Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Hijink over misstanden in woonzorginstellingen en gebrek aan toezicht hierop
Vragen van het de leden Hijink en Van Nispen (beiden SP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Rechtsbescherming over misstanden in woonzorginstellingen en gebrek aan toezicht hierop (ingezonden 22 februari 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens
de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 15 april 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 1888.
Vraag 1
Kent u de berichten dat er veel mis gaat bij woonzorginstellingen die beschermd wonen
en begeleiding aan huis bieden, maar waar sprake is van veel drugsgebruik, wapenincidenten,
agressie en andere incidenten die niet gemeld worden?1 Wat is uw oordeel daarover?
Antwoord 1
Ik ben bekend met de berichtgeving. De genoemde incidenten zijn zorgelijk. Tegelijkertijd
is de berichtgeving gebaseerd op een concrete kwestie. Op basis van mijn huidige inzicht
is er geen aanleiding voor de veronderstelling dat deze problematiek breed speelt
binnen woonzorginstellingen.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat vanwege bezuinigingen is besloten om tbs’ers versnel door te
laten stromen naar beschermd woonvormen en daarnaast de vraag is toegenomen naar beschermd
wonen voor andere forensische cliënten? Wat vindt u ervan dat het volgens deskundigen
bij kleine zorgaanbieders ontbreekt aan opschalingsmogelijkheden die nodig zijn voor
de begeleiding aan deze doelgroepen? Gaat u hiervoor maatregelen treffen?2
Antwoord 2
Het klopt niet dat er vanwege bezuinigingen is besloten tbs’ers versneld door te laten
stromen naar beschermd wonen (BW). De oorzaak voor het sneller doorstromen vanuit
de tbs-kliniek ligt in de maatregelen die in 2015 zijn genomen om de behandelduur
van de tbs terug te brengen. Die was zodanig opgelopen dat het tot gevolg had dat
rechters de maatregel minder oplegden. Binnen de tbs-klinieken wordt er met behulp
van risicotaxatieinstrumenten afgewogen of een langdurig verblijf in de kliniek noodzakelijk
is of een lager beveiligingsniveau volstaat. Soms is het verblijf in overige forensische
zorg in het kader van de behandeling wenselijk en draagt het bij aan het voorkomen
van recidive. Dit wordt altijd getoetst door de Adviescommissie Verloftoetsing tbs
(AVT). Het klopt dat er capaciteit is gesloten in de tbs, omdat er sprake was van
overcapaciteit.
Het klopt ook dat er in de afgelopen jaren sprake is van een toename van de vraag
naar het aantal forensisch beschermd wonen plekken voor justitiabelen (niet tbs-gestelden).
De toename van de vraag naar beschermd wonen kan echter niet gerelateerd worden aan
de bezuinigingen; het aantal aanmeldingen vanuit de tbs is niet sterk toegenomen.
Om de oorzaken voor de toegenomen vraag van forensisch beschermd wonen in kaart te
brengen is op verzoek van de Minister voor Rechtsbescherming een onderzoek uitgevoerd
door AEF. Inmiddels is dit onderzoek afgerond en de Minister voor Rechtsbescherming
zal hier dieper op ingaan in de brief die door Uw Kamer is verzocht over dit onderwerp.
Uw Kamer zal deze brief op korte termijn ontvangen. Ook de signalen dat er te weinig
opschalingsmogelijkheden zijn komen hierin aan de orde.
Vraag 3
Vindt het wenselijk dat steeds meer kleine zorgorganisaties een contract krijgen om
justitiële zorg te bieden, terwijl het toezicht op deze zorgorganisaties tekort schiet?
Wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 3
In 2018 is de forensische zorg conform de daarvoor geldende richtlijnen en wettelijke
Europese regelgeving aanbesteed. Een van de grondbeginselen van de aanbestedingswet
is gelijke kansen voor iedere zorgaanbieder. In de praktijk betekent dit dat iedere
zorgaanbieder binnen de gestelde eisen in de gelegenheid moet worden gesteld om een
offerte in te dienen. Gelet op de behoefte aan de capaciteit van begeleid wonen is
het een goede ontwikkeling dat meer, ook kleine zorgaanbieders, in de gelegenheid
zijn om forensisch begeleid wonen aan te bieden. Dit draagt bij aan een landelijk
dekkend forensisch zorgaanbod. Ik heb niet vast kunnen stellen dat het toezicht op
deze zorgorganisaties tekort schiet. In vraag 4 ga ik verder in op de wijze waarop
het toezicht bij de betrokken zorgaanbieder heeft plaatsgevonden.
Vraag 4
Waarom hebben inspecties en gemeenten niet (tijdig) ingegrepen bij de misstanden die
onderzocht werden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 4
Voor de beantwoording van deze vraag heb ik informatie bij betrokken partijen ingewonnen.
Op basis van deze informatie kom ik niet tot de conclusie dat inspecties en gemeenten
niet tijdig hebben ingegrepen.
Als er signalen zijn dat de kwaliteit van de ondersteuning, waaronder begrepen de
veiligheid, onvoldoende zou zijn, voert de Wmo-toezichthouder onderzoek uit. In dit
geval heeft de gemeentelijk toezichthouder (ondergebracht bij de GGD) dit ook gedaan.
De tekortkomingen waren blijkens de rapportage van de toezichthouder niet van dien
aard dat de veiligheid van cliënten onvoldoende gewaarborgd werd. De toezichthouder
heeft na onderzoek geadviseerd verbeterafspraken met de zorgaanbieder te maken en
deze hiervoor een hersteltermijn te bieden. De gemeente heeft dit advies van de toezichthouder
overgenomen en verbeterafspraken gemaakt op een drietal thema’s, te weten «veilig
en duidelijk medicatiebeleid», «duidelijk beleid met betrekking tot het gebruik van
(hard)drugs’en «veiligheidsgevoel onder cliënten». Bij de herinspectie door de toezichthouder
bleek dat de aanbieder in de instellingen werk had gemaakt van de verbeterafspraken
en dat er veel veranderingen waren doorgevoerd. Naar de mening van de toezichthouder
was er na de herinspectie geen aanleiding voor aanvullende maatregelen anders dan
het blijven volgen van de uitvoering.
Vraag 5 en 6
Wat vindt u ervan dat uit onderzoek van omroep Gelderland blijkt dat een groot deel
van de gecontracteerde woonzorginstellingen die forensische zorg bieden, nooit een
bezoek van de inspectie hebben gehad, ook niet voordat ze een contract kregen?
Kunt u verklaren dat de Inspectie Justitie en Veiligheid aan Omroep Gelderland zegt
dat zij geen individuele zorgorganisaties controleren en dat volgens deze inspectie
het toezicht op de kwaliteit en veiligheid van zorg ligt bij de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) terwijl op de website van de IGJ van veel van de zorgorganisaties die
forensische zorg bieden geen inspectierapport is te vinden?
Antwoord 5 en 6
In het zorg- en ondersteuningsstelsel kennen wij een aantal toezichthouders of inspecties,
elk verantwoordelijk voor een specifiek zorg- of ondersteuningsdomein. Daar waar de
domeinen elkaar raken of doorkruisen, worden afspraken gemaakt tussen de toezichthouders
en inspecties over samenwerking.
Sinds 2015 wordt de zorg die Regionale Instellingen voor Beschermende Woonvormen (RIBW’s)
leveren, voor zover er sprake is van voorzieningen uit hoofde van de Wmo 2015, door
de gemeenten ingekocht. Het toezicht ligt daardoor bij de gemeentelijke Wmo-toezichthouder.
Als een RIBW ook forensische zorg levert, dan houdt de IGJ ten aanzien van die zorg
toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg. De IGJ houdt ook toezicht op instellingen
voor zover zij (ook) zorg verlenen die onder de Wlz of Zvw valt.
Naast de IGJ heeft ook de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) een toezichtstaak
met betrekking tot de forensische zorg. De IJenV heeft alleen een rol wanneer er nog
sprake is van een strafrechtelijke titel. Zowel de IGJ als de Inspectie van Veiligheid
en Justitie (IJenV) kunnen themagericht of op basis van signalen onderzoek doen. Bovenstaande
zal op korte termijn ook in een Commissiebrief nader uiteen gezet worden.
De IGJ houdt risicogestuurd toezicht. Die risico’s bepaalt IGJ aan de hand van allerlei
factoren. Enkele van de genoemde instellingen zijn dus ook door de IGJ bezocht en
zo nodig heeft afstemming met de gemeentelijk toezichthouder plaatsgevonden. Het kan
dus inderdaad voorkomen dat op basis van beschikbare informatie zorgaanbieders niet
bezocht zijn door de inspectie voordat ze een contract kregen binnen de forensische
zorg.
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat bij Rigter Zorg in Arnhem bleek dat de veiligheid van cliënten
onvoldoende werd gewaarborgd, omdat personeel niet deskundig was, dat sommigen van
hen geen opleiding in de zorg hadden gehaden zij verbaal en fysiek geweld gebruikten?
Maar ook dat niet duidelijk was hoeveel uren zorg er werkelijk werden besteed aan
de cliënten, er geen veilig medicatiebeleid was, er geen drugs- en alcoholprotocol
was en incidenten niet werden gemeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 7
Het beeld dat geschetst wordt in de artikelen van Omroep Gelderland is geen fraai
beeld. Het feit dat niet (volledig) aan alle kwaliteitseisen wordt voldaan bij een
zorgaanbieder op het moment van inspectie, betekent niet per definitie dat de veiligheid
van cliënten onvoldoende gewaarborgd is. De gemeentelijke toezichthouder gaf in deze
specifieke situatie na onderzoek aan, dat ondanks de verbeterpunten, de veiligheid
niet in het geding was. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Vraag 8
Vindt u het acceptabel dat zorgorganisaties zo lang door kunnen blijven gaan, terwijl
ze niet aan de kwaliteitseisen voldoen, er niet wordt geïnspecteerd of ingegrepen
door de gemeente. Hoe verhoudt dit zich tot patiëntveiligheid?
Antwoord 8
Nee. Ik vind het van groot belang dat zorgaanbieders waarborgen dat de voorzieningen
voldoen aan de daartoe gestelde eisen. Dat is primair de verantwoordelijkheid van
de zorgaanbieder. Daarbij is het de verantwoordelijkheid van gemeenten om zich van
deze kwaliteit te vergewissen, zoveel mogelijk vooraf, op het tijdstip van contracteren
en gedurende de uitvoering vanuit de opdrachtgevende en toezichthoudende rol. De gemeente
en ook de gemeentelijk toezichthouder dienen daarbij alert te zijn op signalen die
duiden op een uitvoering die niet volledig aan de eisen voldoet.
Vraag 9
Wat vindt er ervan dat volgens de inspectie bleek dat er veel incidenten waren bij
zorgorganisatie Stichting Onderdak en dat zij ondanks alle incidenten een contract
kregen om zorg te mogen bieden aan (ex)-gevangenen en (ex)-tbs'ers. Hoe is dit mogelijk?
Kunt u dit toelichten?
Antwoord 9
De GGD geeft in haar reactie aan dat bij genoemde instellingen door de Wmo-toezichthouder
werd geconstateerd dat deze aanbieder op het moment van het onderzoek (nog) niet volledig
aan de kwaliteitseisen voldeed. Dit betekent niet per definitie dat de zorg onder
de maat is of de veiligheid voor cliënten in het geding is. Als de veiligheid van
cliënten niet in het geding is, krijgen aanbieders eerst de tijd om wel aan de kwaliteitseisen
te voldoen. Blijkt na het verstrijken van de daartoe gestelde termijn dat nog steeds
niet aan de kwaliteitseisen wordt voldaan dan zal de gemeente aanvullende maatregelen
moeten overwegen.
In de contracten die de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) met de zorgaanbieders
sluit is opgenomen dat de zorgaanbieder de DJI dient te informeren wanneer een rapport
door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) of de Inspectie van Justitie en Veiligheid
(IJenV) over zijn instelling is uitgebracht en dit rapport desgevraagd direct ter
beschikking te stellen aan DJI. Wanneer daaruit blijkt dat een zorgaanbieder de eisen
van verantwoorde tenuitvoerlegging van straffen en vrijheidsbenemende maatregelen
niet naleeft, kan DJI een aanwijzing geven, met een termijn waarbinnen de aanbieder
daaraan moet voldoen. De zorgaanbieder is verplicht de aanwijzing op te volgen.
Vraag 10
Wilt u reageren op het verdrietige overlijden van Jimmy (27 jaar) die aan drugs overleed
in een zorginstelling, terwijl hij daar kwam om te herstellen?3
Antwoord 10
Ik kan niet ingaan op deze casus anders dan het uitspreken dat dat deze gebeurtenis
voor de familie en alle betrokkenen ontzettend verdrietig is. De inspanningen van
betrokken partijen, waaronder de zorgverleners zijn er uiteraard op gericht dit soort
gebeurtenissen te allen tijde te voorkomen en dan is het buitengewoon verdrietig dat
een dergelijke gebeurtenis zich – desondanks – voordoet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.