Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Smeulders en Snels over het Eerlijk Pensioenlabel
Vragen van de leden Smeulders en Snels (beiden GroenLinks) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Financiën en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het Eerlijk Pensioenlabel (ingezonden 15 maart 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
ministers van Financiën en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen
17 april 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het Eerlijk Pensioenlabel, een beoordeling van het duurzaamheidsbeleid
van tien Nederlandse pensioenfondsen?1 Hoe beoordeelt u de gehanteerde onderzoeksmethode van Profundo die gebaseerd is op
de methodologie van Fair Finance Guide International (FFGI)? Herkent u zich in de
rapportcijfers die zijn uitgedeeld? Zo nee, wat zouden de rapportcijfers volgens u
moeten zijn?
Wat vindt u ervan dat er 7 voldoendes en 143 onvoldoendes zijn uitgedeeld? Wat vindt
u ervan dat acht van de tien fondsen geen publiek beleid hebben op het gebied van
belastingontwijking en dat vrijwel geen pensioenfonds publiek beleid heeft om beleggingen
in foute wapenhandel te voorkomen? Hoe verhouden deze resultaten zich tot de Pensioenwet
die Nederlandse pensioenfondsen verplicht om in hun jaarverslag verantwoording af
te leggen over de gevolgen van hun investeringsbeslissingen op het gebied van milieu,
klimaat en mensenrechten?
Antwoord 1
Wij zijn bekend met het Eerlijk Pensioenlabel. Het beleggingsbeleid van pensioenfondsen
is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van het pensioenfondsbestuur. Wij
vinden het echter positief dat derden, zoals de opstellers van het Eerlijk Pensioenlabel,
zich verdiepen in het beleggingsbeleid van de pensioenfondsen en dit beleid inzichtelijk
en vergelijkbaar willen maken. Met goede benchmarks kunnen deelnemers nader inzicht
krijgen in het beleid van hun fonds.
De door Profundo gehanteerde onderzoeksmethode heeft een andere focus dan eerdere
benchmarks waarin pensioenfondsen worden vergeleken. Het is niet aan de overheid om
de methodologie van het onderzoek te beoordelen, noch om de uitkomsten van het onderzoek
te beoordelen of met alternatieve rapportcijfers te komen.
In de Pensioenwet is vastgelegd dat pensioenfondsen in onder meer hun jaarverslag
moeten vermelden op welke wijze in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met
milieu, klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. In de code pensioenfondsen
hebben pensioenfondsen daarnaast afgesproken dat het bestuur van een pensioenfonds
ervoor moet zorgen dat er draagvlak bestaat voor de keuzes over verantwoord beleggen.
Omdat wij het belang van maatschappelijk verantwoord beleggen van harte onderschrijven,
hebben wij ons daarnaast, samen met NGO’s, vakbonden en pensioenfondsen, ingespannen
om te komen tot het Convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen
pensioenfondsen (IMVB-convenant). Gezamenlijk houden we pensioenfondsen en andere
partijen aan de afspraken die in het convenant zijn gemaakt.
Al deze initiatieven moeten ervoor zorgen dat pensioenfondsen in het beleggingsbeleid
dat zij uitvoeren teneinde een zo goed mogelijk pensioenresultaat voor deelnemers
en pensioengerechtigden te behalen, tevens rekening houden met milieu, klimaat, mensenrechten
en sociale verhoudingen.
Vraag 2
Klopt het dat pensioenfondsen een paar jaar achterlopen op banken en verzekeraars
als het gaat om publicatie van beleid op sociale en milieu-issues? Vindt u dat pensioendeelnemers
recht hebben om te weten welk maatschappelijk beleid hun pensioenfonds voert, waar
hun pensioenfonds daadwerkelijk in belegt en hoe hun pensioenfonds bijdraagt aan een
betere wereld?
Antwoord 2
Zowel pensioenfondsen als banken en verzekeraars in Nederland hebben in hun respectievelijke
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) sectorconvenant afspraken
gemaakt over de communicatie met betrekking tot hun IMVO-beleid. Het IMVB-convenant,
waaraan zeventig pensioenfondsen zich gecommitteerd hebben, is ondertekend op 20 december
2018. Het IMVO-convenant van de verzekeringssector geldt sinds 5 juli 2018. Het IMVO-convenant
bancaire sector is in werking getreden op 7 december 2016. In het IMVB-convenant zijn
verplichtingen opgenomen omtrent rapportage en transparantie. De pensioenfondsen moeten
inzichtelijk maken hoe hun ESG-beleid (Environmental, Social and Governance-beleid) wordt meegenomen bij beleggingsbeslissingen en dienen te rapporteren over
de resultaten van het ESG-beleid.
Grote Nederlandse instellingen, waaronder pensioenfondsen, zijn sinds verslagjaar
2017 verplicht om conform het besluit niet-financiële informatie in het bestuursverslag
een niet-financiële verklaring op te nemen. Hierin dienen zij in te gaan op beleid,
risico’s en prestaties op het gebied van onder andere milieu, sociale aspecten en
mensenrechten.
Vraag 3, 4
Wat doet u met de conclusies van het Eerlijk Pensioenlabel in het kader van het IMVO-convenant
dat met de pensioenfondsen is gesloten?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de pensioensector over deze bevindingen en
deze sector actief aan te sporen om transparanter te zijn over de manier waarop zij
rekening houden met mens, dier en milieu?
Antwoord 3, 4
Met het recent afgesloten IMVB-convenant willen de pensioenfondsen samen met de andere
partijen internationaal invloed uitoefenen en problemen in de keten van ondernemingen
waarin zij beleggen voorkomen en aanpakken. Dit doen zij zowel op het gebied van mensenrechten
als milieu. De conclusies van het Eerlijk Pensioenlabel bevestigen dat er ruimte is
voor verbetering. De afspraken gemaakt in het kader van het IMVB-convenant moeten
daaraan bijdragen.
Momenteel wordt binnen het IMVB-convenant een instrumentarium ontwikkeld waarmee pensioenfondsen
hun eventuele negatieve impact in hun beleggingsportefeuille kunnen verminderen en
positieve impact kunnen vergroten. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 zijn in
het convenant afspraken opgenomen omtrent rapportage en transparantie. Een onafhankelijke
monitoringscommissie en de stuurgroep van het convenant (waar de overheid deel van
uit maakt) zien toe op de naleving van de afspraken en kunnen partijen aanspreken
wanneer onvoldoende voortgang wordt geboekt. Op dit moment zien wij daarom geen aanleiding
tot aanvullende gesprekken met de pensioensector.
Vraag 5
Deelt u de analyse dat het onderschrijven van duurzame principes niet altijd leidt
tot duurzaam beleid in de praktijk? In hoeverre houdt u in de gaten of gehanteerde
principes daadwerkelijk worden nageleefd?
Antwoord 5
De Eerlijk Pensioenlabel rapportage benoemt een aantal duurzame principes die de onderzochte
pensioenfondsen onderschrijven. Hieronder vallen de IFC Performance Standards, de UN Global Compact principes, de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGPs) en de OESO-richtlijnen. Het publiekelijk onderschrijven van deze duurzame
principes is niet vrijblijvend; betreffende pensioenfondsen kunnen aangesproken worden
door bijvoorbeeld pensioendeelnemers of maatschappelijk middenveld wanneer zij niet
handelen (in dit geval beleggen) in lijn met de principes die zij onderschrijven.
Binnen het IMVB-convenant is met pensioenfondsen afgesproken dat ze de OESO-richtlijnen
en de UNGP’s als uitgangspunt nemen voor het identificeren, prioriteren en adresseren
van risico’s in hun beleggingsketen. Een werkgroep binnen het convenant houdt zich
specifiek bezig met het verankeren van deze principes in het beleggingsbeleid van
alle deelnemende pensioenfondsen. De partijen rapporteren over de naleving van de
afspraken in een jaarlijkse voortgangsrapportage en houden daarmee gezamenlijk in
de gaten of afspraken worden nageleefd.
Vraag 6
Hoeveel tijd gaat u de sector geven om verbetering aan te brengen? Wanneer is het
volgens u tijd om vanuit de overheid in te grijpen met wet- en regelgeving?
Antwoord 6
Het overgrote deel van de Nederlandse pensioensector (negentig procent van het beheerde
vermogen) heeft zich in december 2018 gecommitteerd aan de afspraken in het IMVB-convenant.
Voor de deelnemende pensioenfondsen betekent dit onder andere dat zij zo snel mogelijk
doch uiterlijk binnen twee jaar na inwerkingtreding van het convenant hun beleggingsbeleid
in lijn hebben gebracht met de OESO-richtlijnen en UNGP’s. In lijn met het Regeerakkoord
krijgt de sector de gelegenheid om verbetering aan te brengen, voordat bezien wordt
of en welke aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
Vraag 7
Bent u het eens met de oproep van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
(NBA) dat bedrijven hun klimaatprestaties voortaan moeten vermelden in hun jaarverslagen?2 Hoe groot acht u de kans dat er een dergelijke verplichting op Europees niveau wordt
ingevoerd? Bent u bereid om een dergelijke verplichting op nationaal niveau in te
voeren?
Antwoord 7
Uit de Eerlijk Pensioenlabel rapportage blijkt dat het overgrote deel van de onderzochte
pensioenfondsen doelstellingen heeft geformuleerd op de reductie van CO2 uitstoot van hun aandelenportefeuille. Pensioenfondsen zijn met hun aandelenportefeuilles
vaak wereldwijd belegd, zodat een verplichting op nationaal niveau om te rapporteren
over klimaatprestaties niet voor de hand ligt. Dit zou het gelijke speelveld van Nederlandse
ondernemingen schaden. Daarom zijn er op EU-niveau afspraken gemaakt, die in Nederlandse
wetgeving zijn omgezet. Beursvennootschappen, banken en verzekeraars met meer dan
500 werknemers moeten jaarlijks in het bestuursverslag mededeling doen over het beleid
en de beleidsresultaten ten aanzien van milieuaangelegenheden. Zij moeten melding
maken van de voornaamste risico’s met betrekking tot de activiteiten van de rechtspersoon,
(de zakelijke betrekkingen, producten of diensten) die waarschijnlijk negatieve effecten
hebben op het milieu en zij moeten melden hoe de rechtspersoon deze risico’s beheert.
Deze regels vloeien voort uit EU-richtlijn 2014/95/EU over niet-financiële informatie
en zijn geïmplementeerd in het Besluit bekendmaking niet-financiële informatie. Daarnaast
zet het kabinet zich er in de EU voor in dat de nieuwe Europese Commissie verdere
aandacht zal besteden aan deze duurzaamheidsrapportage. Dit kan plaatsvinden in het
kader van de evaluatie van de voornoemde EU-richtlijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.