
               de Belastingdienst. Indien blijkt dat de belastingplichtige een onjuiste voorstelling
               van zaken heeft gegeven, kan hij geen zekerheid ontlenen aan de ruling. Als de feiten
               na de totstandkoming van de ruling wijzigen, moet worden beoordeeld of sprake is een
               relevante wijziging van feiten of omstandigheden die ertoe kan leiden dat de ruling
               vervalt.
            
Vraag 10
            
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg over de vernieuwde rulingpraktijk
               op 24 april 2019?
            
Antwoord 10
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.