Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Peters over een groot tekort aan personeel in de kinderopvang en de gevolgen hiervan voor kleine ondernemers
Vragen van het lid Peters (CDA) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een groot tekort aan personeel in de kinderopvang en de gevolgen hiervan voor kleine ondernemers (ingezonden 27 maart 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
19 april 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met de Quick Scan Vacatures Kinderopvang, waaruit blijkt dat de vacaturegraad
in de kinderopvang 51 vacatures bedraagt op 1.000 banen (laatste kwartaal 2018)?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat de kinderopvang daarmee, samen met de bouw en de horeca, behoort
tot de branches met het hoogste aantal openstaande vacatures?
Antwoord 2
Het gaat goed met de economie. Steeds meer mensen zijn aan het werk en de lonen stijgen.
Daarvan profiteert ook de kinderopvangsector door de groeiende vraag naar opvang.
In een jaar tijd is het aantal kinderen dat naar de kinderopvang gaat met kinderopvangtoeslag
gestegen met 58.000. Tegelijkertijd neemt het aantal openstaande vacatures toe. Werkgevers
in de kinderopvang geven aan dat het lastig is op een krappe arbeidsmarkt geschikt
personeel te vinden. Ik heb kennis genomen van de Quick Scan Vacatures Kinderopvang
die CentERdata op verzoek van het Arbeidsmarktplatform Kinderopvang heeft uitgebracht.
Werkgevers in de kinderopvang zijn bevraagd, in totaal hebben 312 werkgevers de enquête
ingevuld. Hieruit wordt een vacaturegraad voor de gehele kinderopvangsector berekend
van 48 vacatures op 1.000 banen2. De Quick Scan vergelijkt deze vacaturegraad met de vacaturegraad volgens het UWV
(op basis van CBS-cijfers) van andere sectoren. Wat die vergelijking lastig maakt
is het verschil in berekeningswijze. Er zal op korte termijn over de resultaten van
de Quick Scan gesproken worden met het arbeidsmarktplatform Kinderopvang.
Met de vacaturegraad wordt inzichtelijk hoe de arbeidsvraag in een sector eruit ziet.
Voor de kinderopvang publiceert het CBS geen eigen vacaturegraad, omdat deze nog niet
betrouwbaar genoeg is. Voor de arbeidsmarktkrapte is het ook belangrijk om zicht te
hebben op het arbeidsaanbod. Ik kijk naar de spanningsindicator van UWV, omdat hier
arbeidsvraag en arbeidsaanbod worden vergeleken. De spanningsindicator voor technische
beroepen. ICT beroepen en dienstverlenende beroepen liggen hoger dan de spanningsindicator
voor leid(st)ers kinderopvang en onderwijsassistenten.
Vraag 3
Wat vindt u van dit toenemende tekort aan personeel voor de kinderopvang?
Antwoord 3
Ik krijg signalen dat het werkgevers in de kinderopvang moeite kost om gekwalificeerd
personeel te vinden. Ik kan me voorstellen dat dit momenteel een lastige uitdaging
voor deze werkgevers vormt.
De vacaturegraad biedt kennis over de arbeidsvraag. Als we de arbeidsmarktkrapte willen
analyseren dan moeten zowel de vraag als het aanbod van arbeid worden bekeken. De
spanningsindicator van UWV bekijkt de verhouding tussen de arbeidsvraag en het arbeidsaanbod.
Deze vergelijkt per beroepsgroep het aantal openstaande vacatures met het aantal personen
dat voorheen werkzaam was in deze beroepsgroep en momenteel minder dan een half jaar
een WW-uitkering ontvangen.
UWV-cijfers bevestigen het beeld dat de krapte op de arbeidsmarkt voor leid(st)ers
kinderopvang en onderwijsassistenten het afgelopen jaar sterk is toegenomen. Desalniettemin
wordt de arbeidsmarktspanning nog steeds als gemiddeld getypeerd. Drie jaar geleden
was dit nog een zeer ruime arbeidsmarkt.
Zoals ik in mijn brief3 van 15 maart jl. aangeef, betekent een gemiddelde arbeidsmarktspanning niet dat kinderopvangorganisaties
geen personeelstekorten hebben. De cijfers geven een globaal beeld van de hele arbeidsmarkt
in de sector. Lokaal kan er zeker sprake zijn van krapte. Ik zie dat partijen creatief
reageren op hun lokale omstandigheden. Bijvoorbeeld de samenwerking tussen Tilburgse
kinderopvanglocaties en Servicebureau Kinderopvang. Zij hebben de handen in een geslagen
om geïnteresseerden te werven. Dit soort initiatieven juich ik toe.
Vraag 4
Herkent u het beeld dat dit problemen geeft, zowel voor kinderopvangorganisaties als
voor ouders?
Antwoord 4
Vanuit de kinderopvangsector krijg ik signalen dat sommige kinderopvanghouders en
ouders tegen problemen aanlopen vanwege de sterk toegenomen vraag naar kinderopvang,
zoals volle kinderopvangvoorzieningen en toenemende wachttijden. Met name op populaire
dagen; maandag, dinsdag en donderdag. Deze signalen neem ik serieus. Kinderopvang
is er zodat ouders arbeid en zorg voor hun kinderen kunnen combineren. Ouders vertrouwen
hierop. Lange wachttijden zorgen voor onzekerheid en druk bij ouders om een plek te
vinden voor hun kind. De kinderopvangsector is bij uitstek een sector die inspeelt
op dynamische omstandigheden. Ik vind het goed om te zien dat de sector dit ook nu
doet, bijvoorbeeld door de capaciteit uit te breiden. Ik houd de ontwikkeling nauwgezet
in de gaten en deel deze met uw Kamer middels de kwartaalrapportages kinderopvang.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat deze problemen nog versterkt worden door de toegenomen kwaliteitseisen
waaraan ondernemers zich moeten houden en dat dit vooral geldt voor kleine ondernemers
in de kinderopvang?
Antwoord 5
In 2016 is samen met de partijen uit de sector het bestuurlijke akkoord Innovatie
en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) gesloten. Per 1 januari 2019 zijn twee van deze maatregelen
in werking getreden: de aanpassing van de beroepskracht-kindratio (bkr) met een aanscherping
in de dagopvang van nuljarigen en met een versoepeling in de bso, en de verplichte
inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker. Naast de gestegen vraag naar kinderopvang,
leidt de aangescherpte bkr tot een grotere vraag naar beroepskrachten. Mede om houders
meer tijd te geven zich voor te bereiden op inwerkingtreding van de aangepaste bkr
is de maatregel in juni 2017 met een jaar uitgesteld. het Landelijk register kinderopvang
(LRK) wordt bijgehouden hoeveel formele kinderopvanglocaties er in Nederland staan
ingeschreven. Hieruit blijkt vooralsnog niet dat het aantal kleine kinderopvanghouders
is afgenomen.
Aantal houders
Verdeling houders naar aantal locaties
1 – 5
5 – 10
10 – 20
20 – 50
> 50
2015
BSO
1.774
84,7%
8,5%
4,2%
2,0%
0,6%
KDV
2.892
86,7%
6,8%
3,9%
2,2%
0,4%
2016
BSO
1.841
85,7%
7,8%
4,2%
1,8%
0,5%
KDV
2.903
86,8%
6,8%
3,9%
2,1%
0,4%
2017
BSO
1.882
85,4%
8,3%
3,7%
2,0%
0,5%
KDV
2.893
86,8%
6,9%
3,7%
2,1%
0,5%
20181
BSO
1.890
85,0%
7,4%
4,7%
2,3%
0,6%
KDV
2.785
87,2%
6,4%
3,8%
2,1%
0,6%
2019
BSO
1.886
84,6%
7,7%
4,7%
2,2%
0,7%
KDV
2.756
87,0%
6,4%
3,7%
2,2%
0,6%
Bron: Landelijk register kinderopvang, peildatum januari (1september)
Vraag 6
Welke maatregelen gaat u treffen om te voorkomen dat kleine ondernemers het onderspit
delven en er slechts nog ruimte is voor grote ondernemers in de kinderopvang, waardoor
de keuze voor ouders wordt beperkt?
Antwoord 6
Zoals uit tabel 1 blijkt, neemt het aantal kleine kinderopvanghouders momenteel niet
af. Ik zal de ontwikkelingen blijven volgen. Voor de kinderopvang vind ik het belangrijk
dat het huidige beleid de tijd krijgt zich te zetten en te bewijzen. We moeten gezamenlijk
optrekken, de sector en ministerie, om in een markt die voortdurend in ontwikkeling
is zoveel mogelijk stabiliteit aan ouders te bieden en zorgen dat ouders kunnen kiezen
voor de opvang die past bij hun voorkeur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.