Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dik-Faber over de situatie van donorkinderen
Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de situatie van donorkinderen (ingezonden 5 maart 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 15 april
            2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1889.
         
Vraag 1
            
Herinnert u zich het Actieplan ondersteuning donorkinderen dat uw ambtsvoorganger
               op 4 juli 2017 naar de Tweede Kamer heeft verzonden?1 Kunt u voor elk van de zeven actiepunten aangeven wat de stand van zaken is? Kunt
               u een overzicht geven welke actiepunten gerealiseerd zijn, wat uw voornemens zijn
               terzake de andere punten en wat uw planning is? Op welke wijze worden (vertegenwoordigers
               van) donorkinderen bij de uitvoering betrokken?
            
Antwoord 1
            
Het Actieplan ondersteuning donorkinderen is mij bekend. Bij het opstellen van het
               actieplan zijn de volgende partijen betrokken: Stichting donorkind, Stichting Donor
               Detectives NL/BE, Defence for Children, Fiom en de Stichting donorgegevens kunstmatige
               bevruchting (Sdkb). Bij de uitwerking van de verschillende actiepunten zijn de direct
               bij de uitvoering betrokken partijen betrokken.
            
Ik zal per actiepunt een stand van zaken geven:
– Actiepunt 1 «Anonimiteit versus bekendheid van donoren van voor 2004» is uitgevoerd. Ik heb een brief gestuurd naar (fertiliteits)klinieken samen met de
                     voorzitter van de Sdkb over het benaderen van anonieme donoren. De afspraken die hierin
                     zijn opgenomen, moeten ertoe leiden dat anonieme donoren van voor 2004 besluiten hun
                     status van «anoniem» te wijzigen in «bekend».
                  
– Actiepunt 2 «Communicatieplan» en actiepunt 4 «Ondersteunen van ouders bij het informeren
                        van hun kind»: er is een werkgroep opgericht om tot een communicatieplan te komen met betrekking
                     tot het oproepen van anonieme donoren om zich bekend te maken. Ook houdt deze werkgroep
                     zich bezig met de ondersteuning van (wens)ouders. In deze werkgroep zijn de volgende
                     partijen vertegenwoordigd: Stichting Donorkind, Stichting Donor Detectives NL/BE,
                     de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), de Vereniging voor
                     Klinische Embryologie (KLEM), Sdkb en Fiom. De werkgroep beziet onder meer of gezamenlijk
                     een digitaal Informatiepunt donorconceptie kan worden ingericht waar alle informatie
                     rond dit onderwerp makkelijk te vinden is voor donorkinderen, (wens)ouders en donoren.
                  
– Actiepunt 3 «Matchen op basis van DNA» is uitgevoerd. Zowel donoren als donorkinderen kunnen zich gratis inschrijven in
                     de Fiom KID-DNA databank. Tevens heeft naar aanleiding van actiepunt 3 eind 2017 een
                     rondetafelgesprek plaatsgevonden met deskundigen op het gebied van DNA-onderzoek.
                     Naast deze experts waren ook de bij het Actieplan betrokken partijen aanwezig. Het
                     gesprek heeft inzicht opgeleverd in het optimaliseren van het matchen van een donorkind
                     en een donor en het matchen van donorkinderen onderling via de Fiom KID-DNA databank.
                     Ik heb u in mijn brief van 13 november 20182 geïnformeerd dat ik op basis hiervan concludeer dat deze databank effectief is als
                     het gaat om het matchen van donorkinderen en donoren en tevens goede privacy waarborgen
                     biedt voor donorkinderen en hun verwanten.
                  
– Actiepunt 5 «Wijziging van de wet»: de wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wdkb) is in voorbereiding.
                     Ik verwacht dat na de zomer de internetconsultatie wordt uitgezet.
                  
– Actiepunt 6 «Genetische afwijkingen» is gerealiseerd. Het punt is in het actieplan opgenomen omdat belangenorganisaties
                     onduidelijkheid ervoeren over de wijze waarop er binnen Nederland omgegaan wordt met
                     genetische afwijkingen die geconstateerd worden bij donorkinderen en die mogelijk
                     te herleiden zijn tot de donor. De NVOG heeft het Standpunt Sperma Donatie opgesteld
                     (april 2018). Onderdeel van dit standpunt is hoe te handelen in geval van aangeboren
                     afwijkingen die geconstateerd worden bij donorkinderen en die mogelijk te herleiden
                     zijn tot de donor3.
                  
– Actiepunt 7 «Toezicht op de klinieken» ziet op het toezicht op de klinieken door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).
                     Dit valt onder de reguliere werkzaamheden van de IGJ en is geen actiepunt in de juiste
                     zin van het woord.
                  
Vraag 2
            
Hoe wordt de uitvoering van het actieplan gemonitord? Is er één organisatie die toezicht
               houdt op de uitvoering van het actieplan? Zo nee, bent u bereid deze organisatie aan
               te wijzen?
            
Antwoord 2
            
Het Actieplan ondersteuning donorkinderen is opgesteld door de voormalig Minister
               van VWS in samenwerking met de partijen genoemd in het antwoord op vraag 1. Het Ministerie
               van VWS faciliteert en ondersteunt de uitwerking ervan. Zoals gebruikelijk legt de
               Minister van VWS verantwoording af over het gevoerde beleid aan de Tweede Kamer en
               daarmee ook over de stand van zaken met betrekking tot het Actieplan ondersteuning
               donorkinderen (zie bijvoorbeeld de nota Medische Ethiek van 6 juli 20184).
            
Vraag 3
            
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is rond de evaluatie van de Wet donorgegevens
               kunstmatige bevruchting en de wetswijziging die wordt voorbereid? Wanneer denkt u
               de evaluatie en uw beleidsreactie naar de Kamer te sturen?
            
Antwoord 3
            
De evaluatie van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wdkb) is afgerond en
               ik verwacht het rapport eind april. Ik verwacht de evaluatie en mijn reactie erop
               deze zomer naar de Tweede Kamer te kunnen sturen.
            
De wijziging van de Wdkb is nog in voorbereiding (zie mijn antwoord op vraag 1). Ik
               verwacht een internetconsultatie na de zomer uit te kunnen zetten.
            
Vraag 4
            
Worden wensouders gescreend, zoals bij een adoptieprocedure, voordat zij in aanmerking
               komen voor een vruchtbaarheidsbehandeling met hulp van een eicel- of spermadonor?
               Zo nee, waarom niet? Bent u van plan deze screening te introduceren? Zo ja, hoe wilt
               u deze screening vormgeven?
            
Antwoord 4
            
Er vindt een medisch en psychosociaal onderzoek plaats bij wensouders door respectievelijk
               een arts en een maatschappelijk werker of psycholoog met deskundigheid op het gebied
               van voortplantingsgeneeskunde alvorens wensouders in aanmerking komen voor een vruchtbaarheidsbehandeling.
               De NVOG hanteert hierbij het Protocol «Mogelijke morele contra-indicaties bij vruchtbaarheidsbehandelingen»5. De verzoeken worden in zogenoemde multidisciplinaire beraadsgroepen besproken. Bij
               twijfel over de ernst van de risico’s voor het kind wordt aanbevolen wensouders te
               verwijzen naar een GZ-psycholoog of psychiater voor diagnostiek en advies. Het belang
               van het kind staat voorop.
            
Vraag 5
            
Bent u het met mij eens dat voorlichting bij de start van de medische behandeling
               wensouders kan helpen om zich voor te bereiden op de komst van een donorkind, bijvoorbeeld
               als het gaat over hechting en de eventuele rol van de donor? Zo ja, hoe wilt u hierin
               voorzien?
            
Antwoord 5
            
Voorlichting is een vast onderdeel van de counseling voordat de vruchtbaarheidsbehandeling
               plaatsvindt in aanvulling op onderzoek zoals besproken in het antwoord op vraag 4.
               Hierbij wordt de Wdkb uitgelegd en de implicaties ervan. De beroepsgroep heeft voorlichting
               over dit onderwerp in haar richtlijnen opgenomen. Openheid naar het kind over donorconceptie
               is een van de counselingsitems die vooraf besproken wordt. Fiom heeft als kenniscentrum
               voor onbedoelde zwangerschappen en afstammingsvragen ook informatie beschikbaar op
               hun website. Fiom organiseert daarnaast onder meer bijeenkomsten voor ouders over
               «praten met je kind over donorconceptie». Sinds 2019 bouwt Fiom tevens aan een netwerk
               van fertiliteitscounsellors, zodat er een doorlopend zorgaanbod beschikbaar is voor
               gezinnen na donorconceptie.
            
Vraag 6
            
In hoeverre worden wensouders aangemoedigd om zo vroeg mogelijk open te zijn naar
               hun kind over afstamming? Op welke wijze wordt hierin het belang van het (toekomstige)
               kind meegewogen?
            
Antwoord 6
            
De NVOG heeft in haar Standpunt Geassisteerde voortplanting met gedoneerde gameten
               en gedoneerde embryo’s en draagmoederschap over dit onderwerp aanbevelingen opgenomen,
               die gebaseerd zijn op internationale en nationale wetenschappelijke onderzoeken op
               dit gebied. In Nederland wordt ouders aangeraden om op jonge leeftijd te beginnen
               met hun kind in te lichten over donorconceptie. Fiom organiseert de workshop «praten
               met je kind over donorconceptie». Fertiliteitsklinieken wijzen (wens)ouders actief
               op deze workshops. Op haar website geeft Fiom ook informatie over educatief materiaal
               dat ouders kan ondersteunen in het bespreekbaar maken van donorconceptie. De website
               zal medio 2019 ook uitgebouwd zijn met een eigen informatieluik voor (wens)ouders.
            
Vraag 7
            
Kunt u zich voorstellen dat donorkinderen vragen hebben over identiteit, het hebben
               van veel halfbroers en -zussen en de rol van de donor? Waar kunnen donorkinderen terecht
               voor psychosociale begeleiding bij afstammingsvragen?
            
Antwoord 7
            
Ik kan mij zeker voorstellen dat dergelijke vragen een rol kunnen spelen in het leven
               van een donorkind. Fiom is het kenniscentrum voor onbedoelde zwangerschap en afstammingsvragen.
               Donorkinderen kunnen bij Fiom terecht met vragen op dit terrein. Fiom biedt ook begeleiding
               bij de verstrekking van de persoonsidentificerende gegevens van de donor en ook wanneer
               er een ontmoeting plaatsvindt met de donor. Fiom biedt tevens begeleiding wanneer
               halfbroers en -zussen elkaar willen ontmoeten, nadat zij gematcht zijn via de Sdkb
               of via de Fiom KID-DNA databank. Wanneer er problemen spelen op het gebied van bijvoorbeeld
               identiteitsvragen of hechting kan het donorkind gebruik maken van het reguliere zorgaanbod
               of via de huisarts worden doorverwezen naar de GGZ.
            
Vraag 8
            
Klopt het dat de psychosociale begeleiding bij afstammingsvragen is overgeheveld van
               Fiom naar vrijgevestigde therapeuten, waarmee deze hulpverlening onderdeel is geworden
               van de breedte van het lokale zorgaanbod? Hoe wilt u het aanbod en de toegankelijkheid
               van deze hulpverlening verbeteren?
            
Antwoord 8
            
Zie het antwoord op vraag 7 voor de begeleiding die Fiom biedt bij een ontmoeting
               tussen een donorkind en een donor en bij ontmoetingen tussen halfbroers en -zussen.
               Er is nooit sprake geweest dat Fiom hulpverlening biedt wanneer er sprake is van psychosociale
               problematiek bij donorkinderen. Hiervoor kunnen donorkinderen terecht bij de reguliere
               zorg- en hulpverlening.
            
Vraag 9
            
Waar is het criterium van 25 kinderen per donor op gebaseerd? Welke aantallen worden
               in andere Europese landen gehanteerd? Bent u ook bereid naar andere criteria te kijken,
               zoals een grens aan het aantal gezinnen dat gebruik kan maken van het zaad van één
               donor?
            
Antwoord 9
            
In 1992 is er een berekening gemaakt van het aantal toegestane kinderen per spermadonor
               in Nederland (CBO rapport 1992). Deze berekening is gebaseerd op het risico dat kinderen
               van dezelfde donor met elkaar een relatie aangaan zonder dat zij weten dat zij halfbroer/halfzus
               zijn (consanguïniteit). Er is in 2018 een nieuwe berekening gemaakt door de beroepsgroepen
               omdat er sinds 1992 een groot aantal veranderingen is opgetreden die deze berekening
               beïnvloeden, zoals het verbod op het gebruik van anonieme donoren en de toegankelijkheid
               van Kunstmatige Inseminatie met Donorzaad (KID) voor alleenstaanden en lesbische paren.
               Zie hiervoor het Standpunt Spermadonatie6 van de NVOG en KLEM. De conclusie is dat het risico op consanguïniteit bij KID-kinderen
               is afgenomen ten opzichte van 1992. Zelfs met 200 kinderen per donor is het aantal
               verwachte consanguïne relaties tussen KID-kinderen <1.
            
De beroepsgroepen hanteren nu de norm van maximaal 12 gezinnen per donor en laten
               de norm van 25 kinderen per donor los. Dit heeft tot doel dat men dezelfde donor voor
               meerdere kinderen binnen één gezin kan garanderen. In de praktijk komt het daarmee
               neer op ongeveer maximaal 25 kinderen per donor. Op verzoek van de donor worden in
               de praktijk ook wel afspraken gemaakt over een lager aantal kinderen per donor.
            
In Duitsland is de grens vijftien kinderen per donor, in Frankrijk tien, in Zwitserland
               acht, in Spanje zes en in Denemarken twaalf (dit was eerder nog vijfentwintig). Er
               zijn drie landen die het aantal gezinnen, waaraan een donor mag donoren, hebben begrensd:
               Engeland (tien), België (zes), en Oostenrijk (drie). (Gezondheidsraad: Het maximum aantal kinderen per spermadonor. Evaluatie van de huidige richtlijn, september 2013).
            
Vraag 10
            
Op welke wijze worden de belangen van de wensouders en het (toekomstige) kind afgewogen
               bij het bepalen van een criterium? Kunt u zich voorstellen dat het erg overweldigend
               is om te maken te krijgen met 25 halfbroers en -zussen?
            
Antwoord 10
            
Het is niet duidelijk wat de psychosociale gevolgen zijn van de huidige situatie van
               niet-anonieme donatie voor kinderen, ouders en donoren. Pas vanaf 2021, wanneer de
               eerste kinderen die na invoering van de Wdkb verwekt zijn contact op kunnen nemen
               met de donor en eventueel ook met hun halfbroers en -zussen, zullen deze effecten
               zichtbaar zijn en dan zal blijken hoe direct betrokkenen hun rol in een groot verwantschapsnetwerk
               ervaren.
            
Het Academisch Medisch Centrum (AMC) doet op dit moment samen met de Faculteit Maatschappij-
               en Gedragswetenschappen (FMG) van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en Fiom onderzoek
               naar de begeleiding bij een ontmoeting tussen de donor en een donorkind en naar de
               begeleiding bij een ontmoeting tussen (meerdere) halfbroer(s) of zus(sen), de zogenaamde
               Badok II studie. Er wordt onderzocht of de begeleiding aansluit bij de behoefte van
               betrokkenen en welke invloed een ontmoeting heeft op de kwaliteit van leven. VWS financiert
               dit onderzoek via het ZonMw-programma Ethiek en Gezondheid. De resultaten van dit
               onderzoek, die ik in maart 2020 verwacht, leveren input voor het adequaat vormgeven
               van de begeleiding bij contact tussen donorkind en donor en tussen donorkinderen onderling.
               Mogelijk bieden de resultaten ook inzicht in de consequenties van de norm van het
               maximaal aantal kinderen/gezinnen per donor.
            
Vraag 11
            
Wordt er onderzoek gedaan naar de psychosociale ontwikkeling van donorkinderen? Zo
               ja, wat zijn de resultaten daarvan of wanneer worden deze verwacht? Zo nee, bent u
               bereid om een dergelijk onderzoek te laten verrichten?
            
Antwoord 11
            
Er is al een en ander bekend in de literatuur over de ontwikkeling van donorkinderen.
               Tot op heden zijn er geen verontrustende resultaten gerapporteerd. Donorkinderen doen
               het goed op school en ontwikkelen zich emotioneel goed binnen de normale range (zie
               bijvoorbeeld Golombok et. al, 2013). Onderzoek toont ook aan dat de familierelaties
               niet verschillen van kinderen die volledig genetisch eigen zijn, waarbij openheid
               naar het kind toe een grote positieve rol bijdraagt (zie bijvoorbeeld Schrijvers et.
               al, 2017). De Badok II studie zal ook meer inzicht geven in de psychosociale ontwikkeling
               van donorkinderen (zie het antwoord op vraag 10).
            
Vraag 12
            
Wat vindt u ervan dat donorkinderen vanaf hun 16e levensjaar inzicht kunnen krijgen
               in hun afstammingsgegevens (als de donor daarvoor toestemming heeft gegeven)? Kunt
               u zich voorstellen dat het in het belang van het kind kan zijn om deze leeftijdsgrens
               te vervroegen, bijvoorbeeld naar een moment vóór de puberteit als identiteitsvragen
               spelen? Is hiernaar onderzoek gedaan? Bent u bereid hierover met belangengroepen en
               -organisaties in gesprek te gaan?
            
Antwoord 12
            
Wat betreft de leeftijdsgrens van 16 jaar is aangesloten bij andere wetgeving, zoals
               de Wet op geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo), omdat van het kind een weloverwogen
               en vrijwillige beslissing wordt gevraagd. Vanaf de leeftijd van 12 jaar kunnen donorkinderen
               niet-persoonsidentificerende informatie over de donor opvragen, zoals de haarkleur,
               de kleur van de ogen en hobby’s van de donor.
            
Er bestaat geen onderzoek naar de minimum leeftijdsgrens, ook wereldwijd niet. Nederland
               heeft de jongste leeftijd waarop er informatie wordt vrijgegeven. Er is ook geen onderzoek
               bekend waarin donorkinderen met een identificeerbare donor, die in openheid met betrekking
               tot donorconceptie zijn opgegroeid, vragen om die leeftijdsgrens te verlagen. Ik heb
               dus geen aanwijzingen dat het van belang is deze leeftijd te verlagen, noch welke
               leeftijd dat dan moet zijn. Duidelijk moet zijn dat het de wens van het kind zelf
               is en niet de wens van de ouders.
            
Vraag 13
            
Hoe bereiden organisaties zoals de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting
               (SDKB) zich voor op het jaar 2020–2021, wanneer donorkinderen voor wie de nieuwe wetgeving
               uit 2004 geldt voor het eerst 16 jaar worden en deze kinderen mogelijk op zoek gaan
               naar hun donorvader? Bent u bereid ook hierover met belangengroepen en -organisaties
               in gesprek te gaan?
            
Antwoord 13
            
Fiom heeft reeds ervaring met de begeleiding van donorkinderen en donoren bij de verstrekking
               van persoonsidentificerende gegevens van de donor. Fiom begeleidt dit proces ook wanneer
               aan donorkinderen van voor 2004 persoonsidentificerende gegevens worden verstrekt.
               Begin dit jaar is de Badok II studie van start gegaan. De resultaten van dit onderzoek
               leveren input voor het adequaat vormgeven van de begeleiding bij contact tussen donorkind
               en donor en tussen donorkinderen onderling (zie ook het antwoord op vraag 10).
            
De Sdkb controleert haar werkprocessen en past of vult deze aan indien nodig. De Sdkb
               heeft mij aangegeven, bereid te zijn om in gesprek te gaan met belangengroepen hierover.
            
Vraag 14
            
Hebt u kennisgenomen van het bericht «donorkinderen gedupeerd, spermadonoren alsnog
               anoniem»?7 Klopt het dat de klinieken nog niet altijd informatie over donoren en zwangerschappen
               van voor 2004 aanleveren bij de SDKB? Klopt het dat de SDKB pas informatie opvraagt
               als een donorkind zich meldt? Hoe wilt u voorkomen dat gegevens niet meer beschikbaar
               zijn als donorkinderen zich melden?
            
Antwoord 14
            
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht. Klinieken leveren alle aanwezige gegevens
               aan van zwangerschappen en van donoren van voor 2004 in ieder geval op het moment
               dat om de gegevens wordt verzocht door de Sdkb. De enige uitzondering dat persoonsgegevens
               niet aangeleverd hoeven te worden, is wanneer de kliniek beschikt over een geheimhoudingsverklaring
               van donoren van voor 2004 die rond de inwerkingtreding van de Wdkb of later is ondertekend.
            
De Wgbo bepaalt dat gegevens uit medische dossiers zolang bewaard worden als redelijkerwijs
               uit de zorg van een goed hulpverlener voortvloeit. Een verzoek om vernietiging van
               gegevens wordt niet ingewilligd wanneer het verzoek bescheiden betreft waarvan redelijkerwijs
               aannemelijk is dat de bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de patiënt,
               alsmede voor zover het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet.
               Gezien het belang van donorkinderen om achter de informatie van de donor te kunnen
               komen en het bepaalde uit de Wdkb, kan van vernietiging van gegevens zonder overdracht
               van informatie aan Sdkb geen sprake meer zijn.
            
In de afspraken die de Sdkb met de klinieken heeft gemaakt staat voor de volledigheid
               opgenomen dat gegevens niet vernietigd worden zolang gegevens niet zijn overgedragen
               aan Sdkb. De afspraken zijn in december 2018 door mij samen met de voorzitter van
               de Sdkb per brief naar alle relevante klinieken en beroepsgroepen verzonden (zie ook
               vraag 1).
            
Het is inderdaad mogelijk dat gegevens van voor 2004 reeds vernietigd zijn of nooit
               goed gedocumenteerd zijn. De Sdkb ervaart doorgaans geen onwil van klinieken in het
               aanleveren van gegevens wanneer hierom verzocht wordt, maar wanneer klinieken niet
               over gegevens beschikken kan een kliniek niet aan het verzoek van de Sdkb voldoen.
               Wanneer de Sdkb vermoedt dat gegevens vanuit onwil niet verstrekt worden, meldt zij
               dit bij de IGJ.
            
Vraag 15
            
Worden de geheimhoudingsverklaringen door de SDKB gecontroleerd? Zo nee, hoe kan de
               SDKB dan garanderen dat de geheimhoudingsverklaring klopt, aangezien eerder is gebleken
               dat klinieken onterecht geheimhoudingsverklaringen in het systeem hebben opgenomen?
            
Antwoord 15
            
Het is voor de Sdkb niet mogelijk om geheimhoudingsverklaringen te controleren. Dit
               geldt overigens ook voor alle andere gegevens die de klinieken bij Sdkb registreren.
               De Sdkb gaat ervan uit dat gegevens die geregistreerd worden juist zijn en overeenkomen
               met de informatie uit de dossiers. Toezicht en handhaving vallen onder de verantwoordelijkheid
               van de IGJ.
            
In de afspraken (zie het antwoord op de vorige vraag) is met klinieken nader omschreven
               aan welke voorwaarden een geheimhoudingsverklaring moet voldoen. De klinieken waarvan
               bekend was dat zij de geheimhoudingsverklaring op andere wijze registreerden, hebben
               aangegeven dit aangepast te hebben in het systeem.
            
Vraag 16
            
Wat vindt u ervan dat donoren die bekend wilden worden nog altijd alsnog kunnen beslissen
               tot geheimhouding? Bent u met ons van mening dat dit in ieder geval indruist tegen
               de geest van de huidige wet? Bent u bereid dit punt mee te nemen in de evaluatie van
               de Wet donorschap kunstmatige bevruchting?
            
Antwoord 16
            
Ik kan mij de boosheid en teleurstelling van donorkinderen en hun ouders die in de
               veronderstelling waren dat zij gebruik hebben gemaakt van een bekende donor goed voorstellen.
               Op basis van de huidige wet is het echter niet mogelijk af te dwingen dat donoren
               van voor 2004 zich bekend maken; zij hebben destijds onder andere omstandigheden gedoneerd.
               In de wet is opgenomen dat voordat persoonsidentificerende gegevens van de donor aan
               een donorkind worden verstrekt de donor hiervoor altijd toestemming moet geven. Donoren
               van voor 2004 kunnen weigeren deze toestemming te geven; voor donoren van na de inwerkingtreding
               van de wet is dat niet mogelijk.
            
De evaluatie van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting is al afgerond. Ik verwacht
               het evaluatierapport eind april 2019.
            
Vraag 17
            
Kunt u aangeven hoeveel donorkinderen zich inmiddels gemeld hebben voor de gratis
               inschrijving in de Fiom KID-DNA databank, naar aanleiding van het aangenomen amendement
               Dik-Faber (Kamerstuk 35 000-XVI, nr. 22)?
            
Antwoord 17
            
Sinds 4 december hebben ongeveer 350 donorkinderen en 40 donoren zich aangemeld voor
               de Fiom KID-DNA databank. In totaal staan nu ruim 1.000 donorkinderen en bijna 600
               donoren ingeschreven in de Fiom KID-DNA databank.
            
Vraag 18
            
Is het u bekend dat ook in andere landen, waaronder in België, kinderen zijn verwekt
               door anonieme zaaddonoren uit Nederland? Zo ja, bent u bereid om de gratis inschrijving
               ook van toepassing te laten zijn op deze kinderen?
            
Antwoord 18
            
Alleen wanneer behandelingen hebben plaatsgevonden in een Nederlandse kliniek voor
               2004 kunnen ook donorkinderen uit andere landen (waaronder België) zich gratis inschrijven
               in de Fiom KID-DNA databank.
            
Vraag 19
            
Kunt u een stand van zaken geven van de wetgeving in andere Europese landen omtrent
               de beschikbaarheid van donorgegevens? Bent u bereid om bij uw Europese collega’s te
               pleiten voor meer openheid en het opheffen van anonimiteit, zodat ook in andere landen
               donorkinderen in staat worden gesteld om kennis te verkrijgen omtrent hun donorvader
               en eventuele halfbroers- en zussen?
            
Antwoord 19
            
De Europese landen die donoranonimiteit hebben afgeschaft en alleen identificeerbare
               donoren hebben zijn Zweden (sinds 1984), Oostenrijk (sinds 1992), Zwitserland (sinds
               2001), Nederland (sinds 2004), Noorwegen (sinds 2004), Verenigd Koninkrijk (sinds
               2005), Finland (sinds 2007) en Duitsland (sinds 2008). Wereldwijd hebben slechts 13
               landen de donoranonimiteit opgeheven. In Frankrijk en Spanje mag anoniem gedoneerd
               worden. Denemarken heeft zowel anonieme als identificeerbare donoren. De wet in België
               ziet op anoniem doneren. Gekende donoren, oftewel donoren die door wensouder(s) worden
               gekend, zijn wel toegestaan in België.
            
Medisch ethische vraagstukken, zoals het afschaffen van donoranonimiteit, zijn bij
               uitstek nationale aangelegenheden, gezien de verschillende culturele opvattingen tussen
               de Europese landen. Ik ben daarom terughoudend met het op eigen initiatief op Europees
               niveau aan de orde stellen van deze kwestie. Alle Europese landen zijn partij bij
               het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Hierin zijn artikelen
               opgenomen die wijzen op het recht van ieder kind op kennis van zijn/haar afstamming
               (artikel 7 en artikel 8 van het IVRK). Alle betrokken landen moeten iedere vijf jaar
               verantwoording afleggen op het naleven van het IVRK aan het Kinderrechten comité van
               de VN.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.