Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Futselaar over het bericht dat de werkdruk aan de universiteit nog verder opgelopen is
Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat de werkdruk aan de universiteit nog verder opgelopen is (ingezonden 14 maart 2019).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
17 april 2019)
Vraag 1
Kent u het artikel «Werkdruk aan universiteit nog verder opgelopen»?1 Wat is uw reactie daarop?
Antwoord 1
Ja. Ik vind het zorgelijk dat 67% van de universiteitsmedewerkers een hoge of zeer
hoge werkdruk ervaart. Werkdruk is het gevolg van vele factoren, waaronder het verzorgen
van onderwijs bij toenemende studentenaantallen in combinatie met de ambitie om carrière
te maken door veel te publiceren en aanvragen in te dienen. Dit is niet eenvoudig
en snel op te lossen.
Ik heb aan de VSNU, NWO en KNAW gevraagd om dit jaar gezamenlijk met een voorstel
te komen om de druk op het systeem en op de mensen te verlichten. Ik verwacht dat
daarbij in ieder geval wordt gekeken naar het samenspel tussen het waarderen en belonen
van onderwijs en impact naast onderzoek, het verlagen van de matchingsdruk en het
verhogen van de honoreringspercentages.
Vanuit mijn rol wil ik zorgen voor goede randvoorwaarden. Zodat bijvoorbeeld de problematiek
van de tijdelijke dienstverbanden verminderd kan worden.
Ik ben in gesprek met de verschillende actoren die een rol spelen bij de budgettaire
cyclus van de universiteiten, over hoe we meer stabiliteit in de geldstromen naar
universiteiten kunnen aanbrengen. Recent heb ik bijvoorbeeld met de Raden van Toezicht
hierover gesproken. Voor de zomer zal ik de Kamer hierover informeren.
De leden van de VSNU hebben toegezegd scherper te gaan begroten. Ik wil gezamenlijk
verkennen welke obstakels voor scherper begroten zich voordoen en bezien of ik een
bijdrage kan leveren aan het wegnemen van obstakels, om zo te komen tot een meer voorspelbare
bekostiging. Daarmee zal de relatief frequente inzet van tijdelijke dienstverbanden
moeten worden doorbroken. OCW stimuleert dit verminderen van tijdelijke dienstverbanden;
bij succesvolle sectorplannen worden faculteiten die vaste dienstverbanden bieden
beloond door het indalen van de middelen na zes jaar.
Daarnaast komt de Commissie Van Rijn in april met een advies over de bekostigingssystematiek
van het hoger onderwijs en onderzoek. Dit advies gaat onder andere over onbedoelde
financiële prikkels ten aanzien van studentenaantallen en is daarmee ook relevant
voor het verminderen van werkdruk.
Een deel van de werkdruk bij instellingen is toe te schrijven aan de lasten die docenten
ervaren bij het verantwoorden over de kwaliteit van het onderwijs.
Ik heb in de sectorakkoorden met de VSNU en de Vereniging Hogescholen de afspraak
gemaakt om te verkennen hoe een betere balans gevonden kan worden tussen kwaliteitsborging
van opleidingen enerzijds en administratieve lastendruk anderzijds. Hierbij bekijken
we onder andere of instellingsaccreditatie daartoe een middel kan zijn.
Ook is onlangs de Wet accreditatie op maat in werking getreden, waarbij de wettelijke
eisen aan kwaliteitsborging kritisch zijn doorgelicht. Maar met wetgeving alleen komen
we er niet. Werkdruk gaat ook over hoe instellingen de regels uit Den Haag vertalen
naar interne regels en procedures, soms met als gevolg dat de regels zich opstapelen.
Als docenten dan geen ruimte meer zien om zich op een voor hen zinvolle manier te
verantwoorden over de kwaliteit van hun werk, schuurt dat met de professionele autonomie
die bij hun rol past. Ook dat is niet bevorderlijk voor de werkdruk. Ik wil dit samen
met de onderwijsgemeenschap aanpakken.
Daarom ben ik met onderwijsdirecteuren, opleidingsmanagers en docenten in gesprek
over welke werkzaamheden zij als het meest belastend ervaren, welke regels daar achter
zitten en hoe het ook anders kan. Bekeken wordt of er regels geschrapt kunnen worden,
of anders ingevuld. Die gesprekken vinden plaats in het kader van de genoemde verkenning,
waarover ik voor de zomer verslag zal doen aan uw Kamer.
Vraag 2
Vindt u het zorgelijk dat 67% van de universiteitsmedewerkers een hoge of zeer hoge
werkdruk ervaart? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 2
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat 63% van de universiteitsmedewerkers de afgelopen twee jaar wel
eens last heeft gehad van lichamelijke of psychische klachten en dat 80% hiervan nooit
heeft overwogen zich ziek te melden? Welke stappen gaat u ondernemen?
Antwoord 3
Dat vind ik zorgelijk. Werkdruk moet geen werkstress worden. Zie verder mijn antwoord
op vraag 1.
Vraag 4
Deelt u de mening van de FNV dat er niets wordt gedaan aan de werkelijke oorzaken
van de werkdruk, namelijk de groeiende instroom van studenten en bezuinigingen? Kunt
u dit toelichten?
Antwoord 4
Nee, die mening deel ik niet, zoals aangegeven bij vraag 1 zijn en worden er stappen
gezet. Er wordt per saldo niet bezuinigd op het hoger onderwijs. Dit kabinet investeert
juist fors, € 581 miljoen in 2019 oplopend naar € 899 miljoen in 2022 in het hoger
onderwijs en onderzoek. Daarvan gaat een deel naar onderzoek. Een ander groot deel
gaat via de kwaliteitsafspraken naar het onderwijs.
Vraag 5
Deelt u de mening van de FNV en 85% van de universiteitsmedewerkers dat de plannen
die universiteiten hebben gemaakt om de werkdruk te verlichten weinig effect hebben
gehad? Kunt u dit toelichten? Hoe gaat u er daarnaast voor zorgen dat meer universiteitsmedewerkers
op de hoogte zijn van het plan van aanpak van hun universiteiten?
Antwoord 5
Ik heb geen aanleiding om het effect van de plannen als onvoldoende te bestempelen.
Bovendien vind ik het aan de sector zelf om zich daar eerst over te vormen.
Vraag 6
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de werkdruk voor medewerkers aan universiteiten alsnog
wordt verlaagd?
Antwoord 6
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Vraag 7
Erkent u dat taken als het binnenhalen van nieuwe beurzen en het geven van onderwijs
in het Engels bijdraagt aan de werkdruk die medewerkers ervaren en dat als gevolg
hiervan de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek daalt? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 7
Het geven van onderwijs en het doen van onderzoek zijn kerntaken van de universiteit.
Daarnaast zien universiteiten het binnenhalen van beurzen als een normaal onderdeel
binnen de carrière van een wetenschapper, net zoals het geven van onderwijs.
Wetenschap is van nature internationaal competitief, het gaat in de wetenschap om
het beste onderzoek op wereldschaal. Bij de competitie om beurzen gaat het er om het
beste, meest vernieuwende onderzoek mogelijk te maken. Het is niet de bedoeling dat
alle wetenschappers deze beurzen aanvragen maar dat universiteiten bezien welke van
hun meest excellente wetenschappers, in lijn met de eigen onderzoeksagenda, kunnen
indienen.
Op het gebied van taal werk ik op dit moment aan een wetsvoorstel waarin wordt geregeld
dat onderwijs in een andere taal alleen mogelijk is als dit een meerwaarde heeft.
De instelling moet zich inspannen om onder andere de kwaliteit van het onderwijs aan
de opleiding te waarborgen. Voor wat betreft het laatste kan een instelling in dit
beleid vastleggen op welke wijze docenten worden ondersteund in de beheersing van
de andere taal waarin het onderwijs wordt gegeven.
Op die manier hoeven de beurzen en de andere taal niet bij te dragen aan de ervaren
werkdruk.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat 80% onzekerheid als gevolg van een
tijdelijk contract ervaart en dat 77% prestatiedruk ervaart? Wat gaat u hier aan doen?
Antwoord 8
In het algemeen vind ik het aantal tijdelijke dienstverbanden te hoog en vind ik het
zorgelijk dat medewerkers prestatiedruk ervaren omdat ze een tijdelijk contract hebben.
Universiteiten hebben in de cao afspraken gemaakt over meer carrièreperspectieven
en meer werkzekerheid voor junior docenten en jonge onderzoekers. Zie verder mijn
antwoord op vraag 1.
Vraag 9
Bent u op dit moment al in gesprek met de instellingen over afspraken voor het terugdringen
van het aantal tijdelijke contracten? Zo ja, hoe staat het hiermee? Zo nee, wanneer
bent u dit van plan te doen?
Antwoord 9
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Vraag 10
Op welke wijze gaat u invulling geven aan de ambitie om het wetenschappelijk personeel
op een andere manier te waarderen en belonen, zoals aangegeven in uw brief «Nieuwsgierig
en betrokken – de waarde van wetenschap»?
Antwoord 10
Recent hebben VSNU, NWO, NFU en Zonmw aangekondigd dat zij een impuls gaan geven aan
de verandering van het waarderen en belonen van wetenschappers, zodat alle academische
taken gewaardeerd en beloond worden, namelijk onderwijs, onderzoek, maatschappelijke
en economische impact en academisch leiderschap.
Bij de VSNU wordt momenteel onder leiding van twee rectoren aan een position paper
gewerkt. Men gaat in het najaar met wetenschappers aan de hand hiervan bepalen hoe
deze transitie vorm kan krijgen. NWO en Zonmw organiseren in mei een congres om samen
met wetenschappers tot nieuwe normen voor de kwaliteit van wetenschap te komen. Ik
steun deze ambities onder andere door € 500.000 beschikbaar te stellen om pilots op
dit gebied te ontwikkelen.
Vraag 11
Op welke wijze bent bereid tegemoet te komen aan de eisen van FNV, VAWO en WOinActie,
namelijk een investering van 1,15 miljard euro wegens achterstallige financiering,
het schrappen van de doelmatigheidskorting en meer geld naar de eerste geldstroom
voor onderzoek?
Antwoord 11
Dit kabinet investeert fors, € 581 miljoen in 2019 in het hoger onderwijs en onderzoek.
Voor extra investeringen bovenop deze al forse investeringen zie ik op dit moment
geen ruimte. De instellingen kunnen zelf ook extra investeringen doen. Zo hebben de
universiteiten over de afgelopen jaren steeds een positief resultaat behaald (in 2017
€ 63,5 miljoen). Uit dit positieve resultaat kunnen investeringen worden gedaan in
de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek en het terugdringen van het aantal tijdelijke
dienstverbanden. In de beleidsreactie bij de financiële staat van het onderwijs (Kamerstuk 35 000-VIII, nr.145) van 3 december 2018 is uitgebreid ingegaan op de financiële positie van de universiteiten
en de mogelijkheden die ik zie bij universiteiten om zelf extra te investeren.
Met betrekking tot meer geld naar de eerste geldstroom voor onderzoek merk ik het
volgende op. In het Regeerakkoord zijn extra middelen opgenomen voor onderzoek in
de begroting van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap. Het gaat om €
250 miljoen structureel. Voor praktijkgericht onderzoek is structureel € 25 miljoen
beschikbaar, daarvan gaat 30% naar de eerste geldstroom van hogescholen. Ook is er
structureel € 70 miljoen voor sectorplannen, daarvan is structureel € 60 miljoen beschikbaar
voor de eerste geldstroom van de universiteiten voor sectorplannen Bèta- en Techniekonderzoek
en Social Sciences & Humanities (SSH)onderzoek. De eerste geldstroom voor onderzoek
van universiteiten wordt dus met deze middelen vergroot.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.