Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lodders over standpuntbepaling in het Europees Parlement over een hoger toegestaan restgehalte van neonicotinoïden
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over standpuntbepaling in het Europees parlement over een hoger toegestaan restgehalte van neonicotinoïden (ingezonden 25 februari 2019).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 15 mei
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2003.
Vraag 1
Bent u bekend met het voorstel van de Europese Commissie om het maximaal toegestane
restgehalte van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen op producten te verhogen?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het voorstel. Het voorstel bevat nieuwe Maximale Residu Limieten
(MRL’s) voor acht actieve stoffen, waaronder één neonicotinoïde (clothianidin). Daarnaast
bevat het voorstel de opname van één stof (Metschnikowia fructicola strain NRRL Y-27328)
in een lijst met stoffen waarvoor geen MRL’s nodig zijn. In vijf gevallen gaat het
om de verhoging van MRL’s, vanwege de toelating van het gebruik bij enkele gewassen.
De MRL wordt in die gevallen, aangezien dat veilig kan, verhoogd van de waarde bij
niet-gebruik (standaard gesteld op een niveau van 0,01 mg/kg) naar een waarde die
bij gebruik van de stof haalbaar is bij goed landbouwkundig gebruik. In drie gevallen
gaat het hierbij om MRL’s ten behoeve van de eisen van het internationale handelsverkeer
voor ingevoerde producten (invoertoleranties). Het voorstel voor de verhoging van
de bestaande EU-MRL van 0,03 naar 0,3 mg/kg clothianidin in aardappel betreft een
invoertolerantie gebaseerd op landbouwkundig gebruik van deze werkzame stof in Canada.
Vraag 2
Wat vindt u van dit voorstel van de Europese Commissie?
Antwoord 2
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft namens Nederland
ingestemd met het voorstel. Het voorstel is immers gebaseerd op (negen) in 2018 gepubliceerde
risicobeoordelingen van European Food Safety Authority (EFSA), die aangeven dat de
nu voorgestelde MRL’s geen reden geven voor zorg voor de voedselveiligheid. De Nederlandse
deskundigen kunnen zich vinden in deze conclusies van EFSA.
Vraag 3
Kunt u aangeven wanneer u voor het eerst kennis heeft genomen of kennis heeft kunnen
nemen van het initiatief om te komen tot dit voorstel?
Antwoord 3
De basis van de aanpassingen ligt in ontvangen verzoeken die belanghebbenden hebben
gedaan op basis van artikel 6, lid 2 van Verordening (EG) nr. 396/2005. Die verzoeken
zijn op verschillende momenten in de jaren 2017 en 2018 bij de voor die stoffen aangewezen
lidstaten ontvangen en in behandeling genomen. De EFSA-opinies over de evaluaties
van de lidstaten zijn op verschillende momenten in 2018 gepubliceerd. Dit is het moment
dat ook anderen formeel kennis hebben kunnen nemen van de aanvraag.
Het Commissievoorstel op basis hiervan is tijdens de vergadering van het Permanent
Comité voor de Voedselketen en Diergezondheid – pesticideresiduen (PCVD-pr) van 26
en 27 november 2018 besproken. De lidstaten hebben op 27 november 2018 unaniem met
dit voorstel ingestemd.
Vraag 4
Zijn Nederlandse experts betrokken bij de voorbereiding van dit voorstel? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, wat is het Nederlandse standpunt geweest en hoe zijn de voorbereidende
gesprekken verlopen?
Antwoord 4
De voorbereiding van het voorstel is een taak van de Europese Commissie, die zich
daarbij baseert op de opinie van de EFSA. Deskundigen uit de lidstaten – anderen dan
zij die werken in dienst van de Europese Commissie en de EFSA – spelen hierbij geen
rol. Nationale experts – in Nederland deskundigen van het Ministerie van VWS, van
de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en van het College toelating gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (Ctgb) – zijn wel betrokken bij de behandeling van het voorstel in het
Permanent Comité voor de Voedselketen en Diergezondheid, sectie pesticideresiduen
(PCVD-pr). Deze deskundigen konden zich vinden in de bevindingen van de EFSA. Het
Ministerie van VWS heeft daarop geconcludeerd dat de veiligheid van de consument in
het voorstel voldoende beschermd is en heeft het voorstel daarom gesteund.
Vraag 5
Klopt het dat het middel clothianidin niet toegestaan is voor gebruik in Europa? Zo
ja, wat is de reden dat dit middel niet is toegestaan en wat is de reden dat een hogere
residuwaarde op producten wel wordt toegestaan?
Antwoord 5
In mei 2018 is de goedkeuring van de stof clothianidin ingeperkt tot enkel toepassingen
in kassen. Ik heb uw Kamer hier op 24 april 2018 over geïnformeerd (Kamerstuk 27 858, nr. 421). De aanvrager heeft daarna besloten de verlenging van de goedkeuring van deze stof
niet langer te ondersteunen, waardoor deze goedkeuring per 31 januari 2019 geheel
is vervallen.
Als een stof op Europees niveau niet is goedgekeurd als werkzame stof in gewasbeschermingsmiddelen,
geldt in de Europese Unie dat residuen van de stof niet aantoonbaar mogen zijn in
dat gewas (bij een standaardniveau van 0,01 mg/kg). Als gebruik in een derde land
wél is toegelaten, heeft een belanghebbende in dat land, zoals in het voorliggende
geval heeft plaatsgevonden, de mogelijkheid een hogere MRL (een zogenaamde «invoertolerantie»)
aan te vragen. Deze invoertolerantie wordt verleend, als uit een risicobeoordeling
blijkt dat voedsel en diervoeder ook met een hogere MRL veilig is voor consumptie.
Vraag 6
Vindt u het verdedigbaar dat u landen buiten Europa in staat stelt om het middel te
blijven gebruiken, waarbij een hogere residuwaarde op het product geen probleem is,
terwijl dit middel voor de Nederlandse en Europese boeren verboden is en kunt u aangeven
hoe u voor deze maatregel en het beoogde besluit draagvlak kan vinden bij de Nederlandse
boeren?
Antwoord 6
De inperking van het gebruik van clothianidin is niet ingesteld vanwege een risico
voor de volksgezondheid, maar vanwege de risico’s van de stof voor het milieu, in
het bijzonder de bijen. De aanvrager heeft daarna besloten de verlenging van de Europese
goedkeuring van deze stof niet langer te ondersteunen, waardoor deze goedkeuring per
31 januari 2019 geheel is vervallen. De residuwetgeving betrekt de mogelijke schadelijkheid
voor het milieu in derde landen niet in de residubeoordeling; dit is een verantwoordelijkheid
van het land waar het middel wordt toegepast.
Vraag 7
Klopt het dat alle lidstaten inclusief Nederland voor het verhogen van de maximale
residulimiet (MRL) gestemd hebben omdat er geen gevaar is voor de volksgezondheid?
Antwoord 7
Ja. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Vraag 8
Herinnert u zich dat u het verzoek tot tijdelijke vrijstelling van het gewasbeschermingsmiddel
Cruiser SB heeft afgewezen?2
Antwoord 8
Ja, ik heb uw Kamer hier op 28 januari 2019 over geïnformeerd (Kamerstuk 27 585, nr. 443).
Vraag 9
Herinnert u zich dat met het niet toestaan van een tijdelijke vrijstelling van het
gewasbeschermingsmiddel Cruiser SB boeren aangewezen zijn op andere en meer milieubelastende
middelen (dat laatste omdat er vaker een behandeling moet plaatsvinden)?
Antwoord 9
Ik heb eerder aan uw Kamer gemeld dat de alternatieve werkzame stoffen voor de drie
ingeperkte neonicotinoïden niet per se een lager risicoprofiel hebben. De Europese
Commissie is hierop in het besluitvormingsproces gewezen door enkele lidstaten – waaronder
Nederland (Kamerstuk 27 858, nr. 396). De feitelijke milieubelasting is afhankelijk van de plaagdruk, de gekozen alternatieve
werkzame stoffen en de hoeveelheid en frequentie van het gebruik ervan.
Vraag 10
Wat is uw argument om de Nederlandse boeren op te zadelen met beperkingen van een
aantal gewasbeschermingsmiddelen terwijl deze in de ons omringende landen wel gebruikt
mogen worden en er door een onafhankelijke organisatie de landbouwkundige noodzaak
is aangetoond (voorbeeld: suikerbietenteelt) terwijl u andere, niet-Europese landen
in de gelegenheid stelt producten met een hoger residu te leveren en hoe verhoudt
dit zich tot een gelijk en eerlijk speelveld?
Antwoord 10
De restricties op het gebruik van de drie neonicotinoïden zijn ingesteld wegens de
risico’s voor bijen. Om de bijen in Nederland te beschermen heb ik ingestemd met de
Europese restricties op het gebruik van drie neonicotinoïden. Over de situaties en overwegingen van niet-EU landen kan ik geen uitspaken
doen.
Bij het instemmen van Nederland met de aanpassing van de MRL van clothianidin is conform
de wetgeving alleen het waarborgen van de veiligheid van de consument in overweging
genomen.
Vraag 11
Als de steun van Nederland voor het betreffende voorstel is gelegen in de afspraak
uit het regeerakkoord om invulling te geven aan een nationaal beleid dat erop gericht
is om zo efficiënt mogelijk aan de Europese eisen te voldoen en een gelijk speelveld
tussen producenten in de verschillende EU-landen vereist dat er zo min mogelijk zogeheten
nationale koppen op Europese regels zijn, deelt u dan de mening dat de tijdelijke
vrijstelling van Cruiser SB gerechtvaardigd zou zijn nu de Belgische bietentelers
een behoorlijk voordeel hebben op de Nederlandse bietentelers? Zo nee, hoe is het
gelijke speelveld geborgd nu u kennis kunt nemen van de gewasbeschermingsplannen die
door veel boeren op dit moment worden besproken en opgesteld, waarbij alternatieven
voor de bietenteelt worden gezocht?
Antwoord 11
Ik wil u verwijzen naar mijn brief naar uw Kamer over mijn beslissing om geen tijdelijke
vrijstelling te verlenen voor het gewasbeschermingsmiddel Cruiser SB (Kamerstuk 27 585, nr. 443). Het verlenen van tijdelijke vrijstellingen is een nationale bevoegdheid en zorgt
per definitie voor een ongelijk speelveld. Zo is in Duitsland recentelijk een aanvraag
voor een tijdelijke vrijstelling van dit middel afgewezen.
Ik wil u daarnaast melden dat ik recent tijdelijke vrijstelling heb verleend voor
een alternatief gewasbeschermingsmiddel tegen de bietenvlieg in de teelt van suikerbieten.
Hiermee krijgen telers voor de korte termijn de mogelijkheid om de bietenvlieg in
de teelt van suikerbieten te bestrijden. Op lange termijn moeten door innovatie op
het gebied van weerbare teeltsystemen, maatregelen en laag-risicomiddelen alternatieve
vormen van bescherming tegen plagen in de teelt van suikerbieten beschikbaar komen.
Ik zal hier in het uitvoeringsprogramma van de «Toekomstvisie gewasbescherming 2030»
verdere aandacht aan geven.
Vraag 12
Kunt u een overzicht geven van het aantal controles op residuen bij producten zoals
groente, fruit en aardappelen en de geconstateerde waarden en de toegestane normen
(graag een overzicht per jaar over de afgelopen vijf jaar, een uitsplitsing naar gangbare
landbouw en biologische landbouw, naar chemische middelen en toegestane biologische
middelen en naar de diverse productgroepen en producten in Nederland, Europa en de
rest van de wereld)?
Antwoord 12
Een antwoord dat voldoet aan uw specificaties vergt een uitzonderlijk omvangrijk rapport
of een verwijzing naar de elf bronnen waarin de gevraagde informatie al openbaar gemaakt
is. Ik kies voor de tweede optie.
Het aantal monsters dat in Nederland op residuen van gewasbeschermingsmiddelen wordt
onderzocht en de resultaten daarvan, zijn opgenomen in de rapportages van de NVWA3, 4, 5, 6, 7, in totaal 62 pagina’s. De geldende toegestane normen (Maximale Residu Limieten,
MRL’s) zijn opgenomen in Verordening 396/2005. De lijst met MRL’s voor alle producten
is opgenomen in bijlagen II, III en V van deze verordening. In de laatste geconsolideerde
versie van de verordening8 is deze lijst 2801 pagina’s lang; het aantal MRL´s is meer dan 100.000.
EFSA brengt jaarlijks een samenvattend overzichtsrapport9, 10, 11, 12, 13 uit met de belangrijkste resultaten van het residuonderzoek in alle lidstaten van
de EU. Deze rapportage omvat de resultaten van het onderzoek uit het gecoördineerde
monitoringplan van de Europese Unie en samenvattingen van de resultaten van de nationale
controleprogramma’s van de lidstaten. Deze rapporten, die over de laatste vijf jaar
in totaal ruim 700 pagina’s beslaan, besteden eveneens aandacht aan de onderzoeksresultaten
van biologische producten. Daarbij wordt ook een vergelijking gemaakt met gangbare
producten. Een onderscheid of een middel met een MRL biologisch is of in de biologische
teelt is toegelaten, wordt daarbij niet gemaakt; dat is immers niet relevant voor
de residumonitoring. Wat producten uit derde landen betreft: de EFSA-rapporten bevatten
ook overzichten van de uitgevoerde controles van deze producten.
Het meest recente EFSA-rapport laat onder meer zien dat 96,2% van alle controles voldoet
aan de EU-limieten. Het percentage overschrijdingen was 2,4% bij producten uit EU-landen
(inclusief IJsland en Noorwegen) en 7,2% bij producten uit derde landen.
Van de onderzochte producten van biologische landbouw bevatte 83,1% geen meetbare
residuen; 15,6% had residuen die voldeden aan de wettelijke limieten en 1,3% voldeed
niet aan de wettelijke limieten.
Vraag 13
Wilt u de vragen een voor een beantwoorden?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.