Verslag van een werkbezoek : Verslag van een werkbezoek van een delegatie uit de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan Zweden en het Verenigd Koninkrijk over het verkrijgen van inzicht in (de vormgeving van) schuldenwetgeving en –beleid én de uitvoering daarvan
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 486 VERSLAG VAN EEN WERKBEZOEK
Vastgesteld 18 april 2019
Een delegatie uit de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna:
delegatie) heeft van zondag 6 januari 2019 tot en met donderdag 10 januari 2019 een
werkbezoek gebracht aan Zweden (Stockholm) en het Verenigd Koninkrijk (Londen).
De delegatie bestond uit de leden Rog (CDA, voorzitter), De Lange (VVD), Peters (CDA),
Raemakers (D66), Renkema (GroenLinks) en Van Brenk (50PLUS). De delegatie werd begeleid
door adjunct-griffier Kraaijenoord en kenniscoördinator Naborn van de vaste commissie
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Het doel van het werkbezoek was het verkrijgen van inzicht in (de vormgeving van)
schuldenwetgeving en -beleid én de uitvoering daarvan in Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
Hierbij was er specifieke interesse in de preventie van problematische schulden en
mogelijke interventies om burgers met problematische schulden zo snel mogelijk schuldvrij
te krijgen.
Het programma van het werkbezoek is in nauwe samenwerking met de Nederlandse ambassades
in Stockholm en Londen tot stand gekomen. De delegatie dankt de medewerkers voor hun
grote inzet bij de voorbereiding van het programma én de begeleiding tijdens het werkbezoek.
Ook wil de delegatie haar waardering uitspreken voor de betrokkenheid én openheid
van alle gesprekspartners, die ieder vanuit de eigen expertise en ervaring(en) de
delegatie een helder inzicht hebben gegeven in het Zweedse en Engelse schuldenbeleid.
In onderstaand verslag worden de gevoerde gesprekken op hoofdlijnen weergegeven. Hierbij
ligt de nadruk op de inbreng van de gesprekspartners en de antwoorden die zij hebben
gegeven op vragen van de leden van de delegatie.
De voorzitter van de delegatie, Rog
De adjunct-griffier van de commissie, Kraaijenoord
PROGRAMMA VAN HET WERKBEZOEK
Maandag 7 januari 2019
De delegatie startte het werkbezoek met een gesprek met ambtenaren van het Zweeds Koninklijk Incassobureau
(Kronofogden), het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Justitie. De delegatie kreeg een presentatie over (het werk van) het Zweeds Koninklijk Incassobureau,
de bestuurlijke verhoudingen, de samenwerking met stakeholders en het voorkomen, invorderen
en saneren van problematische schulden.
De presentatie startte met achtergrondinformatie over het Zweeds Koninklijk Incassobureau.
Dit is een publiek agentschap met ongeveer 2.300 medewerkers. Het is gevestigd in
37 kantoren verspreid over heel Zweden. Het hoofdkantoor bevindt zich in Stockholm.
Het Ministerie van Financiën is verantwoordelijk voor het Zweedse Koninklijk Incassobureau.
Het Ministerie van Justitie speelt een sleutelrol als het om juridische kwesties gaat.
Daarnaast is er regelmatig contact met het Ministerie van Sociale Zekerheid en het
Ministerie van Onderneming, Energie en Communicatie.
Het Zweeds Koninklijk Incassobureau heeft de volgende taken:
– het voorkomen van problematische schulden;
– het geven van advies en het stimuleren van debiteuren om hun situatie op te lossen;
– het besluiten of een schuld correct is;
– het beslagleggen op activa/ middelen;
– het beslissen over schuldsanering;
– het toezicht houden op het beheer van faillissementen;
– het samenwerken om georganiseerde misdaad tegen te gaan.
Vervolgens werd een aantal statistieken toegelicht. In Zweden zijn schuldenaren vaak
man (62%), alleenstaand (64%), in de leeftijdscategorie van 25–64 jaar (67%), wonen
in een huurwoning (66%), hebben een laag besteedbaar inkomen (65%), hebben alleen
lager of middelbaar onderwijs genoten (85%) en hebben een lager niveau van leningen
dan gemiddeld. Een groot aantal Zweden leeft onder moeilijke economische omstandigheden
en heeft terugkerende problemen met het betalen van hun rekeningen. Meer dan 400.000
mensen hebben hun schulden geregistreerd bij het Zweeds Koninklijk Incassobureau (dit
is ongeveer 4.1% van de bevolking). Rond de 72.000 schuldenaren komen in aanmerking
voor schuldsanering. In 2018 stond er ongeveer acht miljard aan schulden uit (2,1
miljard publiek, 5,9 miljard privaat). Ongeveer 100.000 schuldenaren zijn al langer
dan 20 jaar geregistreerd bij het Zweeds Koninklijk Incassobureau. Makkelijke toegang
tot kredietverlening en agressieve marketing hebben de situatie in de laatste jaren
verergerd.
Hierna werd de huidige schuldenwetgeving toegelicht. In de afgelopen jaren zijn er
verschillende nieuwe wetten ingevoerd. In september 2015 is de Budgetwet (Budget Bill)
gepubliceerd. Deze wet beoogt problematische schulden te voorkomen door in te zetten
op consumenteninformatie, financiële educatie, verantwoord lenen en een beter beheer
van overheidsschulden; mensen met problematische schulden te ondersteunen door betere
advisering en samenwerking met relevante actoren; en problematische schulden te beperken
en genezen door een aantrekkelijk schuldregelingsregime en het moeilijker te maken
om in de schulden te komen. In de Budgetwet wordt speciale aandacht besteed aan de
positie van kinderen.
In 2016 is nieuwe wetgeving ingevoerd rondom schuldsanering, zodat meer schuldenaren
in aanmerking komen voor schuldsanering en deze vervolgens ook kunnen voltooien. Tevens
bestaat er sinds 2016 aparte wetgeving voor schuldsanering voor ondernemers. Tenslotte
is er sinds 1 september 2018 nieuwe wetgeving om dure, korte termijn leningen (sms-leningen)
minder aantrekkelijk te maken, onder andere door rentecap en kostenlimieten, beperking
op rollovers en beperkingen en informatieverplichtingen op markting.
Na deze algemene introductie is ingegaan op de incassopraktijken van het Zweeds Koninklijk
Incassobureau. Het Zweeds Koninklijk Incassobureau speelt een belangrijke rol bij
het incasseren van schulden. Het Zweedse Koninklijk Incassobureau beoogt neutraal
te handelen en de belangen van zowel crediteuren als debiteuren te waarborgen. Het
kan naast het innen van vorderingen ook andere maatregelen inzetten zoals voorzorgsmaatregelen
om ontduiking te voorkomen, huisuitzettingen en beslagleggingen. Hier wordt ongeveer
600 Zweedse Kronen voor (ongeveer € 60) gerekend. In de incassofase zijn naast het
Zweedse Koninklijk Incassobureau ook private incassobureaus of incassoafdelingen van
schuldeisers zelf actief. Het Zweeds Koninklijk Incassobureau is echter de enige partij
die beslag mag leggen en doet de uitvoering hiervan voor zowel publieke als private
claims. De gronden op basis waarvan beslag wordt gelegd verschillen echter wel tussen
private en publieke schuldeisers. Bij bijna alle publieke vorderingen is een beslissing
van het Zweedse Koninklijk Incassobureau voldoende om over te gaan op beslaglegging.
Private claims vereisen daarentegen een afdwingbaar vonnis of beslissing. Dit kan
via de (algemene) rechter of via de afdeling «summary proceeding» van het Zweedse
Koninklijk Incassobureau. In het laatste geval kan beslaglegging door het Zweedse
Koninklijk Incassobureau zonder tussenkomst van de rechter plaatsvinden, tenzij de
betrokkenen de uitspraak van het Zweeds Koninklijk Incassobureau betwisten.
Het vorderen van schulden begint met een betalingsverzoek aan de schuldenaar. Indien
dit niet wordt betaald, is het Zweeds Koninklijk Incassobureau verplicht eventuele
bezittingen die inbeslaggenomen kunnen worden te onderzoeken. Schuldenaren zijn verplicht
om informatie te geven over hun bezittingen. Ook derden zijn wettelijk verplicht om
gevraagde informatie over de situatie aan te leveren. Indien hier niet aan wordt voldaan,
kan een boete opgelegd worden (op deze boete zit geen limiet). Het Zweeds Koninklijk
Incassobureau heeft directe toegang tot informatie over sociale zekerheidsuitkeringen
en pensioenen. Bovendien heeft het een digitaal communicatieplatform met banken en
werkgevers, waar informatie kan worden opgevraagd. Het Zweeds Koninklijk Incassobureau
heeft onder andere de wettelijke bevoegdheid om sloten te breken, hoorzittingen te
houden met de schuldenaar en derden en om boetes op te leggen. Het kan zelf kiezen
welke incassomethoden passend zijn. Hiertegen kan in beroep worden gegaan bij districtsrechtbanken.
Vervolgens is gesproken over schuldsaneringen, waar het Zweeds Koninklijk Incassobureau
ook verantwoordelijk voor is. De gemiddelde periode van een regulier schuldsaneringstraject
is vijf jaar. Voor ondernemers is dit gemiddeld drie jaar. In Zweden is het relatief
moeilijk om voor schuldsanering in aanmerking te komen. Sinds de nieuwe Debt Relief
Act (Wet schuldverlichting) van 2016 is een aantal wijzigingen doorgevoerd om toegang
te versoepelen. Zo kunnen schuldenaren zich nu online aanmelden voor schuldsanering.
Ook hoeft er twee maanden per jaar (juni en december) niet afgelost te worden. Daarnaast
bestaan er mogelijkheden voor een verkort betalingstraject. Verder biedt het Zweeds
Koninklijk Incassobureau sinds twee jaar een speciale betaalservice. Dit betekent
dat de schuldenaar eenmaal per maand aflost bij het Zweeds Koninklijk Incassobureau,
die het geld vervolgens eenmaal per jaar aan de schuldeisers toewijst. Sinds de wijzigingen
in 2016 is het aantal aanmeldingen voor schuldsanering toegenomen. De laatste twee
jaar ging het om circa 18.000 à 19.000 aanmeldingen per jaar van particulieren en
circa 300 aanmeldingen per jaar van ondernemers. In 2018 werd 58% van de particuliere
aanmeldingen toegekend en 29% van de aanmeldingen van ondernemers.
Het Zweeds Koninklijk Incassobureau bepaalt, na uitgebreid onderzoek, of een schuldenaar
aan de criteria voor schuldsanering voldoet. Ook bepaalt het hoeveel een schuldenaar
moet afbetalen en van hoeveel geld die per maand moet rondkomen. Indien het Zweeds
Koninklijk Incassobureau besluit een schuldsaneringsvoorstel te doen, wordt dit eerst
aan de schuldenaar en vervolgens aan de schuldeisers voorgelegd. Zelfs als de schuldeisers
bezwaren hebben, kan het Zweeds Koninklijk Incassobureau besluiten het voorstel toch
uit te voeren. De definitieve beslissing kan wel aangevochten worden in de rechtbank.
Er kan door alle partijen tegen deze beslissing in beroep worden gegaan. In het schuldsaneringstraject
worden publieke en private schulden gelijk behandeld. Gedurende het traject kunnen
persoonlijke en economische omstandigheden veranderen. Het betalingsplan kan daarom
herijkt worden, indien de omstandigheden die hebben geleid tot het verlenen van schuldreconstructie
zijn veranderd. Dit kan niet door het Zweeds Koninklijk Incassobureau worden geïnitieerd,
maar moet aangevraagd worden door de schuldenaar of schuldeiser. In unieke gevallen
is het mogelijk om voor een tweede keer gebruik te maken van schuldsanering.
Tenslotte is gesproken over preventie en vroegsignalering. In Zweden wordt onder andere
ingezet op het verspreiden van kennis en informatie zodat mensen hun financiële problemen
in een vroeg stadium kunnen oplossen, samenwerken met derden (zoals gemeenten, ngo’s
en de kerk), gebruikmaken van «boodschappers» die in contact staan met risicogroepen,
besteden van aandacht aan actuele gebeurtenissen in de buitenwereld die ervoor zorgen
dat mensen in de schulden raken (bijvoorbeeld «high-risk loans») en waar nodig en
waar het meest effectief werken aan nieuwe wetgeving. Het streven is om ervoor te
zorgen dat mensen hun schulden willen afbetalen en om ontwikkelingen tegen te gaan
die leiden tot problematische schulden. Werkeloosheid, ziekte en scheidingen vergoten
te kans op problematische schulden. Kennis, houding ten opzichte van geld, sociale
netwerk, een financiële buffer, werk en inkomen en een goede gezondheid kunnen problematische
schulden terugdringen. Hier wordt dan ook op ingespeeld.
In de middag sprak de delegatie met Tina Fingal Swens (oprichter en voormalig voorzitter)
en Emilie Rosen (huidig voorzitter) van EKSAM, een niet-gouvernementele organisatie (ngo) uit de gemeente Örebro. EKSAM verzorgt
gratis financieel advies aan burgers in aanvulling op de gemeentelijke schuldhulpverlening.
Het doel is om armoede te bestrijden en om te voorkomen dat mensen buiten de samenleving
komen te staan. EKSAM ontvangt hiervoor een subsidie van twee miljoen SEK per jaar
(ongeveer € 200.000). EKSAM is in 2010 opgericht, omdat een soortgelijke organisatie
in Zweden toen nog niet bestond en de wachttijden voor financieel advies bij de gemeente
soms erg lang waren. EKSAM werkt voornamelijk met vrijwilligers die opgeleid worden/zijn
tot sociaal werker. Omdat het geen overheidsinstelling is, kunnen ze tot creatievere
oplossingen komen. Daarnaast vindt niet iedere burger het prettig om bij de overheid
aan te kloppen, bijvoorbeeld uit schaamte, angst of een gebrek aan vertrouwen. EKSAM
werkt wel nauw samen met de gemeente. Daarnaast wordt er intensief samengewerkt met
lokale woningcorporaties. Ook is er contact met het Zweeds Koninklijk Incassobureau,
dat regelmatig mensen doorstuurt. In de afgelopen jaren is EKSAM, voornamelijk via
mond op mondreclame, steeds bekender geworden. In 2010 bereikte het nog 75 mensen,
in 2018 waren dat er al 900. Dankzij de samenwerking met Verdandi, een nationaal netwerk
voor sociale innovatie, heeft EKSAM veel oog voor de empowerment van mensen. Het is
mogelijk om anoniem advies te vragen. Bovendien wordt er geen registratie bijgehouden
van hulpzoekenden. De staf heeft geheimhoudingsplicht. Het valt EKSAM op dat het cliëntenbestand
in de afgelopen jaren is veranderd. Tegenwoordig kloppen vooral mensen van boven de
70 jaar aan. Mensen komen onder andere in de problemen door hoge rekeningen bij de
tandarts. Momenteel is er een wachttijd van vier weken om door EKSAM geholpen te worden.
Aan het eind van de middag bezocht de delegatie de Swedish Consumers Banking and Finance Bureau. Hier sprak de delegatie met Kicki Westerståhl (directeur) en Fredrik Nordquist (plaatsvervangend
directeur). Het Swedish Consumers» Banking and Finance Bureau (Zweeds bureau voor
consument bankieren en financiën) is een onafhankelijk agentschap. Het biedt consumenten
onafhankelijke en gratis informatie en advies over financiële diensten. Daarnaast
verleent het consumenten bijstand bij het omgaan met financiële bedrijven. Informatie
wordt verstrekt via de website of telefoon. Het Swedish Consumers» Banking and Finance
wordt bestuurd en gefinancierd door de Swedish Consumer Agency (Zweeds consumentenbureau),
Financial Supervisory Authority (Financieel Toezicht Autoriteit), Swedish Bankers
Association (de Zweedse bankiersvereniging), Swedish Mutual Fund Association (Zweedse
beleggingsfondsvereniging) en Swedish Association of Securities dealers (Zweedse vereniging
van effecthandelaren). Het bestuur bestaat dus deels uit overheidsorganisaties en
deels uit private organisaties. Om de onafhankelijkheid van de organisatie te borgen,
zijn er statuten vastgelegd die gevolgd dienen te worden en niet door het bestuur
aangepast kunnen worden.
Het betreft een kleine organisatie bestaande uit zeven juristen en twee parttime website
consultants. Om hun missie te bereiken werkt het daarom veel in netwerken, onder andere
met lokale schuldhulpverleners en consumentenadviseurs. Bovendien wordt er geprobeerd
om relevante informatie op slimme manieren bovenaan online zoekmachines te krijgen.
Het houdt een blog bij en zit het op sociale media. De delegatie vraagt hoe niet-digitale
mensen dan worden bereikt. Zweden heeft een hoog niveau van digitalisering en technische
innovatie. Dit merkt men ook aan de veranderende houding tegenover kredietverlening.
Voorheen was op krediet kopen niet gebruikelijk, maar nu is het heel gewoon. Er wordt
steeds minder met contant geld betaald. Dit betekent een grotere verantwoordelijkheid
voor individuele consumenten om verstandig om te gaan met hun financiën. Ook hoeft
men tegenwoordig geen geschreven contract meer aan te gaan om geld te lenen. Bovendien
is er in de betaalmethoden steeds meer een mix te zien van betaling en krediet om
ervoor te zorgen dat mensen zo veel mogelijk kopen. Een voorbeeld hiervan is Klarna,
een betaalmethode waarmee een klant pas achteraf hoeft te betalen maar wel met een
hoge rente.
De delegatie vraagt of er politieke discussie over deze ontwikkelingen wordt gevoerd.
Volgens de gesprekspartners passen Zweedse consumenten zich snel aan op de veranderende
kredietmarkt. Wat betreft Klarna zijn er twee kampen. Door een aantal organisaties
wordt het als een positieve ontwikkeling gezien. Een grote groep mensen is hierdoor
in staat om bepaalde producten aan te schaffen. Daarentegen zijn er ook veel klachten
richting financiële autoriteiten. In Zweden is er echter meer politieke discussie
over het gebruik van contant geld in de samenleving. Mensen met contant geld kunnen
bijna nergens meer betalen, voornamelijk omdat dit voor instanties als banken geld
kost. Er wordt gevraagd wat het Swedish Consumers» Banking and Finance Bureau voor
beleid aanraadt. Niet iedereen is digitaal vaardig, dus er moeten mogelijkheden zijn
om met contant geld te betalen. Banken zijn dit echter niet verplicht. De staat of
politici moeten daarom hiervoor verantwoordelijkheid nemen. Om mee te draaien in de
maatschappij, moet iemand namelijk kunnen betalen. Het Swedish Consumers» Banking
and Finance Bureau is echter geen lobbyorganisatie. Zij verstrekt onafhankelijke informatie
aan autoriteiten en politici over de consumentenkredietmarkt en laat aan hen over
of er sprake is van misstanden. Tenslotte is er ingegaan op marketingpraktijken op
de betalingsmarkt. Veel verkopers van financiële producten weten eigenlijk niet wat
hun product inhoudt. Ook is er veel reclame op tv over gokken en snelle leningen.
Belangrijke wetgeving op dit gebied is de Zweedse marketingwet.
De dag werd afgesloten met een diner op de Nederlandse ambassade in Stockholm met
Jan Jönsson, wethouder Sociale Zaken en locoburgemeester van de gemeente Stockholm en Fredrik Engström, voorzitter van de Swedish Collection Association (Zweedse branchevereniging voor incassobureaus). Hier heeft de delegatie op meer
informele wijze gesproken over het innen van vorderingen, de gevolgen van schuldenproblematiek in de gemeente en de sociale situatie in Stockholm.
Dinsdag 8 januari 2019
De delegatie begon de dag met een presentatie door de Zweedse consumentenorganisatie Konsumentverket. Dit is een overheidsinstantie die als taak heeft om de belangen van consumenten te beschermen. De organisatie
staat onder leiding van een directeur-generaal die tevens de Consumentenombudsman
is. De Consumentenombudsman acteert onafhankelijk, bewaakt de markt en behartigt de
belangen van consumenten tegen die van bedrijven in de rechtszaal, onder andere in
het geval van misleidende marketing, onwettige reclame voor tabak en alcohol, ontoereikende/vage
prijzen, krediet- en verzekeringsinformatie en oneerlijke contractvoorwaarden. De
Zweedse consumentenorganisatie is gevestigd in Karlstad en heeft ongeveer 190 werknemers.
Het doel van de organisatie is om consumenten te helpen bij het maken van bewustere
en goed geïnformeerde keuzes. Hiertoe verstrekt het relevante en toegankelijke informatie,
organiseert het focusgroepen en verzorgt het op scholen financiële educatie. Verder
monitort de Zweedse consumentenorganisatie de markt en houdt het hier toezicht op.
Tenslotte opereert de organisatie in een aantal internationale en Europese netwerken.
Na deze introductie is de rol van de Zweedse consumentenorganisatie op het gebied
van schuldhulpverlening toegelicht. Zij ondersteunt lokale consumentenadviseurs en
schuldenadviseurs door alle onderwijs- en trainingen te bekostigen, door monitoring
en informatie en door het verstrekken van een informatiesysteem (Portalen) en een
verwerkings- en statistieksysteem (Boss). De Zweedse consumentenorganisatie is gevraagd
om een aantal aanbevelingen op te stellen voor gemeentelijke budgetadvisering en schuldhulpverlening.
De aanleiding was het grote verschil in de beschikbaarheid en kwaliteit van schuldhulpverlening
tussen gemeenten. De aanbevelingen richten zich op de inhoud, (snelle) beschikbaarheid
en bereikbaarheid van dienstverlening, educatie en expertise/opleidingsniveau van
de professionals, uniforme werkwijzen, capaciteitsinzet en monitoring. Een jaar na
de aanbevelingen blijkt dat voor gemeenten de rol van consulenten verduidelijkt is
en het helder is wat de dienstverlening moet inhouden. De kwaliteit van dienstverlening
is verbeterd, maar er is nog steeds veel te doen. Vooral kleinere gemeenten ervaren
moeilijkheden met het implementeren van deze aanbevelingen, bijvoorbeeld de aanbevelingen
rondom monitoring en capaciteit. Dit heeft deels te maken met budgetlimieten. De Zweedse
consumentenorganisatie probeert daarom momenteel meer ondersteuning aan managers te
bieden bij het implementeren van de aanbevelingen.
Vervolgens is er gesproken over preventie en vroegsignalering. Uit onderzoek blijkt
dat er in Zweden weinig hulp is voor mensen die risico lopen op problematische schulden.
Vaak klopt men pas aan als schulden hoog zijn opgelopen. Hierin speelt schaamte een
grote rol. De Zweedse consumentenorganisatie probeert momenteel, in opdracht van de
regering, om de groep die risico loopt beter te bereiken door het taboe rondom schulden
te verbreken («je bent niet alleen»), lokale samenwerking te versterken, mensen die
in contact staan met deze groep beter op te leiden en voor te lichten (bijvoorbeeld
(huis)artsen en universiteiten/scholen) en nationale richtlijnen uit te werken.
Enkele jaren geleden is Hallå konsument (Hallo consument) op gericht. Dit is een nationale
informatieservice met als doel om consumenten op toegankelijke wijze voorlichting
en advies te geven over het kopen van goederen en diensten en consumenten te helpen
bij klachten. Consumenten kunnen contact opnemen en informatie verkrijgen via de telefoon,
facebook, e-mail, chat en website. Dit levert circa 2,4 miljoen bezoekers per jaar
op. Op het gebied van schulden heeft Hallo consument een project geïnitieerd om meer
bekendheid te geven aan gemeentelijke schuldhulpverlening. Daarnaast probeert Hallo
consument uit de hulpvraag van klanten te destilleren of schulden een probleem vormen,
zodat zij doorverwezen kunnen worden naar de juiste instanties.
In de middag sprak de delegatie met budget- en schuldhulpconsulenten van de gemeente Stockholm. Schuldhulpverlening is een wettelijk taak van gemeenten.
Budget- en schuldhulpconsulenten zijn daarom in dienst van de gemeenten. In het algemeen
zijn dit maatschappelijk werkers. In Stockholm werken 28 consulenten verspreid over
14 stadsdistricten. Zij kunnen mensen coachen en advies geven over hun financiën en
eventuele schulden, bijvoorbeeld door te helpen met het berekenen van een bestaansminimum.
Ook helpen zij mensen met schulden in aanloop naar en tijdens het saneringstraject.
Uiteindelijk besluit het Zweedse Rijksincassobureau of iemand hiervoor in aanmerking
komt. Tenslotte heeft de gemeente een belangrijke taak op het gebied van preventie.
Dit bestaat vooral uit het verstrekken van informatie, bijvoorbeeld aan collega’s
die veel in contact komen met kwetsbare groepen. Daarnaast heeft de gemeente Stockholm
een aantal prioritaire groepen aangewezen waar extra aandacht aan wordt besteed. Dit
zijn huishoudens met kinderen, jongvolwassenen, daklozen en mensen met psychische
problemen.
De delegatie vroeg naar vroegsignalering. Volgens de consulenten wordt er tot op heden
weinig outreachend gewerkt. De verantwoordelijkheid voor het zoeken van hulp ligt
bij het individu. De consulenten werken wel veel samen met andere onderdelen van de
gemeentelijke sociale dienst, het Zweeds Koninklijk Incassobureau, studentenfinanciering
en het sociale verzekeringsagentschap om hulpbehoevenden zo goed mogelijk in kaart
te brengen.
Vervolgens hebben de consulenten een aantal statistieken toegelicht. In Stockholm
hebben ongeveer 2.000 mensen per jaar doorlopend contact met een consulent. Daarnaast
bezoeken ongeveer 3.000 mensen per jaar de «drop-in» balie, waar iemand zonder afspraak
kan binnenlopen. Van de cliënten is 44% vrouw en 56% man. In 19% van de gevallen gaat
het om huishoudens met kinderen. De meest belangrijke reden voor contact is advisering
rondom schulden. De meeste cliënten hebben een laag inkomen. Het merendeel van de
cliënten heeft schulden van meer dan 300.000 Zweedse kronen, oftewel € 30.000. Ongeveer
13% van de mannen die aanklopt, heeft schulden van meer dan 1 miljoen Zweedse kronen,
oftewel € 100.000. In de laatste jaren neemt het aantal gepensioneerden dat hulp zoekt
toe. Ook is er een toename van cliënten met een gokverslaving. Daarnaast zien de consulenten
toenemende problemen met de woonsituatie, onder meer doordat de huizenprijzen in Stockholm
sterk zijn gestegen. Een andere uitdaging is agressieve marketing met betrekking tot
leningen en kredieten met hoge rentes. In Stockholm zijn er weinig private organisaties
die mensen in schulden kunnen helpen, dus ze komen uiteindelijk bij de gemeenten terecht.
Schaamte zorgt er echter voor dat mensen het moeilijk vinden om hier om hulp te vragen.
Dinsdagavond vertrok de delegatie naar Londen voor het tweede deel van het werkbezoek.
Woensdag 9 februari 2019
De delegatie startte in Londen met een presentatie door Daniel Harari en Lorraine Conway, twee onderzoekers bij het Lagerhuis. Zij schreven het rapport Household debt: statistics and impact on economy. Zij begonnen met een overzicht van de ontwikkeling van particuliere schulden in
het Verenigd Koninkrijk (hierna: VK). Vanaf de late jaren 1990 tot de financiële crisis
in 2008 is de schuld-inkomensratio sterk gestegen. Na de crisis is dit gestabiliseerd.
Van de totale kredietverlening bestaat 78% uit hypotheekschulden. In de laatste jaren
is het percentage «ongedekte» schulden echter gestegen (zonder onderpand). In het
VK heeft 51% van de volwassenen een vorm van schulden. De gemiddelde schuld (zonder
hypotheek) van iemand met schulden is £9.600 (circa € 11.236). Ongeveer 8,3 miljoen
mensen (16% van de bevolking) hebben problematische schulden. De definitie van problematische
schulden luidt als volgt: in de afgelopen zes maanden minstens drie maanden de rekeningen
niet kunnen betalen of het betalen hiervan een zware last vinden.
Vervolgens lichtten de onderzoekers de verschillende mogelijkheden van schuldhulpverlening
toe. Gemiddeld wachten mensen met schulden in het VK 12 maanden voordat ze om hulp
vragen. In het VK kunnen mensen met schulden bij verschillende soorten organisaties
terecht, zoals (dure) onafhankelijk financiële adviseurs, ngo’s en de Single Financial
Guidance Body (overheidsorganisatie). In het VK wordt onderscheid gemaakt tussen prioritaire
en niet-prioritaire schulden. Voorbeelden van prioritaire schulden zijn hypotheekaflossingen,
huur, lokale belastingen, energierekeningen en gerechtelijke boetes en belastingen.
Indien deze niet betaald kunnen worden kan iemand zijn of haar huis verliezen, afgesloten
worden van energievoorzieningen of naar de gevangenis gaan. Niet-prioritaire schulden
bestaan uit creditcardbetalingen en geld dat geleend is van vrienden en familie. Hiervoor
kan iemand niet in de gevangenis belanden, maar crediteuren kunnen deze persoon wel
voor de rechtbank dagen. Indien een schuld na een vonnis van de rechtbank niet wordt
afgelost, kan de crediteur bijvoorbeeld deurwaarders inzetten.
Hierna gingen de onderzoekers in op de verschillende aflossingsmogelijkheden. Ten
eerste is er een informele insolventieoptie, het zogeheten Debt Management Plan (schuldbeheersplan).
Dit is een informele overeenkomst tussen een schuldenaar en zijn/haar schuldeisers
om alle openstaande schulden af te betalen. Het wordt voornamelijk ingezet wanneer
een debiteur (1) alleen kleine afbetalingen per maand kan doen of (2) op dat moment
schulden heeft, maar enkele maanden later wel in staat is om de schuld af te betalen.
Met een Debt Management Plan is er echter geen garantie dat crediteuren het afbetalingsplan
accepteren of rente en bijkomende kosten bevriezen. Een schuldenaar is dus niet wettelijk
beschermd. Een schuldeiser hoeft niet in te stemmen met het plan en kan in plaats
daarvan op andere manier proberen zijn of haar geld terug te vorderen, bijvoorbeeld
door een claim voor de rechtbank uit te vaardigen.
Naast de informele optie zijn er drie formele insolventieopties. Ten eerste is er
de Individual Voluntary Arrangement (IVA). Dit is een formele schuldprocedure om faillissement
te voorkomen. Een IVA is een juridisch bindende overeenkomst waarin een schuldenaar
zijn schuldeisers terugbetaald met een bedrag dat hij of zij zich kan veroorloven.
Dit kan een eenmalige betaling zijn (bekend als een lumpsum IVA) of meerdere betalingen
die over een langere periode worden gespreid (meestal vijf of zes jaar). De IVA staat
onder toezicht van een bevoegd insolventiefunctionaris. Tijdens een IVA kunnen crediteuren
geen contact opnemen met de debiteur of de schuld verhogen. Na de laatste betaling,
wordt de resterende schuld afgeschreven. Het is mogelijk om meerdere malen van dit
instrument gebruik te maken, maar het beïnvloedt wel iemands kredietwaardigheid.
De tweede formele optie is de Debt Relief Order (DRO). Om hiervoor in aanmerking te
komen, moet iemand aan strikte voorwaarden voldoen, onder andere dat al zijn of haar
bezittingen niet meer dan £1.000 waard zijn en het maandelijkse besteedbare inkomen
niet meer dan £50 is. Een DRO duurt 12 maanden. Tijdens deze maanden kunnen crediteuren
geen actie ondernemen om de schuld terug te vorderen zonder toestemming van de rechtbank.
Na het jaar is de schuldenaar vrij van alle schulden die in de DRO zijn vermeld, mits
zijn/haar omstandigheden niet zijn veranderd. Er zitten verschillende voordelen aan
een DRO. Het is een goedkope oplossing gericht op financieel kwetsbare mensen met
een relatief laag schuldenniveau, weinig besteedbaar inkomen en weinig bezittingen.
Het biedt bovendien een uitweg voor mensen die geen gebruik kunnen maken van een IVA
of voor wie een faillissement niet in verhouding staat tot de hoogte van de schulden.
De derde insolventieoptie is faillissement. Deze procedure loopt via de rechtbank.
Na een faillissementstraject worden schulden na 12 maanden afgeschreven wat anders
jaren zou kunnen duren. Een door de rechtbank aangestelde curator int, verkoopt en
verdeelt de goederen van de failliet verklaarde aan de schuldeisers. Iemand kan failliet
worden verklaard door (1) zelf bij de rechtbank faillissement aan te vragen, (2) schuldeisers
kunnen een verzoekschrift indienen bij de rechtbank als een schuldenaar hun meer dan
£5.000 schuldig is en dat niet terugbetaalt na een rechterlijke uitspraak of (3) een
insolventiefunctionaris verzoekt de rechtbank omdat de schuldenaar de voorwaarden
van een IVA heeft geschonden. Na 12 maanden volgt er automatische discharge en worden
de beperkingen die in het kader van het faillissement zijn opgelegd beëindigd. Het
grootste voordeel van faillissement is dat schuldenaren na het traject met een schone
lei kunnen beginnen. Na discharge zijn een groot deel van de schulden die iemand had
aan de start van het traject afgeschreven. Een nadeel is dat het de toekomstige kredietwaardigheid
van iemand beïnvloed. Een faillissement is tot zes jaar erna zichtbaar.
Tenslotte spraken de onderzoekers over de verschillende wetgevingsinitiatieven die momenteel lopen om schuldenaren meer wettelijke bescherming te bieden
tegen schuldeisers. Het eerste betreft een 60-dagen durende ademruimte (breathing space scheme) waarin kwetsbare consumenten schuldenadvies kunnen ontvangen om tot een geschikte
en duurzame oplossing te komen. Het tweede gaat om een wettelijk plan (statutory debt repayment plan), dat schuldenaren de mogelijkheid biedt om een formele overeenkomst af te sluiten
met hun schuldeisers om hun schuld terugbetalen binnen een realistisch tijdspad.
Daarna bezocht de delegatie het National Audit Office (NAO), vergelijkbaar met de Nederlandse Algemene Rekenkamer. De NAO onderzoekt de
overheidsuitgaven voor het Britse parlement. Het analyseert hoe overheidsgeld is ingezet
en of overheidsbeleid daadwerkelijk uitgevoerd wordt. Het doel is om de prestaties
en dienstverlening van zowel nationale als lokale overheidsorganisaties te verbeteren.
Tijdens het bezoek werd het in september 2018 gepubliceerde rapport «Tackling problem debt» toegelicht. Het doel van het rapport was om de aanpak van problematische schulden,
waarvoor het Ministerie van Financiën verantwoordelijk is, te evalueren. De conclusie
van het rapport is dat op dit gebied veel actoren betrokken zijn, maar dat er een
aantal zwakke punten in de verantwoording zitten om tot een effectieve en coherente
schuldenaanpak te komen. Ten eerste heeft de regering een goed beeld van de verstrekking
van particuliere leningen, zoals consumentenkredieten en hypotheken. In de laatste
jaren rapporteren mensen echter steeds vaker problemen met schulden aan overheden
of nutsbedrijven. Wegens gebrek aan gegevensverzameling, heeft de regering hier minder
zicht op. Een tweede probleem is dat problematische schulden extra kosten met zich
mee brengen voor de belastingbetaler, bijvoorbeeld door een verhoogd gebruik van sociale
diensten en de gezondheidszorg. De regering maakt echter geen schatting van deze kosten,
terwijl beleidsmakers binnen de gehele overheid zo zouden kunnen zien wat de impact
van hun beleid is op de schuldenproblematiek. De NAO heeft daarom uitgerekend in hoeverre
het hebben van problematische schulden de kans vergroot op mentale problemen en het
gebruik van door de staat gesubsidieerde huisvesting. De berekeningen laten zien dat
dit de belastingbetaler £248 miljoen (circa € 290 miljoen) per jaar extra kost en
de economie in zijn geheel £ 900 miljoen (circa 1 miljard). Verder kijkt het rapport
naar preventie. Onderzoek toont aan dat reken- en financiële vaardigheden (het vermogen
van mensen om financiële beslissingen te nemen en hun geld te beheren) het hebben
van problematische schulden en de hoogte ervan verminderd. In het VK kunnen vier op
de tien mensen hun dagelijkse financiën niet beheren. Hiermee scoort het VK in vergelijking
met andere OESO landen onder het gemiddelde. Verschillende publieke organisaties,
liefdadigheidsinstellingen en private bedrijven proberen de financiële vaardigheden
van mensen te vergroten. De Money Advice Service (voorloper van Single Financial Guidance
Body) heeft de coördinatie van de interventies op dit gebied verbeterd, maar deze
strategie betrekt nog niet alle relevante delen van de overheid, zoals het ministerie
voor Onderwijs. Bovendien is de impact van deze strategie onbekend. Daarnaast zijn
er mensen die moeite met betalen hebben, ongeacht hoe goed ze hun geld beheren. De
regering probeert daarom te voorkomen dat mensen te veel schulden krijgen door ervoor
te zorgen dat kredietverleners onderzoeken wat hun klanten zich kunnen veroorloven.
Betaalbaarheid is een bijzondere zorg bij ongedekte consumentenkredieten, waar schuldniveaus
snel kunnen escaleren vanwege hoge rentetarieven. De Financial Conduct Autority (FCA)
heeft reeds actie ondernomen om verantwoorde kredietverlening te verbeteren, maar
erkent dat het meer te doen heeft om schulden door consumentenkredieten aan te pakken.
Ook gaat het rapport in op het incasseren van schulden. Onderzoek laat zien dat verantwoorde
incassopraktijken voordelen oplevert voor de debiteur en crediteur. De overheid blijft
echter achter bij de private kredietverstrekkers als het gaat om zorgvuldige incasso.
Dit komt door (1) een gebrek aan het delen van informatie door ICT-systemen en juridische
belemmeringen en (2) korte termijnbeloningen en lokale financieringsdruk. Tenslotte
concludeert het rapport dat er een tekort is aan advisering en ondersteuning om mensen
met problematische schulden bij te staan. Naar schatting waren er in 2018 600.000
mensen met problematische schulden die geen toegang hadden tot advies. Om aan de toekomstige
vraag te voldoen, zou de capaciteit binnen twee jaar met 50% moet stijgen.
Vervolgens sprak de delegatie met Peter Tutton and Mark Haslam van StepChange. StepChange is een non-profit organisatie die gratis advies geeft rondom financiën
en schulden. StepChange heeft afdelingen over het hele VK Er werken ongeveer 1500
mensen. StepChange heeft met ongeveer 600.000 mensen per jaar contact. Zij doen dit
voornamelijk telefonisch of via het internet. Er zijn echter veel meer mensen die
schulden hebben. Eén van de uitdagingen is daarom hoe al deze mensen geholpen kunnen
worden. Hier zijn onvoldoende middelen voor. StepChange probeert daarom de huidige
mogelijkheden efficiënter in te richten, onder andere door technische verbeteringen
en betere samenwerking in de sector. De gesprekspartners gaven aan dat er een patroon
is te zien in het cliëntenbestand. Het zijn vooral mensen met lage tot middeninkomens,
die een huis huren en vaak geen vaste baan hebben. Ongeveer 70% van de cliënten ontwikkelt
gezondheidsproblemen door hun schuldenlast.
In het VK hebben schuldenaren verschillende mogelijkheden om schulden af te lossen.
StepChange zoekt samen met de schuldenaar naar de beste oplossing. Ook kan zij onderhandelen
met crediteuren, bijvoorbeeld in het Debt Management Plan. Dit kost de cliënten niets.
StepChange wordt gefinancierd via het «fair share scheme». Dit betekent dat StepChange gefinancierd wordt door bedrijven (crediteuren). Ondanks
dat StepChange debiteuren gratis adviseert, betalen crediteuren dus voor deze werkzaamheden.
Het vergroot immers hun kans om hun geld terug te krijgen. Crediteuren betalen een
bijdrage hiervoor aan de Single Financial Guidance Body, dat het vervolgens over verschillende
schuldenadvies-organisaties, waaronder StepChange, verdeelt.
Vervolgens is ingegaan op huidige trends. Sinds de financiële crisis is de kredietmarkt
in het VK streng gereguleerd. In het VK bestaat op dit moment veel aandacht voor de
problemen met deurwaarders. Deurwaarders worden betaald voor wat ze ophalen. Vooral
lokale overheden huren regelmatig deurwaarders in om lokale belastingen te innen.
Dit gebeurt vaak op een agressieve manier, terwijl hier kwetsbare mensen bij betrokken
zijn. StepChange ondervindt dan ook veel moeilijkheden in het samenwerken met lokale
overheden. Deurwaarders worden ook niet gereguleerd door de Financial Conduct Agency.
Men erkent echter in toenemende mate dat er gekeken moet worden naar hoe de overheid
omgaat met schulden, aangezien de private sector het momenteel veel beter doet. Een
eenduidige overheidsstrategie en een gezamenlijke set waarden kan hier volgens StepChange
bij helpen.
In vergelijking met Zweden en Nederland lijken mensen met schulden in het VK relatief
snel om hulp te vragen, na ongeveer een jaar. Hierdoor zijn schulden vaak nog niet
hoog opgelopen. Er wordt door de delegatie gevraagd hoe dat komt. In het VK worden
mensen vaak doorgestuurd door crediteuren. Er wordt veel druk uitgeoefend op crediteuren
om mensen die het financieel moeilijk hebben te identificeren en door te verwijzen
naar hulp. Daarnaast geeft StepChange dat het ook mogelijk is dat in het VK mensen
relatief vaker een laag inkomen hebben.
De delegatie vraagt in hoeverre schaamte in het VK een rol speelt. Dat doet het zeker,
maar er wordt vooruitgang geboekt. Veel mensen hebben schulden, dus het is een veelvoorkomend
probleem. Er zit wel nog een groot stigma op faillissement. Een van huidige doelen
van StepChange is om meer te doen aan preventie. StepChange ziet dat het klantenbestand
jonger wordt, de meerderheid is nu jonger dan 40 jaar. Preventie gebeurt niet alleen
door financiële educatie op scholen. Het gaat deels om het beheren van geld, maar
ook om weerbaarheid en het leren omgaan met tegenslagen in het leven. Een voorbeeld
van een goed preventieprogramma is het project «the money house».
Hierna vertrok de delegatie naar Westminster Palace voor een lunch met Britse parlementsleden. Tijdens de lunch sprak de delegatie met verschillende parlementsleden van de «All
Party Parliamentary Group on Debt and Personal Finance». In deze groep zitten zowel
parlementariërs als maatschappelijke organisaties. Mark Haslam van StepChange is bijvoorbeeld
de secretaris van de groep. De groep is in 2003 opgericht en biedt een mogelijkheid
tot contact tussen leden en organisaties die belang hebben bij dit onderwerp. Recente
bijeenkomsten behandelde vraagstukken als kinderen in de schulden, leasecontracten
en de creditcardmarkt. Er zitten meer dan 30 parlementariërs in de groep vanuit verschillende
politieke partijen, zowel uit het Lagerhuis als het Hogerhuis. De Britse parlementsleden
waren zeer geïnteresseerd in de Nederlandse schuldenaanpak. Daarnaast is er uitvoerig
gesproken over regulering van de kredietmarkt, toegang tot schuldhulpverlening en
het probleem van deurwaarders.
De dag werd afgesloten met een bezoek aan de Financial Conduct Autority (FCA). De FCA reguleert de financiële markt in het VK, waaronder de kredietmarkt.
Het is een onafhankelijke overheidsinstantie die volledig gefinancierd wordt door
de bedrijven die ze reguleert. De bedrijven betalen een soort belasting. Het FCA legt
verantwoording af aan het Ministerie van Financiën en het Britse parlement. De algemene
strategische doelstelling is om ervoor te zorgen dat de relevante markten goed functioneren.
De operationele doelstellingen zijn het beschermen van consumenten, het beschermen
van de financiële markten en het bevorderen van concurrentie (in het belang van de
consument). Om ervoor te zorgen dat bedrijven aan bepaalde standaarden voldoen, kan
de FCA richtlijnen opstellen en deze vervolgens ook superviseren.
Na deze algemene introductie gingen de gesprekspartners in op de rol van het FCA op
het gebied van schulden. Ten eerste houdt de FCA regelgevend toezicht op kredietverstrekkers.
Volgens de regels van het FCA moeten kredietverstrekkers (en waar van toepassing schuldinkopers)
aan de volgende eisen voldoen:
– «realistische» beoordeling van de kredietwaardigheid, dit gaat zowel om kredietrisico
(mogelijkheid tot tijdige betalingen) als betaalbaarheidsrisico (geen negatieve impact
op de financiële situatie van de klant);
– duidelijk, effectief en passend beleid en procedures voor achterstallige betalingen;
– verantwoordelijke en gepaste behandeling van klanten met betalingsachterstanden (doorverwijzen
naar schuldhulpverlenende instanties, geen extra kosten, geen druk om te betalen en
geen niet-proportionele actie ondernemen);
– een bedrijf mag contact met een schuldenadviesinstantie niet weigeren.
Daarnaast worden schuldadvisering en informele schuldoplossingen gereguleerd door
de FCA. Dit laatste betreft oplossingen die niet wettelijk zijn vastgelegd, maar door
de markt worden aangeboden, zowel door private organisaties als door ngo’s. De Insolvency
Service gaat over de formele aflossingsmogelijkheden (afschrijven).
De FCA heeft verschillende instrumenten tot haar beschikking om toezicht te houden,
zoals ondersteuning, onderzoek, communicatie en betrokkenheid. Zo evalueert de FCA
proactief of op basis van klachten de werkzaamheden van bedrijven en spreekt zij regelmatig
met bedrijven. Tevens heeft het FCA een handboek opgesteld met daarin alle regels
waaraan bedrijven precies aan moeten voldoen. Het is een strafbaar feit als een bedrijf
in deze markt zich niet houdt aan de regels van de FCA. Dan wordt een vergunning afgenomen.
Consumenten kunnen hun klachten doorgeven en dit wordt vervolgens gerapporteerd aan
de desbetreffende bedrijven. Echter de Ombudsman lost geschillen tussen burgers en
bedrijven op. Tegelijkertijd vormt de Ombudsman een belangrijk bron van informatie
voor de FCA.
De delegatie vraagt wat bedrijven van de FCA vinden. Bedrijven willen vooral graag
weten wat de FCA precies van ze wil en wat de regels van de FCA voor hun dagelijkse
praktijk betekenen. Zij zien de meerwaarde van de FCA, het is goed voor het functioneren
van de markt.
In 2015 heeft de FCA een thematische review gedaan naar de kwaliteit van schuldadvisering,
getiteld Quality of debt management advice. In een review wordt de hele sector doorgelicht. De review liet zien dat particuliere
bedrijven die een honorarium heffen vaak niet voldeden aan de verwachte kwaliteitsnormen.
Hoewel het advies van «gratis» schuldhulporganisaties over het algemeen van een hoger
niveau was, bestond ook daar ruimte voor verbetering. Schuldenadvies blijft daarom
prioriteit voor de FCA. Momenteel wordt een andere thematische review uitgevoerd.
Deze wordt begin 2019 gepubliceerd op de website van de FCA.
Donderdag 9 februari 2019
De delegatie startte donderdag met een gesprek met professor Donald Hirsch, directeur
van het onderzoekscentrum Sociaal Beleid aan de Loughborough Universiteit. Hij is
gelieerd aan de Joseph Rowntree Foundation, een onafhankelijke organisatie met als doel om armoede in het VK op te lossen. Hij
is verantwoordelijk voor onderzoek naar de minimum-inkomen-standaard in het Verenigd
Koninkrijk, wat gefinancierd wordt door de Joseph Rowntree Foundation. Sinds 2008
onderzoekt dit programma welke inkomens verschillende type huishoudens nodig hebben
voor een minimaal aanvaardbare levensstandaard in de ogen van het publiek. Het gaat
niet alleen om geld voor eten, kleding en onderdak, maar ook om wat iemand nodig heeft
om mee te kunnen doen in de maatschappij. Een goed voorbeeld hiervan is een mobiele
telefoon. Om bijvoorbeeld te solliciteren, moet iemand toegang hebben tot het internet.
Daarom lijkt een mobiele telefoon te horen bij een minimale aanvaardbare levensstandaard.
Het doel van de minimum-inkomen-standaard is om wetenschappelijk in kaart te brengen
wat menselijke behoeften zijn. Het gaat wel echt om «need», niet om «nice to have».
Hiervoor wordt kennis van experts gebruikt, dus mensen vanuit een specifiek type huishouden,
door middel van focusgroepen. Door vanuit de mensen zelf te redeneren in plaats van
andere belanghebbenden, wordt niet onderzocht hoe huishoudens het doen, maar wat ze
nodig hebben. Veel ngo’s gebruiken de cijfers van het onderzoek als benchmark. Op
basis van het onderzoek naar een minimum-inkomen-standaard heeft Donald Hirsch ook
een leidende rol gespeeld bij het vaststellen van het geaccrediteerde «National Living
Wage» (leefbaar loon) in het VK.
Daarna sprak de delegatie met Stuart Frith (voorzitter), Marks Sands (voorzitter van
de commissie particuliere faillissementen), Caroline Sumner (technisch en onderwijs
directeur) en Mira Lodhia (beleidsmedewerker) van R3, de beroepsvereniging van particuliere insolventiefunctionarissen. Zij vertelden
meer over het werk van R3. Leden van R3 zijn gekwalificeerd, worden gereguleerd door
de FCA en werken over het gehele schuldenspectrum. Het werk van R3 omvat technische
ondersteuning voor leden; educatie, training en netwerkmogelijkheden; publieke zaken
(lobby van bijvoorbeeld parlement), pers en beleidswerk; marketing- en adverteermogelijkheden
en richtlijnen voor bedrijven en particulieren. R3 wordt bekostigd door haar leden,
dit zijn er ongeveer 2.400. Het lidmaatschap is 340 pond per jaar.
Zoals in eerdere gesprekken naar voren kwam, hebben schuldenaren in het VK verschillende
opties om hun achterstanden af te betalen: Individual Voluntary Arrangement (IVA),
Debt Relief Order (DRO), faillissement, Debt Management Plan en één op één deals.
De keuze hangt van de situatie af. R3 heeft de delegatie meer verteld over het proces
van een IVA. In het geval van een IVA heeft R3 een adviserende rol of het akkoord
een kans van slagen heeft. R3 geeft zijn visie op de situatie aan de crediteuren.
In het geval van een IVA moet driekwart van de crediteuren akkoord zijn. Een crediteur
kan de deal dus niet tegenhouden. Ook worden publieke en private schulden gelijk behandeld
(geen preferente status). Bij een IVA gaat het vaak om een betalingsplan van 75% van
de waarde van de schulden. Het doel is om faillissement tegen te gaan en ervoor te
zorgen dat crediteuren meer geld ontvangen. Indien een schuldenaar de verplichtingen
van de IVA wil veranderen, moeten de crediteuren akkoord gaan. Het is niet mogelijk
om «nieuwe» schulden/ crediteuren in de IVA op te nemen. Een IVA en faillissement
blijven zes jaar geregistreerd, zodat crediteuren dat bij het verstrekken van leningen
kunnen zien. R3 geeft aan dat ongeveer 60% van de mensen na het proces met een schone
lei kunnen beginnen.
Vervolgens vertelde R3 meer over de betrokken professionals. Elke drie jaar worden
alle zaken van een insolventiefunctionaris geëvalueerd om te kijken of die zijn licentie
kan behouden. Deze licentie wordt overigens zelden ingetrokken.
De delegatie vraagt wie insolventiefunctionarissen betaalt. Zij krijgen een percentage
van wat de crediteuren terug krijgen, crediteuren betalen hier dus voor (circa 15%).
Tenslotte is er gevraagd naar de nieuwe plannen om schuldenaren meer wettelijk bescherming
te bieden. R3 is positief over het idee van een ademruimte van 60 dagen voor mensen
met problematisch schulden om een betalingsplan op te stellen.
Aan het einde van de ochtend sprak de delegatie met ambtenaren van de Insolvency Service. Dit is een agentschap van het ministerie voor Bedrijven, Energie en Industriële
Strategie. Het doel van de Insolvency Service is om economisch vertrouwen te genereren
door mensen in financiële nood te ondersteunen, financiële misstanden aan te pakken
en het rendement voor schuldeisers te maximaliseren. Er werken ongeveer 1.700 ambtenaren
op 22 locaties verspreid over het VK. De Insolvency Service is verantwoordelijk voor
de formele aflossingsopties. Het beheert dus faillissementen, IVA’s en Debt Relief
Orders en doet onderzoek naar financieel wanbeheer. Daarnaast fungeert het als onpartijdige
bron van informatie over kwesties die met insolventie te maken hebben.
Hierna gaf de Insolvency Service meer verdiepende informatie over de verschillende
opties voor schuldenaren om van hun schulden af te komen. Zoals in eerdere gesprekken
werd toegelicht, is het in het VK mogelijk om schulden te herstructuren (IVA), af
te schrijven (Debt Relief Order) of een combinatie hiervan (faillissement). Momenteel
wordt er nagedacht over een nieuwe formele optie. Er loopt een consultatie over «breathing space scheme» en «statutory debt repayment plan». Informeel behoort dit al tot de mogelijkheden. Een adempauze varieert van dertig
tot zestig dagen. In deze periode kunnen schuldenaren bij verschillende organisaties
om advies vragen. Ze kunnen ook zelf naar oplossingen zoeken, maar professionele hulp
kan stress verminderen en de professionals zijn bekend met het systeem. Hiervoor bestaat
echter nog geen wettelijke bescherming.
De Insolvency Service ziet dat de inzet van IVA’s exponentieel is toegenomen vanaf
het jaar 2000. Een IVA is gebaseerd op een basisinkomen en de mogelijkheid om over
een langere periode van vijf a zes jaar te betalen.
De DRO is een relatief nieuwe optie. In het geval van een DRO mogen schulden niet
meer dan 20.000 pond bedragen en moet er sprake zijn van een laag inkomen en weinig
bezittingen. Na dit traject wordt een schuld volledig afgeschreven. Het voordeel is
dat het in vergelijking met een faillissement een relatief goedkope en efficiënte
manier is om iemand te helpen. Men kan zich online voor een DRO aanmelden. Uiteindelijk
beslist een externe schuldadviseur (bijvoorbeeld iemand van de Insolvency Servicy)
of iemand aan de criteria voor een DRO voldoet. Een DRO heeft een looptijd van 12
maanden. In het algemeen stemmen ook crediteuren met deze optie in. Voor de introductie
van DRO kon iemand die niet in aanmerking kwam voor een IVA, alleen voor een faillissement
kiezen. Na verloop van tijd realiseerde men zich dat een faillissement zeer heftig
is en er een groot stigma aankleeft. Hierdoor meldden weinig mensen zich aan voor
faillissement, waardoor schulden verder opliepen. Er was dus behoefte aan een andere
optie voor een klein deel van de markt. DRO vormt daarom een alternatief voor faillissement.
De Insolvency Service heeft een belangrijke rol bij faillissementen, zowel voor burgers
als bedrijven. Faillissement kan door de rechtbank bevolen worden of iemand kan zelfs
faillissement indienen. Indien iemand in dit traject zit, is het erg moeilijk om eruit
te komen. Wanneer een faillissement wordt uitgeroepen, wordt iemand van de Insolvency
Service als curator benoemd. De curator onderzoekt de persoonlijke omstandigheden
van de schuldenaar. In het VK is men verplicht om informatie te verstrekken over persoonlijke
gegevens en inkomsten aan de curator. De curator kijkt hierbij ook naar de transacties
die vlak voor een faillissement zijn gemaakt. Als iemand failliet is verklaard, mag
hij/zij niet meer dan 500 pond lenen. Ook kan die persoon geen directeur zijn van
een bedrijf of mag die handelen vanuit een andere naam. Er is online een lijst met
alle namen van mensen die failliet zijn met achtergrondinformatie over hun schulden.
In de middag bezocht de delegatie de Single Financial Guidance Body (SFGB). De SFGB bestaat sinds 1 januari 2019 en omvat drie bestaande organisaties:
Money Advice Service, Pension Advisory Service en Pension Wise. De SFGB heeft vijf
kerntaken: pensioenbegeleiding, geldbegeleiding, schuldhulpverlening, consumentenbescherming
en strategie. De SFGB wordt gefinancierd door heffingen op zowel de financiële dienstensector
als pensioenregelingen. Het wordt gesponsord door het ministerie voor Werk en Pensioenen,
maar werkt ook samen met het Ministerie van Financiën, dat verantwoordelijk is voor
het beleid over financiële capaciteit en schuldadvies.
Na de algemene introductie zijn de doelstellingen van de SFBG op het gebied van schuldhulpverlening
verduidelijkt. Het overkoepelende doel is om problematische schulden snel en effectief
op te lossen door (1) meer mensen zo vroeg mogelijk te helpen, (2) de impact te begrijpen
en verbeteringen in alle stadia van het klanttraject door te voeren, (3) een duurzaam
financieringsmodel te ontwikkelen en te implementeren, (4) verbeteringen in kwaliteit,
consistentie en klantervaring te bouwen en (5) van schuldhulpverlening een aantrekkelijke
beroepskeuze te maken.
Voor de sector schuldhulpverlening specifiek streeft de SFBG ernaar om de capaciteit
van de sector te vergroten, de kwaliteit van dienstverlening te verbeteren en om efficiëntie
en effectiviteit van de sector te vergroten.
Hierna vertelde de SFBG hoe de schuldenproblematiek in het VK er precies uitziet.
De SFGB gaf aan dat het VK nog steeds herstellende is van de recessie. Hierdoor worstelt
een significante groep mensen om rond te komen. Dit ziet men ook in het huidige schuldenlandschap
(cijfers 2017). Bijna 16% van de volwassenen, oftewel 8,3 miljoen mensen in het VK
denkt dat hun schulden een zware last zijn of hebben in de afgelopen zes maanden drie
keer hun rekeningen niet kunnen betalen. De leeftijdsgroep van 25–34 jaar maakt 25%
uit van de groep met problematische schulden. Sinds 2016 zijn problematische schulden
onder huishoudens met kinderen toegenomen. In de laatste jaren is het type schulden
in het VK veranderd. Er is een toename van prioritaire schulden. Bijvoorbeeld klanten
met betalingsachterstanden voor lokale belastingen waren in 2017 gemiddeld £1.012
verontschuldigd, terwijl dit in 2011 nog £717 was. Onderzoek laat tevens zien dat
in de periode 2017–2018 circa 20% van cliënten wegens gezondheidsproblemen of een
handicap in de schulden is geraakt. Ongeveer 13% noemde geestelijke gezondheidsproblemen.
Vervolgens vertelde de SFBG meer over schuldhulpverlening. In het VK zijn verschillende
organisaties die schuldadvisering bieden. Er is dus niet een (nationale) schuldhulpverleningsinstantie.
Advies omtrent schulden wordt voornamelijk verstrekt door liefdadigheidsinstellingen
en non-profitorganisaties, maar er is ook een significant aantal bedrijven met winstoogmerk
actief. Schuldhulpverlening wordt op verschillende manieren gefinancierd. Naar schatting
lag de totale financiering in 2016/2017 tussen £150-£200 miljoen. Dit is een combinatie
van een heffing van de FCA voor financiële diensten (27%), vrijwillige donaties (10%),
lokale overheid (20%), fair share (donaties van crediteuren in het geval van Debt
Management Plan, 26%) en zelf betalende klanten (17%). Alle aanbieders worden geregistreerd
en gereguleerd door de FCA. Bovenstaande bedragen laten zien dat het een complex veld
is. Volgens de SFBG is er daarom behoefte aan coördinatie en synchronisatie. Bovendien
is er een lange wachtlijst om geholpen te worden. Uit onderzoek blijkt namelijk dat
er tussen vraag en aanbod een gat is van ongeveer 600.000 mensen. Dit onderzoek heeft
alleen gekeken naar mensen met problematische schulden die actief hulp zochten. Het
gat zou dus nog groter zijn als er wordt gekeken naar alle mensen met problematische
schulden. Dit verklaart het doel van de SFBG om meer capaciteit te creëren binnen
de sector.
Daarna is ingegaan op een rapport uit 2017 waarin de economische impact van schuldhulpverlening
is berekend. Het rapport identificeert welke sectoren de meeste baat hebben bij schuldadvies.
Volgen het rapport levert schuldhulpverlening jaarlijks een besparing van £74–145
miljoen op gezondheidsuitgaven, £67–137 miljoen op kosten gerelateerd aan werkgelegenheid
en productiviteit, £135–237 miljoen op het invorderen van verstrekte kredieten (dit
is waarom fair share werkt) en £25–48 miljoen aan het voorkomen van recidive en ervoor
zorgen dat mensen economisch weer mee kunnen doen. Volgens de SFBG is investeren in
schuldhulpverlening daarom zo belangrijk.
Tenslotte is er gesproken over het vaststellen van normen en kwaliteitsstandaarden
binnen de schuldhulpverleningssector. De SFBG heeft hiervoor een kwaliteitskader met
een reeks minimumnormen ontwikkeld. Sinds 2014 zijn partners die door de SFBG gefinancierd
worden verplicht om aan deze normen te voldoen. Ook is schuldhulpverlening sinds 2014
onderhevig aan FCA-regelgeving. Daarnaast heeft de Money Advice Service (de voorloper
van de SFBG) in 2015 een peer review-schema ontwikkeld om goede voorbeelden en punten
ter verbetering te identificeren. Momenteel lopen er verschillende initiatieven. Sector
breed worden goede voorbeelden en informatie gedeeld, vinden er netwerkbijeenkomsten
plaats en ontvangen organisaties specialistische ondersteuning. Daarnaast financiert
de SFBG peer assessments (DAPA), accreditaties, trainingen, persoonlijke ontwikkeling
en technisch toezicht. In het geval van een aantal initiatieven moet zelfs aan een
set basiscriteria worden voldaan om subsidie te ontvangen. Al deze initiatieven zijn
in samenwerking met de sector ontwikkeld.
Het laatste programmaonderdeel van het werkbezoek bestond uit een gesprek met ambtenaren
van het Ministerie van Financiën, het Ministerie voor Werk en Pensioenen en het Cabinet
Office (soort Ministerie van Algemene Zaken). Het Ministerie van Financiën is verantwoordelijk
voor de algehele schuldenaanpak. Dit gaat voornamelijk om het voorkomen van problematische
schulden en het minimaliseren van de impact hiervan. Het ministerie voor Werk en Pensioenen
heeft samen met het Ministerie van Financiën de leiding over het Financial Inclusion Policy Forum, sponsort de SFGB en biedt persoonlijke budgetondersteuning. Het Cabinet Office coördineert
mogelijke verbeteringen voor het invorderen van schulden in de centrale overheid.
Tijdens het gesprek werden verschillende wet- en beleidsvoorstellen die momenteel
spelen op het terrein van schulden uitgelicht. Eerst is er gesproken over het voorkomen
van schulden en het ontwikkelen van financiële vaardigheden. Er lopen verschillende
initiatieven om financiële ongeletterdheid te voorkomen. In dit beleid staat de consument
zoveel mogelijk centraal. Hierbij ligt de nadruk op financiële inclusie. Daarna is
er ingegaan op het functioneren van de consumentenkredietmarkt. Het doel is om ervoor
te zorgen dat de markt goed werkt voor zowel crediteuren als consumenten. Dit betekent
onder meer dat alle huishoudens toegang tot krediet moeten hebben. Hiertoe wil de
regering de toegang tot krediet voor groepen met een laag inkomen verbeteren. Er zijn
momenteel veel problemen met «payday-kredieten» (kortlopende, dure leningen). Daarom
is de regering op zoek naar manieren om kredietunies (coöperatieve kredietverenigingen
zonder winstoogmerk) die betaalbare kredieten aanbieden te stimuleren. Verder onderzoekt
de regering momenteel mogelijkheden voor een «adempauze» voor mensen met ernstige
schulden om verdere schuldenoploop te voorkomen. Gedurende deze adempauze kunnen crediteuren
zestig dagen lang geen contact opnemen, niet de rente verhogen en geen gerechtelijke
stappen ondernemen. In deze periode kan een schuldenaar schuldenadvies inwinnen en
nadenken over eventuele vervolgstappen. Er lijkt geen grote weerstand te zijn tegen
dit voorstel. Veel crediteuren zijn het in principe eens met het voorstel, maar worden
al streng gereguleerd door de FDA. Wel verschillen de meningen over de lengte en schuldsoorten.
Tenslotte wordt er gewerkt aan een wettelijk plan (statutory debt repayment plan)
voor de terugbetaling van schulden binnen een realistisch termijn. In deze optie betaalt
een schuldenaar al zijn/haar schulden af, maar gedurende een langer tijdspad. Dit
plan zou schuldenaren naast faillissement, DRO en IVA een andere formele optie geven
waardoor ze wettelijke bescherming ontvangen tegen hun schuldeisers en het doorverkopen
van schulden.
Vervolgens is meer verteld over het werk van het Cabinet Office. De Cabinet Office
is verantwoordelijk voor het bevorderen van zorgvuldige incassopraktijken door de
centrale overheid. In 2016 is een forum opgericht om deze praktijken te analyseren
en om verbetermogelijkheden aan te bevelen. In 2017 zijn hiervoor «fairness principles»
(rechtvaardige principes) ontwikkeld in lijn met erkende best practices. Een voorbeeld
hiervan is dat er naar de inhoud en vormgeving van brieven wordt gekeken. Ook stimuleert
de Cabinet Office dat alle ministeries bij het maken van beleid rekening houden met
wat het potentiële effect hiervan kan zijn op het voorkomen en bestrijden van problematische
schulden. Het werk van de Cabinet Office speelt in op de veranderende trends wat betreft
het type schulden. In de laatste jaren is er een verschuiving waarneembaar van schulden
die zijn veroorzaakt door financiële services naar schulden door kosten rondom het
huishouden en lokale belastingen.
Daarna zijn problemen met het toeslagensysteem toegelicht. Het gaat vaak om kwetsbare
mensen met een complexe levensstijl die toeslagen ontvangen. Terugvorderingen op dit
gebied kunnen tot schulden leiden. Tot voor kort besliste de rechter over loonbeslag.
Dit is nu niet meer het geval, maar mensen schamen zich om aan hun werkgever te laten
weten dat ze in de schulden zitten.
Er is kort gesproken over de verschillende manieren van schuldhulpverlening en- sanering
en de financiering hiervan. De delegatie vroeg of de regering ook de strategie heeft
om ervoor te zorgen dat iedereen die advies nodig heeft dit ook daadwerkelijk krijgt.
Er is een toename te zien in het aantal mensen dat schuldenadvies zoekt. Daarom is
de SFGB opgericht. Het doel was om het landschap simpeler te maken en ervoor te zorgen
dat mensen met geldproblemen bij een instantie kunnen aankloppen. Eén van de gesprekspartners
sprak tenslotte de wens uit dat het mooi zou zijn dat er in de toekomst een systeem
is waar alle verschillende onderdelen op het terrein van schulden bijeen zijn gebracht.
Rond 18.00 uur vertrok de delegatie richting Nederland.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
S. Kraaijenoord, adjunct-griffier